Winterzonnewende… 22 december. De kortste dag voorbij.
Langzaamaan wordt het stil in mij…
Alle liefde woorden zijn gezegd geschreven en gewenst, van zegeningen genoten. Gedeeld, met grote dankbaarheid ontvangen, doorgegeven en goed gedaan. Tijd voor sabbatical time voor Annemiek…
De mijmeringen komen weer… dus ben gerust.
Op de valreep nog…
Een verhaal uit het herschreven manuscript van mijn boek: Onderweg naar Vrijheid.
Soms ging Mo
een pilsje pakken in Geleen bij zijn land/dorpsgenoot Abdessatar. Ze maakten
daar een uitje van. Samen deden ze de Arabische winkel aan; kochten harissa,
couscous, bijzondere groentesoorten en keurden het schapenvlees. Steevast
belandden ze na de aankopen bij bar Abdella. Daar ging ik niet meer heen.
Het bracht
alleen maar problemen. Ik wachtte wel thuis en hoorde de verhalen als Mo
terugkwam. Abdessatar zou gaan trouwen en was verloofd met een meisje uit
Mateur. Na hun huwelijk zou het meisje naar Nederland komen Dan zou Abdesattars oudere
Nederlandse “vlinder” worden afgedankt. Dat zou niet zonder slag of stoot gaan. Ach ja… dat was hun
probleem. Ik hield me ver van Abdessatar en zeker van zijn “vlinder.”
De weg van
de minste weerstand is een rustige weg. Ik koos ervoor… Mo en ik winkelden samen
in het winkelcentrum en gingen naar de weekmarkt voor onze deur. Lange
wandelingen in de pracht natuur rond Maas en Kanaal. Als Mo ging hardlopen
fietste ik soms achter hem aan, om de tijd en snelheid op te nemen.
De
vriendengroep van Nelleke en haar zussen waren we verloren. Ieder ging haar
eigen weg. De zussen hadden verkering en Nelleke had afstand genomen omdat ze
van Mo hield. Optrekken met collega’s bleef beperkt tot de werkuren. Af en toe
Lia en Jan met de kinderen op bezoek en een oude kennis van mij die de Franse
taal bij Mo kwam ophalen. soms kwam een zus uit Eindhoven een dag heen en weer met de trein…
Ik herinner
me een dag vol stil geluk in november. De warme herfstkleuren in het bos waar
we hand in hand liepen….. Het gevoel dat we niet meer samen maar met z’n
drietjes waren, liet me maar niet los. In mijn fantasie zag ik een klein ventje
door de bladeren scharrelen. Helemaal in de ban van de kleine beestjes en het
bos.
Een klein
beweeglijk eigengereid ventje. Was het wonder toen al gebeurd vroeg ik me af?
Voelde ik diep in mij het nieuwe leven dat was ontstaan? Enkele dagen later werd ik vroeg
in de ochtend misselijk van de geur van koffie. Er waren meer zaken die me
opvielen. Waren mijn borsten niet extra gevoelig en iets opgezet? Zekerheid
willen hebben, joeg me naar de huisarts.
Hoelang was
ik over tijd…..? Niet? Komende week zou ik het weten? Verbaasd werd ik
aangekeken. “Kom over vier of zes weken maar eens terug”, vond hij. Ik kon
voelen wat ik wilde. De man nam me niet serieus. Wat boos verliet ik de
praktijk. Later zou blijken dat je toen al bestond…..mijn zonnekind. Zo klein
als een hartje van een madelief…..
Met mijn
heel anders dan normaal aanvoelend lijf ben ik langs de babykleertjeszaak
gelopen. In gedachten zag ik een jongetje met krulletjes en een getint zacht
huidje. Hetzelfde jongetje als in het bos. Welk pakje zou daarbij passen?
Kijken om te kijken. Duiken in diepe zachtheid en wollige piepkleine pakjes en
sokjes. Broekjes en hemmetjes. Slofjes en speeltjes. Een rood hansopje met een
gele beer op het voorpand heb ik toen gekocht. Een piepklein kleerhangertje was
erbij.
Thuisgekomen
werden mijn ervaringen van die dag verteld. Mo was ervan overtuigd dat
aanstaande moeders inderdaad zelf wel voelden of ze zwanger zijn. Daar heb je
geen dokter voor nodig. In Tunis gingen ze daarvoor niet eens naar de dokter.
Het rood hansopje werd opgehangen aan de spiegel in de toekomstige babykamer.
De deur bleef nu altijd open, en keken we steeds weer naar dat rode pakje met
dat vrolijke beertje. Het hing klaar voor het piepklein graag gewild kleine
mensje dat zeker weten zijn leventje al leefde onder mijn hart…..
Lange verhalen…
Nee! Ik was
niet verbaasd toen de dokter bevestigde dat ik inderdaad zwanger was. Binnenkort
moest ik maar een afspraak maken bij de verloskundige…..
Ach, dat
kwam nog wel. Eerst moest ik nog in stilte genieten van mijn groeiend zonnekind.
Waarom je een Arabische naam zou krijgen en waarom je zo gewenst was. Dat kon
ik je niet vaak genoeg vertellen. Jij zou nooit te horen krijgen dat je nooit
geboren had mogen worden.
Altijd zou
ik er voor je zijn, wat het leven ons ook brengen zou. Een moeder/kind band is
de sterkste band op aarde. Nog eventjes hielden Mo en ik het blije nieuws
geheim….. Er was nog niets te zien, dacht ik. Maar hoe goed kenden de collega’s
Annemiek. De misselijkheid in de vroege morgen, dat hou je niet lang geheim.
Vaak
dromerig met een glimlach in afwezigheid. Dat valt op. De felicitaties kwamen
wat aarzelend. “Of we nu gingen trouwen?” Ach… daar had ik nog niet over
nagedacht. Daar moesten we het nog over hebben. Naïef? Hoezo? Ze zagen alweer
olifanten en beren. Getrouwd of niet, ik kreeg een kind van de man waar ik van
hield. Een gewenst kind voor hem en voor mij. Hij was dolblij net als ik. Een kindje
als God het wil, is de bekroning op een liefde.
In januari 1977 vroeg Mo me ten huwelijk. Ik
had niet anders verwacht. Zaak was, er vaart achter te zetten, de geboorte van
ons kind werd half juli verwacht. Er moesten uittreksels opgevraagd uit het
bevolkingsregister van Mateur in Tunesië.
Zijn broer Ali zou ze gaan halen op het gemeentehuis en opsturen. De man scheen nooit tijd te hebben leek het wel. Om een of andere reden duurde het allemaal veel te lang. Februari en maart verstreken. Uiteindelijk werd duidelijk dat het formulier persoonlijk afgehaald moest worden. Het begon erop te lijken dat ik duidelijk zwanger en ongetrouwd de familie van Mo zou ontmoeten…
Een vlucht
is zo geboekt. Een deel van het babygeld voor de uitzet zou eraan moeten
geloven. Twee mooie positiejurken werden gekocht. Tot op mijn enkels. Daar
hield ik toen van. Het hoorde bij de dromerige romantiek waarin ik me al
maanden bevond. Mo wilde goed voor de dag komen, dus werd een koffer set van
Samsonite gekocht. Een grote koffer plus een iets kleinere. Daar hoorde een
pracht van een beautycase bij. Alles in lichtblauw.
Vele
cadeautjes verdwenen in die koffers en de dag van vertrek bracht Jan van Lia
ons naar Schiphol. Eindelijk zou ik mijn toekomstige schoonfamilie zien.
Alles was
rozengeur en maneschijn. De grote Boeing van Tunis Air met de Arabische
stewardessen. Over mijn hoofd werd over de “zwangere vrouw” gesproken in de
Arabische taal. Er werden extra kussens aangesleept en terwijl de Arabische
muziek klonk gingen de deuren dicht en begonnen de motoren te loeien….. De
tranen zaten hoog van zoveel heerlijkheid. In het vliegtuig hield Europa al op,
leek het wel. Ik zou mijn toekomstige schoonmoeder ontmoeten en de broers en
zussen. Ali zou ons komen afhalen op het vliegveld van Tunis de hoofdstad van
Tunesië.
Nee. Hij
bezat geen auto, alleen een bestelbusje met gereedschap. Hij regelde wel een
Louage. Louages zijn een soort taxi’s die lange afstanden rijden. Grote auto’s
met acht zitplaatsen waar meerdere mensen op afspraak lange afstanden mee reizen. Naarmate de tijd
verstreek werd Mo wat stilletjes. De spanning hoe de familie zou reageren op
zijn toekomstige vrouw?
”Annemiek,
geen kus voor Ali alsjeblieft. Dat doen Arabische vrouwen niet.” Ik zou eraan
denken…..
Een veld vol voorjaarsbloemen.
De aankomst in Tunis zal ik nooit vergeten. De deuren van het vliegtuig die opengingen en de vliegtuigtrap die werd aangekoppeld. De wolk van geuren die ons omringden. Vreemde en herkenbare geuren. Velden vol voorjaarsbloemen langs de landingsbanen zover je kijken kon. De lucht leek zo zuiver… De warmte van het vroege voorjaar, die voor mij zomers aanvoelde. In de winterkoude ingestapt. In de zomer aangekomen. Het leek een wonder.
In augustus zou de hitte niet te harden zijn
vertelde Mo. Alles zou verbranden en
verdrogen door de hitte. De vliegtuigtrap afgedaald liepen we richting
aankomsthal. Alle koffers moesten open en er was een levendige discussie over
het aantal maanden dat ik zwanger was begreep ik……Vanaf zes maanden moest een
doktersverklaring overlegd worden. Bij het reisbureau in Nederland was daar
niets van bekend. We werden apart gezet en Mo vroeg gestrest naar een hem
bekende meneer die bij Tunis Airport werkte.
We zetten
het meeste van ons geld om in dinars terwijl we wachtten. De “vriend” was
inderdaad aanwezig en hoorde de problemen aan. Er wisselden heel onopvallend
wat dinars van eigenaar en het probleem leek opgelost.
Eindelijk
voorbij de glazen wand was Ali zo gevonden. Een kleine man en duidelijk ouder
dan Mo. Ze omhelsden elkaar op een manier die je nooit bij Europese mannen
ziet. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen van zoveel innigheid tussen de beide
broers. Gelukkig dacht ik op tijd aan de raad van Mo. Geen gezoen van vrouw
naar man.
Een
krachtige handdruk volgde waarna zijn hand op zijn hart werd gedrukt en er snel
werd weggekeken. Naar vrouwen keek je niet te lang begreep ik. Dat zou een
belediging zijn. Later zou de frêle stille man me vele soorten bloemen laten
zien die kenmerkend waren voor zijn land.
De louage
stond al op ons te wachten en na veel geschreeuw en onderhandeling over dinars
werd de reis begonnen. De stank van de benzine, de knoflookadem van de vele
mensen in de propvolle auto maakten me wagenziek.
Er moest
regelmatig gestopt worden en de vrouwelijke inzittenden troostten me met
glimlachjes naar mijn buik. Strelingen van wildvreemden die me koelte toewuifden.
De zorg voelde weldadig aan en ontroerde diep.
Ergens
onderweg werd een watermeloen gekocht en de stukken gedeeld. Van geld dat Mo
aan Ali had gegeven. Tijd genoeg leek het wel. Niemand wist hoelang de reis zou
duren. Dat was niet belangrijk. Er werd meer gestopt dan gereden. Onder andere
bij een slager die vers vlees verkocht aan de rand van de weg. Er werden na
aanwijzing gewoon stukken afgesneden van een karkas dat aan een haak hing in de
deuropening van een huis. Iemand probeerde de vliegen eraf te houden met een vliegenmepper.
Het vlees werd gewoon in krantenpapier gewikkeld en vele inzittenden van de
louage kochten een stuk.
De “straat”
die in de hoofdstad nog een brede boulevard was geweest werd smaller en
smaller. Soms half verhard zodat stofwolken opvlogen. Hier en daar stonden we
langere tijd stil als een kudde schapen de weg overstak. Smoezelige kinderen in
grote getale. De chauffeur ging wel eens in gesprek met een vriend langs de
weg. Er werd “gops” (brood) gekocht en een handvol olijven in een stukje papier
rond gedeeld. Daar moet het zijn geweest dat ik de tijd heb losgelaten.
Beseffend
dat ik of gek zou worden van de
stress of proberen te leven in het
moment…
Daarna ben
ik in slaap gevallen. Nee! Niet op de schouder van Mo. Dat was not done in het
openbaar… Ik sliep tegen de zachtheid van een wildvreemde gezette vrouw en
droomde dat ik Mo was kwijt geraakt…
Annemiek.