Onderweg naar vrijheid

Herschreven manuscript boek Onderweg naar Vrijheid

Eindhoven…

Verhuizen…omdat mijn vader promoveerde. “Thuis is waar je werk je naar toe stuurt,” en dat was het centraal gelegen Eindhoven. Na een studie binnen het bedrijf, was vader een treetje hoger geklommen. Hij zou leiding gaan geven aan een team dat in Brabant en Zeeland pijpleidingen legde. Vanuit Limburg zou dat te ver reizen zijn.

De Gasunie gaf een flinke financiële vergoeding voor dit “ongemak.” Geld dat goed werd geïnvesteerd. Een nieuw huis moest er komen voor het grote gezin. Huren was niet meer aan de orde sinds de familie van Deursen er warmpjes bij zat. Er werd gekocht...

Als minderjarige heb je daar niets bij in te brengen. Verhuizen van een rijtjeshuurhuis in Elsloo naar een eigen woning in de nieuwe wijk Woensel in Eindhoven. Het huis was in aanbouw, twee onder een kap met een extra verlengde garage voor de vele fietsen.

Mijn ouders, Henk en Marie bouwden iets op. Drie van de acht kinderen hadden werk. Dat bracht ook geld in het laatje. De jongste dochter en de drie zonen zaten nog op school tot ze niet meer leerplichtig waren. Gerrie mijn oudste zus was getrouwd en in Limburg gebleven.

Het jaar 1969. Ik was 18 en wettelijk nog minderjarig, dat was zo in die tijd. Op kamers gaan wonen en in Limburg blijven was niet gelukt. Daar gaven mijn ouders geen toestemming voor. Er kwam maar gerotzooi van volgens moeder. Achteraf gezien leek het erop dat we zolang mogelijk inkomsten moesten binnenbrengen en zo weinig mogelijk kosten.

De bouw van het nieuwe huis vorderde gestaag… De wijk zo nieuw, dat de wegen nog in aanleg waren. Hele straten met nieuwe woningen. Ik had er niets mee. Niet met de grote stad en ook niet met het huis. Weer zou ik mijn bed moeten delen met een zus. De zolder (met een vaste trap) zou de meidenkamer worden.

Er werd niet veel poespas gemaakt. Onze bedden onder het schuine dak geschoven naast de strijkplank en de kerstrommel. Waslijnen tussen de balken. Het was maar voor tijdelijk. De meiden zouden immers binnen enkele jaren uitvliegen volgens moeder. Het was er smoorheet in de zomer; gelukkig was er wel een dakraam dat open kon.

De tweeling sliep op de eerste verdieping. Ze deelden de luxe van een ruime slaapkamer met ingebouwde kastenwand en openslaande ramen. Ernaast lag de echtelijke slaapkamer. Het kleinste kamertje op de eerste verdieping was voor de jongste zoon. Er paste net een bed en een stoel.

Verder was er een gigantische badkamer met een ligbad. Dat er geen gouden kranen in zaten verwonderde me wel. De tegels hadden goud gekost volgens moeder. De jongste dochter en de drie zonen werden aangemeld bij de diverse scholen. De drie oudste dochters (op Gerrie na) waren aangenomen bij Philips, dat was niet moeilijk geweest. Werk genoeg in die tijd. Het leek wel of de hele stad werkzaam was bij Philips.

Volgens mij sleepte ik het mooiste baantje binnen. Serveerster in het POC Philips Ontspanning Centrum. Het centrum bestond uit een megagroot gebouw (naast het PSV stadion) aan de Mathildelaan met o.a. drie restaurants boven elkaar. In twee van de restaurants werd dagelijks een lunch geserveerd. Hoe hoger de etage hoe belangrijker de gasten en hoe uitgebreider het menu. Op b.g.g. achter het restaurant lagen de keuken en spoelkeuken. Daarnaast de koffiezet hoek en de personeelskantine. Verder was er een filmzaal en een museum plus garderobe vanuit de hoofdingang bereikbaar, waar een portier in uniform achter de balie zat.

Naast de personeelskantine lag een supergrote hal ( jubileum hal) tevens personeelsingang waar ook een portiersloge was. In de jubileumhal werden grote evenementen gehouden. Bekende artiesten en grote orkesten traden er op o.a. James Last. Mijn jongere zus Tonnie werd baliemedewerkster in een fabriekskantine van een productieafdeling elders. Petra (de zus daar onder) werd productiemedewerkster.

Medische onderzoeken en testen waren met goed gevolg doorlopen. Werkgeversverklaringen werden ondertekend. Maar voorlopig werd er nog niet verhuisd. Dat zou nog wel enkele weken duren. Het huis was nog niet helemaal klaar.

Nog even kreeg ik uitstel en kon nog genieten van het Limburgse land waar ik zo van hield. Annemiek en Hansje! Zou dat na een jaar nog zo zijn? De afstand van een provincie, zou het te doen zijn? Het boeide mijn moeder niet. Er waren belangrijkere zaken…

Alle “oude” meubels gingen naar de familie van moeder in Loon op Zand. Moeder voelde zich geweldig als “rijke zus.”

Er werden nieuwe meubels besteld van zwaar donker eikenhout. Een leren bankstel op roomkleurige wollen vloerbedekking. Een staande klok en twee perzen voor op de tafels. Allemaal uiterlijk vertoon en later heb ik begrepen waarom ze zo geworden was…

Een eethoek met leren bekleding. De openhaard en de zonneschermen met het “oog.” moeder was er weg van zoals ze vertelde aan ieder die het horen wilde. De woonkamer had ook aan de zijkant een raam. Bij wisselende bewolking kwam de zon soms van de zijkant en soms van de voorkant. Dat “oog” was een sensor die het zonnescherm liet zakken of omhooggaan, naargelang de zon erop scheen.

Je kon erop wachten. Ik heb me vaak krom gelachen met die wapperende schermen. De binnendeuren werden van Oisterwijk eikenhout, witte deuren waren niet chiek genoeg. Geld in overvloed leek het wel. Vader die een hoger salaris kreeg en drie dochters die hun hele salaris af moesten geven, dan kan het wel wat lijden.

Het was schijnbaar heel normaal. We kregen kost en inwoning en een zakgeld wat aan de krappe kant was. Voor mij nog steeds 25 gulden per maand. Ik kon er twee keer van met een weekendretour naar Limburg. Er bleef bijna niets over voor panty’s en de verzorgende middelen. Ik zou een bijbaan moeten zoeken of overwerk. Niet naar Limburg daar dacht ik niet eens aan.

Nog geen twee weken bij P.O.C. aan de slag of ik vroeg een gesprek aan met mijn leidinggevende. Daarvoor moest ik bij de leidinggevende daarboven zijn, werd me gezegd. Bij Philips hadden ze meer bazen dan werkmensen. Uiteindelijk kwam ik in het kantoor van juffrouw M en de heer C. Met juffrouw M kreeg ik een gesprek...

Onderwerp overwerk. De reden daarvoor heb ik wel even moeten toelichten. Ze vond het maar vreemd dat ouders hun kinderen zo kort hielden. Ik moest toch naar mijn verloofde kunnen? Waarom dit ontmoedigingsbeleid? Ach, moeilijk uit te leggen allemaal en wilde ik ook niet. Als ze me maar aan overwerk hielp. Veel steun en tips heb ik door de tijd heen van haar gekregen.

Tijdens mijn vorige baan in Limburg, als verkoopster, had ik geleerd om representatief en mondig te zijn. Dat was misschien ook de reden dat ik die superbaan bij Philips heb gekregen. De dag van de sollicitatie was veel moeite gedaan om er piekfijn uit te zien. Representatief zijn kostte geld. Een goede kapper die mijn moeilijke haar (ik heb vijf weerwassen) aankon was meestal niet goedkoop. Goede make-up en verzorgende crème hoefden niet duur te zijn. Leve de Hema.

Hoe kreeg ik het allemaal rond als ik om de twee weken naar Limburg wilde? Eigenlijk wilde ik elk weekend wel gaan. Ik lag er nachten van wakker…

Juffrouw M hielp me weldra uit de brand. Ik kreeg drie avonden in de week werk in het restaurant van de tennisbaan. Daar hoefde ik niet ver voor te gaan. De tennisbaan met bijbehorend restaurant lag in de jubileumhal, een schuifwand verder dan de personeelskantine. Om vijf uur in de namiddag als iedereen naar huis ging, nam ik een uur pauze en liep daarna de trap op naar mijn avondbaan.

Met 21 jaar was je 1969 wettelijk meerderjarig, dan pas zou ik thuis weg kunnen. Een bankrekening openen op eigen naam kon al met achttien, vertelde juffrouw M. Nou… alweer wat geleerd. De salarisstrook van mijn overwerk en de afschriften van mijn eigen bankrekening kwamen op het kantoor van mijn werk. Ik bewaarde ze in mijn garderobekast achter slot en grendel.

Wederom een goeie tip… Moeder vond het vreemd, maar ze kon naar mijn werk opbellen en vragen naar juffrouw M. was de boodschap. Of ze het heeft gedaan weet ik niet. Wat was ik gelukkig met mijn bijbaan.

De hoogte van het salaris van mijn veertig-uren-baan van overdag heb ik nooit geweten. Het had geen zin, ik kreeg er toch niets van. Het kwam op de bankrekening van mijn ouders. De specificaties kwamen natuurlijk overdag met de post thuis aan. Ik heb ze nooit gezien. Vakantiegeld? Ik zou het niet weten. Daar hoorde ik collega’s over praten. Sparen voor de uitzet, zoals iedereen deed, gebeurde in mijn geval van mijn bijbaan potje.

De harde aanpak van mijn moeder voelde als ontmoedigingsbeleid. Misschien met de hoop dat mijn verloving met Hans uit raakte? Ik werd door moeders “regime” alleen maar strijdbaarder. Hans en zijn familie bleven mijn vluchtweg, zolang Hans het ermee eens was. Niets moet!

Wat hield ik van die mensen. Bij hen vond ik de gezelligheid die in ons gezin ontbrak. Ik dweepte vooral met zijn moeder.

Mijn vader leek zich nergens meer mee te bemoeien en werd helemaal opgeslokt door zijn werk, zijn nieuwe auto en zijn directiekeet. Eens zou ik vrij zijn! Ik moest gewoon mijn tijd uitzitten.

 Oh wat was ik jaloers op Gerrie geweest. Ondanks al haar zuinig oppotten van dubbeltjes en centen in het geldkistje was er net voldoende geld voor de uitzet geweest. De potten en de pannen en het linnengoed.

Haar toekomstige echtgenoot betaalde het leeuwendeel van de inboedel voor hun flatje. Er was thuis veel ruzie geweest wie de bruiloft moest betalen. Gerrie, die niet veel stress aankon, kreeg weer haaruitval. De “mooiste dag” van haar leven droeg ze een pruik. Een nylon blond geval en ik was een van de getuigen. Het moet een drama voor Gerrie zijn geweest…

Wat “romantisch” allemaal. Het gaf me weer een inkijkje “hoe het niet moest gaan.” Maar eens rustig de kat uit de boom kijken en met de stroom meegaan.

In ieder geval was er voor mij de zekerheid van het inkomen van mijn bijbaan. Daarnaast zou ik investeren in mezelf. Het bedrijf wilde goed opgeleid personeel. Er was een mogelijkheid om via Philips een gratis horecavakopleiding serveerster te volgen. Nou daar meldde ik me natuurlijk direct voor aan. Kennis vergaren in praktijk en theorie. Wat een wonder!

Bij Philips ontspanningscentrum was het dragen van bedrijfskleding verplicht. Dat scheelde veel in kosten. Het bedrijf betaalde de kleding en iedereen droeg hetzelfde. Dat paste wel in moeders straatje.

Ze hoefde voor ons alleen maar op de markt een stapel onderbroeken te kopen en af en toe een BH. In de opruiming een jurk voor de zondag.

Het uniform bestond uit een donkerblauwe jurk, waar je er twee van kreeg. Aan de hals van de jurk zaten knopen waar elke dag een  schoon wit gesteven kraagje in werd geknoopt. Bij het uniform hoorden drie schortjes. Elke dag een schone gesteven kraag en hagelwit schortje waren verplicht. Ik zorgde er wel voor dat er altijd een van elk reserve in mijn kast in de garderobe lag. Er kon immers een ongelukje gebeuren en de jurken waste ik zelf op de hand.

Verder waren twintig denier panty’s en dichte zwarte schoenen verplicht. Die panty’s kosten goudgeld en moest je thuis bewaken als ze uitgespoeld op de verwarming hingen. Ik kocht steeds hetzelfde merk en dezelfde kleur, dan kon ik ze bij elkaar dragen. Was er een ladder in een pantybeen dan knipte ik het been eraf en was er wel weer een andere panty met een heel been. Niemand zag de twee pantybroekjes over elkaar. Zuinigheid en vlijt bouwt huizen als kastelen.

Met een stopnaald en een kurk heb ik zelf gaatjes in mijn oorlelletjes geprikt. Daar gingen met sterilon zilveren oor stekertjes in. Die moest je de eerste dagen steeds draaien om het gaatje niet dicht te laten groeien. Er kwam een andere bril…en veel later contactlenzen…Ik deed wat me goed leek, zonder overleg met thuis…

Gelukkig was er mijn potje. Dankzij mijn bijbaantje van wekelijks tien tot vijftien overuren. Werkweken van zestig uur en meer, ik draaide er mijn hand niet voor om. Daar kon nog wel een cursus bij. Zelden was ik thuis en dat was heerlijk.

De tweeling werd aan mijn wekelijks huishoudelijke taak gezet, alle ramen buitenom wassen. Ik was de langste en had al jaren die taak. Daarvoor zou ik ze best iets kunnen geven volgens moeder. Dus niet!!

Het was te zot voor woorden. Hoe komt een mens op het idee? Het stoorde haar dat ik niet vertelde hoeveel ik verdiende met mijn bijbaan. Ze vond mijn bankafschriften niet tussen mijn spullen. Nee, die lagen op mijn werk. Zij gaf geen openheid? Ik ook niet! Ze had net iets te vaak gezegd: “Vuile rotjong, waren jullie maar nooit geboren.” Een van haar latere uitspraken was: “Aan het gas, met jullie” Mijn leven bleef een gevecht dat overleven heette… met in mijn kielzog de broers en zussen, alsof ik hun aanvoerder en beschermer  was.

De tweeling ging de krant rondbrengen en de jongste zoon reclameblaadjes. De jongste dochter had een poetsadresje… zo verdienden ze na school hun eigen zakgeld en daar is niets mis mee…

Serveerstercursus.

Eindelijk was het zover. Leren op kosten van het bedrijf, ik deed niets liever. Diploma’s halen hoe meer hoe beter! Het verzachtte het verdriet van niet mogen doorleren. De minderwaardige gevoelens zwakten wat af. Hoofd omhoog en door… In de pauzes op mijn werk kwamen de boeken op tafel. Het huiswerk voor de cursus was altijd tiptop in orde.

De moeilijke namen van de wijnen dramde ik in mijn hoofd. Wat was “droge wijn” wit rosé en rood? Op welke temperatuur de wijn geschonken werd. Uit welke druiven ze werden gewonnen en in welk land of streek die druiven stonden.

Zelfs bij welke gerechten de wijnen het beste tot hun recht kwamen. Likeuren en jenevers, aperitieven zoals port en sherry… allerlei soorten sappen en hoe ze geserveerd werden. Verschillende biersoorten en leren tappen. Wat was een receptie plateau? De uitspraak van moeilijke woorden kon ik niet oefenen, wat wel lachen was. Alle tekst leerde ik van buiten.

Nog steeds zitten de namen in mijn hoofd inclusief de foute uitspraak. Oh, het was zo boeiend allemaal. Het verschil van kwaliteit (dus prijs) na rijping van vijf, tien, of twintig jaar van bijvoorbeeld cognac. De V.O.P en de V.S.O.P.

De landen en steden waar de likeuren vandaan kwamen. Met mijn hang naar geschiedenis zag ik de monniken die de Benedictine D.O.M. maakten. Eeuwenlang hetzelfde bewaakte proces.

 Hoe je een couvert moest opdekken als je van de leraar het menu kreeg. Welk bestek bij welk gerecht hoorde. Groot bestek, klein bestek, visbestek, voorgerecht, nagerecht. Waar het bestek moest liggen was cm werk en moest je kunnen uitvoeren. De verschillende soorten wijnglazen de inhoud per cc. Gerechten inzetten van links en uitserveren…Het was praktijk en theorie tegelijk. Toen de dag van het examen naderde was ik er klaar voor.

Op de lijst van de uitslagen stond A van Deursen op de eerste plaats met de hoogste punten. Ik had niet anders verwacht na al dat leren. Er stond een foto van de geslaagden in het personeelsblad. De eerste zijn bracht een groot geluksgevoel maar ook onvoorziene tegenslag. Ik werd overgeplaatst naar de derde etage. Een allround serveerster hoort in het directie restaurant.

Een klein zeer sjiek restaurant met een pantry. Het leek wel een ivoren toren. Alleen bereikbaar met een speciale lift vanuit de hal waar een bewaker toezicht op hield.

Daar lunchte de directeur van het mega bedrijf. (ik noem liever geen naam een standbeeld van hem in Eindhoven is genoeg) Soms met een paar gasten, maar meestal meerdere…

Ik verveelde me rot en had helemaal geen zin in dat werk. Ik hield niet van die over het paard getilde lui. Of ze zagen je niet staan of ze keken teveel naar je alsof je als toetje bij het menu hoorde..

Als je dacht dat ze begripvol waren, had je het mis. De meeste tenminste niet, heb ik ervaren. Als je een gerecht uitserveerde gingen ze soms lekker achterover leunen om te genieten hoe ze werden bediend neem ik aan. Je moest bijna in spagaat om bij hun couvert te kunnen komen. “Dat gaat u goed af,” was de conclusie van een van de “heren.” Dat mocht schijnbaar omdat ze “hoge heren” waren? Lekker belangrijk zijn. Storen in hun belangrijk gesprek was niet aan de orde was me gezegd. Horen, zien en zwijgen. We moesten onzichtbaar blijven of zoiets.

Ik ben er uiteindelijk weggekomen doordat ik een kokend hete juskom “per ongeluk” in het kruis van een pantalon deponeerde.

De “meneer” vroeg erom, “ laten we het daar maar op houden. “De kosten van de stomerij zijn voor mijn rekening”, heb ik nog gezegd voordat ik trillend de lift nam naar kantoor en aan juffrouw M. vertelde wat er was gebeurd… Ze ging direct naar boven… Het had me mijn baan kunnen kosten, maar er was Godzijdank begrip en werd het gebeuren in de doofpot gestopt. Dat zal voor de “heer” wel het veiligste zijn geweest. Misschien heeft hij geleerd.

Geef mij maar de gewone werkman. Die heeft toch doorgaans een beter soort fatsoen. Ik voelde me er meer op mijn gemak. Na verloop van tijd wist ik opeens waar ik het liefst wilde werken. In de personeelskantine van het ontspanningscentrum.

Juffrouw M. zag intussen wel in, dat directieserveerster niets voor me was, ik moest meters maken en werd ingezet in het restaurant b.g.g. bij de buitenlandse gasten. Volgens haar was ik beslist nog te jong voor kantineleidster. Verder was het doodzonde iemand die met lof slaagde achter de coulissen aan het werk te zetten. Na regelmatig gezeur aan haar hoofd mocht ik het wel proberen. Dat was natuurlijk genoeg.

Als een tank ging ik ertegenaan en zette alles op z’n kop. Vanaf die dag was de kantine mijn troetelkindje.

Al het personeel dat in het gebouw werkzaam was, kwam daar de koffie en lunchpauze doorbrengen. Serveersters en technische dienst. Schoonmaakpersoneel en koks. Magazijnbedienden en kantoorpersoneel.

Mijn taak begon vroeg in de morgen met koffie en thee zetten voor het personeel en “mise en place” maken voor de geplande vergaderingen. Dat was mijn eerste uitgewerkte idee. Voortaan werd servies klaargezet in bakken die in rekken werden geschoven. Een briefje erop voor welke vergadering in welke ruimte op welke tijd. Op het laatste moment kwamen daar de nodige gevulde koffiekannen en thee bij. De serveersters haalden het op en brachten het door. Nou het liep al snel gestroomlijnd. Ideeën genoeg.

Terwijl de grote koffiezetapparaten volliepen werd de balie in de kantine opgebouwd. Koppen en schotels van hotelporselein, lepeltjes, melk en suiker klaarzetten in mooie bakjes. Serviesgoed voor de lunch in stapels op de balie. Bestek in bestekbakken en papieren servetten in glazen op de tafels. Dienbladen niet te vergeten op de hoek van de balie en een serveerwagen voor de vuile afwas. Om 10.00 uur kwam de eerste groep personeel al koffie drinken.

De koks brachten tegen elf uur de soep van de dag en de ragout voor de pasteitjes.  Het laatste kwamen de kroketjes. De koks smeerden harde broodjes met roomboter, goed belegd met ham en kaas. Bij grote drukte smeerde ik die zelf. In de koelingen in de keuken werd fruit gehaald, dat voortaan in een grote mand met rood/wit geblokte theedoek op de balie werd gezet.

Er waren slaatjes en melkproducten plus frisdrank. Klokslag 12.00 uur startte de lunch in de kantine voor de serveersters. Ze moesten op tijd weer in de restaurants zijn waar om 13.00 uur de lunch startte voor de hoge heren met hun gasten.

In de kantine lunchte in groepen het overige personeel met tussenpozen tot 14.00 uur. Het was bijvullen en bedienen, afwas op de serveerwagen naar de spoelkeuken en de zaak schoonhouden bij de koffiecontainer. Een eenman (vrouw) bedrijfje leek het wel.

“Mijn kantine” was half zelfbediening. De mensen namen zelf koffie en/of thee en liepen met hun dienblad voor langs de balie. De bestelde gerechten werden op voorverwarmde bordjes en in soepkoppen aangegeven.

De soep en ragout werden au bain-marie warm gehouden. Alles voor een lage personeelsprijs. Koffie en thee waren gratis.

Het waren nog de gouden jaren van het grote bedrijf Philips, en er was overvloed. De kantine was een gezellige ruimte met gemakkelijke stoelen aan de vele tafeltjes. Geblokte linnen tafelkleedjes en echte bloemen in vaasjes op tafel, plastic vond ik toen al helemaal niks.

De bloemen schooide ik af van de mannen van de groenvoorziening. Die kwamen ook wel eens koffiedrinken als ze de borders rond het gebouw bijhielden. Er was wel eens een broodje of kroketje over. Voor wat hoort wat. Na drie uur in de middag ruimde ik alle warme gerechten op, dat wisten de mannen intussen wel en bewaarde ik voor hen.

De ruil was snel gemaakt. Een flinke bos bloemen en/of wat takken, een lach en een kwinkslag in ruil voor wat er zoal voor lekkers over was. Anders ging het toch maar in de vuilnisbak. Weggooien van eten, daar kon ik toen al niet tegen.

Er stond altijd een bos bloemen in een kan op de balie en op elk tafeltje een vaasje. Al moest ik ze onderweg in de bermen plukken…

Tussen de pauzes werden de stoelen rechtgezet en de tafels zo nodig afgenomen. Bij een ongelukje kwam direct een schoon kleedje op tafel. In de namiddag moest de koffiezethoek nog schoon… De rvs koffiezet apparaten met de deksels schuin erop. De filters op een stapel.

Natuurlijk zorgde ik ook goed voor mezelf. Elke dag twee stuks fruit, een hard broodje kaas, een beker yoghurt en melk. Melk was er thuis alleen voor de baby’s geweest.

Tussendoor moest de administratie bijgehouden worden. Wat ik bestelde/innam, wat er uitging en afgeschreven werd. (niet houdbaar voedsel)

Aan het einde van de dag werd mijn administratie aan de chef-kok meneer van H. afgegeven, mijn kasboek en de geldkist. De planning voor de vergaderingen van de dag erna opgehaald en de bestellingen gedaan. Hij controleerde mijn werk en zette zijn paraaf in mijn kasboek. De volgende dag zat er gewoon weer twintig gulden wisselgeld in mijn geldkist die ik tegen lunchtijd bij hem ophaalde.

Met de hoofdserveerster van de restaurants had ik niets meer te maken. De chef-kok was mijn nieuwe leidinggevende. Daar moest ik wel aan wennen. Hij was een strenge baas maar wel rechtvaardig volgens mij.

Op onverwachte tijden kwam hij mijn werk in de kantine controleren, of alles voldoende en/of geen klachten waren. Hij keek eens naar de bloemen trok zijn wenkbrauwen op en gaf geen commentaar. Tot mijn verbazing kreeg ik veel fooi in de kantine. Dat hoefde ik niet af te dragen volgens meneer van H. Alweer een meevaller en kon ik elk weekend naar Limburg. De Goden waren met mij…

Die grote fooien waren misschien wel een compliment voor de gezellige sfeer. De tafelkleedjes de bloemen, servetten en de blijheid. Tegen Kersttijd maakte ik Kerststukjes en zorgde voor een zacht kerstmuziekje uit een cassetterecorder. Wie goed doet, goed ontmoet.

Mijn juichende zangstem schalde tegen de muren omhoog als ik dacht dat niemand het hoorde en de stoelen een sopje gaf. De mensen waren altijd blij als het koffietijd was. Ik deed daar nog een schepje bovenop.

Ach mijn werk… ik was er volmaakt gelukkig en was er zo graag dat ik er mijn bed had willen zetten, voor mijn part in een bezemkast. Naar huis gaan was voor mij straf en fietste ik soms nog een straatje om, tot ik dacht dat ze naar bed waren. Ik haatte de manier waarop mijn moeder thuis de kinderen drilde. Een militair opleidingskamp was er niks bij. Het liefst was ik zo weinig mogelijk thuis.

Mijn topdagen waren die van mijn bijbaantje. Als ik om 17.00 uur klaar was met werken in de kantine, at ik een broodje, dronk koffie, las een boek en knapte mezelf wat op in de garderobe van het stiller wordende gebouw. Even na 18.00 uur de trap op naar het restaurant van de tennisbaan. Drie dagen van de week (meestal aan de kop van de week) ging ik om half acht in de ochtend de deur uit en kwam tegen 23.00 uur thuis.

Vooral de avondbaan was meer ontspanning dan werk. Om het uur kwamen enkele mensen wat drinken als er gewisseld werd op de tennisbanen. Ik maakte wat schoon in de pantry en vouwde stapels damast servetten in hoedjes voor de restaurants. Altijd stonden wel bakken met bestek om te poleren. Daar legde ik dan een schone glazendoek overheen met een briefje erop. Soms was er het verzoek om vele dienbladen met glazen klaar te zetten en te poleren voor een receptie. Verder dronk ik sloten koffie en at dozen koekjes leeg om de tijd te doden en niet in slaap te vallen…

Er kwam wel eens een collega me gezelschap houden als ze moesten overwerken. Ook waren er regelmatig concerten in de jubileumhal. Artiesten zoals André van Duin, Udo Jurgens en de grote Duitse orkesten. Dan werden de tennisnetten door de toneeljongens opgeruimd en werkte ik opeens als persoonlijke serveerster voor een “ster” die achter de coulissen heel anders bleek te zijn dan op het podium.

Carnaval was een drie dagen durend feest in de jubileumhal. Dagen en halve nachten zonder pauze achter de bar. Dat kon allemaal nog in die tijd.  Marathons van werkdagen van wel 20 uur achter elkaar zonder ingreep van de arbeidsinspectie. Ik weet hoe het voelt als je niet meer op je benen kan staan. Als we een glaasje cognac op de goede afloop kregen, vielen we als blokken om.

Dan hingen we in een stoel of zaten op een traptrede opeens te janken van vermoeidheid in afwachting van een taxi die ons naar huis bracht…

Het was een geweldige tijd, als de ruzies met moeder er niet waren geweest. De weinige uren dat ik thuis was werd er gesnauwd en gegrauwd. Waar ik was en wanneer, ze wilde het allemaal weten want ik woonde nog thuis. Van mij hoorde ze niets, waarom zou ik?

Ze hoorde mijn zussen uit, gemakkelijke slachtoffers, als ze al iets hadden geweten. Ik keek wel uit. Eten hoefden ze thuis ook niet meer te bewaren. Al dat gezeur om niks…  Warm eten deed ik wel op mijn werk om 14.00 uur in de middagpauze.

Sinds ik de koks schandelijk verwende met koffie tijdens hun top drukke tijden voor de restaurants, at ik met ze mee. Super heerlijke “resten” van de exclusieve gerechten die van de lunch in de restaurants over waren. Ik hoorde bij hun team dus maakten ze voor mij gewoon ook een bordje met altijd een zalig nagerecht.

Daarna gingen de koks een kaartje leggen en ik las een boek. Thuis waren er  geen onkosten meer voor mij. Mijn schoenen en vrijetijdskleding kocht ik ook zelf.  De paar uren dat ik geen bedrijfskleding droeg wilde ik mooi en aantrekkelijk zijn, dat hoorde bij mijn stijgende eigenwaarde…

Elk lang weekend en zeker rond de feestdagen bracht ik door in Limburg met Hans, zijn familie en de vrienden. In Eindhoven een heel salaris afdragen voor 5 nachten per week een plek in bed op zolder, een beetje water om te douchen en een machine was van de kragen en de schortjes. Ik kon laaiend worden als ik eraan dacht. Het was niet anders. Ik zou geduld moeten hebben. Aftellen en uitzitten…dagen weken maanden.

Weglopen had geen zin, ik zou teruggehaald worden daar kende ik moeder wel voor. Ze bezuinigde op alles wat de kinderen nodig hadden wat ik met lede ogen aanzag.

Voor dokterskosten hadden ze indertijd een eigen risico bij het ziekenfonds. Dat kwam door het hoge salaris van vader heb ik begrepen. Doktersbezoek werd door moeder ontmoedigd. Met een nijptang werd een grote teennagel van Petra’s voet getrokken. Daarna met de voet in de soda. Moeder was met de auto over haar voet gereden, die gekneusd leek. Dat gebeurde zonder dat “onze pap” het wist. Uit angst werd gezwegen…

Ernstige acne? Daar zou deppen met de eerste ochtend urine voor helpen. Haaruitval en eczeemplekken van de stress, dan werd je hoofd met groene zeep gewassen en sodawater. Een van de tweeling had een val gemaakt en lelijke schaafwonden op arm been en heup, waar steentjes van het asfalt inzaten. Die werden met een borstel verwijdert en de wond met sodawater gewassen. De jongen viel flauw. Ik kan beter stoppen en de verdere lijst gesloten laten. Het was te erg…Ik had het geluk veel aan te kunnen en elders gezond eten te krijgen.

Hans was inmiddels goedgekeurd voor militaire dienst en bij de Koninklijke Marine ingedeeld. Weldra kwam de oproep en werd hij hofmeester (bediening voor de officieren) op bevoorradingsschip Hare Majesteit de Poolster. Het marine pakje met de witte kraag stond hem heel goed. De matrozen pet met het vaantje op zijn krullen.

 “Zijn” schip was meestal onderweg van Frankrijk naar Denemarken en had als thuishaven Den Helder. We schreven brieven en maakten plannen voor een wettelijk huwelijk. Dan zou aan hem een kostwinnersvergoeding worden uitbetaald door het leger. Dat bracht geld op voor de uitzet en ons doel dichterbij…

Elk weekend bleef ik naar Limburg gaan, ook al was Hans op zee. Dan bracht ik dagdelen door met Nelleke en Gerard en hielp mijn “schoonmoeder.” De problemen die Gerard bleef houden over zijn “geaardheid” kon hij niet meer aan.

Ook hij wilde thuis weg van zijn vader die het “homo zijn” eruit ranselde, wat natuurlijk niet lukte. Gerard werd heel depressief en ik kon niets voor hem doen, alleen maar luisteren.

Op een dag heeft hij de weg naar de vrijheid gevonden, sloot zich op in de schuur en zette zijn brommer aan. Daarmee was hij voor altijd verlost van de wreedheid van zijn vader…

Hoe moet zijn moeder en zus zich hebben gevoeld…en zijn vader die zijn zoon de weg naar zelfdoding op had gejaagd? We waren er kapot van… Het gevolg bij mij was, dat ik uiteindelijk ben ingestort! Al wist ik dat even uit te stellen tot het niet meer tegen te houden was.

Op maandag namiddag werd ik in de kantine gevonden door meneer van H.. Huilend met mijn hoofd op mijn armen op tafel. Hij kwam eens kijken waarom de administratie en geldkist er nog niet waren. Hij aaide eens over mijn rug, maar ik kon niet meer  stoppen met snikken. Wat doe je dan…

Hij ging naast me zitten, sloeg een arm om me heen en trok me zonder woorden tegen zich aan, zijn armen om me heen. Zijn schouder bracht troost en beschutting waartegen ik als een klein kind urenlang zou willen schuilen tot ik weer een beetje sterk zou kunnen zijn…

Hij vroeg niets,  hield me alleen maar vast, haalde later een glas water, een natte doek en was er voor een moe gestreden mens. Een schouder die Hans niet geven kon, die leunde altijd op mij… bij mijn moeder had ik nooit troost gevonden. Voor haar was ik alleen maar een inkomstenbron en mijn vader was tegenwoordig te druk.

Het gezin waaruit ik kwam was niet veilig… Ik streed alleen… met mijn rug tegen de muur, altijd controle proberen te houden en waakzaam…

Tijdens mijn werk bij het consuminderhuis heb ik deze lichaamstaal meermalen herkent en kon mensen helpen. Diep trieste verhalen die eindelijk werden vertelt van geweld tot incest en kon ik doorverwijzen naar een hulpverlening. Soms ging ik het eerste gesprek mee (indien nodig) en startte de weg naar genezing…Van mannen zowel vrouwen die ik daarna in volle bloei zag komen…

Terug naar de personeelskantine: Vanaf die tijd nam meneer van H. wel eens tijd voor me in zijn kantoor. Ik mocht hem Fred noemen… Hij moedigde me aan, gaf complimentjes, een knipoog, een lach tijdens ons werk en ontwikkelde zich langzaamaan een gevoel van wat wel eens vertrouwen zou kunnen worden. Later veranderde dat gevoel en ging lijken op verliefdheid zoals beschreven in de boeken die ik las…

Fred van H, achtendertig jaar, getrouwd en vader van een dochtertje. Daar zat ik niet op te wachten… Here Jezus.

Nu weet ik dat de hunkering naar liefde getraumatiseerde meisjes tot gemakkelijke slachtoffers maakt. Een mens met verkeerde bedoelingen pikt ze er zo uit en pakt zijn slachtoffer in met aandacht en surrogaatliefde en maakt ze emotioneel afhankelijk oftewel horig.

Tegenwoordig doen loverboys dit op dezelfde manier. In het consuminderhuis heb ik daar later vele voorbeelden van gezien en herkent. Daardoor kon ik vrouwen steunen…omdat ik ervaringsdeskundig was in alle shit die een mens maar kan overkomen…

Met gemengde gevoelens.

Bijna negentien en verliefd op mijn baas. Slecht slapen, steeds aan hem moeten denken. Zijn troostende armen weer om me heen willen voelen. Hoe beschut en veilig was dat geweest. Het zou mooi zijn als ik die gevoelens voor mijn verloofde Hans zou hebben. Zo was het nooit geweest en zou ook niet komen omdat Hans voelde als een jonger broertje… Hij was voorspelbaar en vooral gezellig. Dat was een andere manier van “houden van.” Hij voelde voor mij veilig. Liefde heeft vele gezichten. Met Hans samenleven zou een vrolijke bedoening worden. Open huis, vrienden ontvangen. Daar waren we het roerend over eens.

Sinds kort begreep ik dat bij verliefdheid passie kwam kijken. Tot mijn 19e jaar kende ik dat gevoel niet…

Als Fred “mijn” kantine binnenkwam wist ik dat hij er was zonder dat ik hem zag. Mijn lichaam reageerde direct. Vlinders in mijn buik en een snellere ademhaling.

Mijn ogen zochten de zijne. Ik weet niet wanneer hij mijn “symptomen” in de gaten kreeg. Moedigde hij ze aan? Zijn controles liep hij sinds kort op een tijdstip dat er meestal niemand aanwezig was. Als we alleen waren werden onze gesprekken persoonlijker.

Tijdens een van die gesprekken kwam hij terug op de dag dat hij me in tranen had aangetroffen. Hij vroeg waarom ik toen die black-out had gekregen en vertelde ik een beetje van de problemen met mijn moeder thuis. Hij vond het al gek dat ik zoveel werkte.

“Kan je verloofde haar niet eens de waarheid zeggen?” vroeg hij. Ik vertelde dat Hans bij de marine was en inmiddels alweer lange tijd op zee. Soms duurde het weken voor zijn schip weer aanmeerde in de thuishaven Den Helder. Ik vertelde hem maar niet dat Hans niet tegen mijn moeder was opgewassen. Dat was trouwens niemand, zelfs mijn vader niet. “Daarom ben je zo gespannen,” merkte Fred op.

“Omdat je verloofde op zee zit.” Hij had zo zijn eigen invulling; vanaf het begin nam hij aan dat ik Hans en de seks miste. Ach mannen! Wist hij veel dat seks niet bestond in de relatie tussen Hans en mij,… dat zou als incest voelen. Ik zweeg…

Fred was van mening dat ik een temperamentvolle vrouw was die niet zo lang zonder man zou moeten doorbrengen. Dat hij degene was die dat temperament deed ontvlammen, ontging hem.

Hoe was dit gevoel eigenlijk ontstaan? Hoe kreeg ik weer controle? We waren beiden niet vrij…en ik wilde geen huwelijk ontwrichten. Fred was twintig jaar ouder en had wijzer moeten zijn. Achteraf gezien was hij toen wellicht in de midlife crisis.

Als we alleen waren vertelde hij wel eens over zijn jonge jaren als kok op de wilde vaart. Ik hing aan zijn lippen en zag het schip voor me met Fred in de kombuis. In elke haven een ander schatje. Ja, ja….. Hij vertelde dat hij laat getrouwd was en nog steeds een beetje losbandig. Nou, dat was wel duidelijk. Dat krachtige van hem trok me aan, zijn leidersnatuur en zijn intelligentie. Een boeiende man en altijd op zoek naar hoe mensen in elkaar zaten door hun lichaamstaal te bestuderen. Dat heb ik van hem geleerd.

Het boeide me zijn pokerface proberen te doorzien. De manier waarop Fred zijn personeel boven hun kunnen opjoeg met een blik of gebaar. Kijken of ze stressbestendig waren. Daar had ik al wat staaltjes van gezien.

Wat was hij boeiend, mensen die het allemaal wel goed vonden, zoals de jongste kok Toontje, konden beter een andere baan zoeken. De manier waarop hij Toontje aan kon gaan was bikkelhard en wreed. Dat heb ik hem wel met mijn blikken vertelt maar niet met woorden, dat durfde ik niet. Ik had daar niets mee te maken. Waar gewerkt wordt vallen spaanders en ook echte mannen maken fouten.

Ik hoorde bij zijn team…Volgens hem joeg ik mezelf wel op…daar hoefde hij niets aan te doen. Omdat ik zo gemotiveerd en perfectionistisch in mijn werk was, had ik niet veel moeite met hem. Ik werkte hard, meer dan voor 100%. Er kwamen nooit klachten en had mijn baas geen klachten over mij. Er was maar een enkel iets waarin hij me corrigeerde.

“Ben je in bed ook zo fanatiek?” vroeg hij wel eens. Dan glimlachte ik maar. Ik zou niet weten hoe ik in bed zou zijn. Die paar oriënterende vrijpartijtjes met Hans waren niet voor herhaling vatbaar geweest, maar dat vertelde ik hem niet. Ik begreep niets meer van mezelf. Ik hield toch niet van mannen die me de baas waren? Die waren na de verkrachting door Koen toch een bedreiging? Tenminste volgens mij zat ik zo in elkaar. Waarom trok Fred me dan zo aan?

Hij  las me als een open boek vertelde hij, maar niet echt… en zag alleen wat hij wilde zien weet ik nu. Ik gaf geen verdere openheid, niet over mijn relatie met Hans en niets meer over thuis dan wat hij al wist en toch werd ik emotioneel steeds afhankelijker van hem.

De afgeschreven slaatjes en de broodjes die over waren gaf ik aan de armere werknemers, of aan de tuinlieden. Hij liet me merken dat hij het wist, maar verbood het niet.  

Soms kwam hij heel dicht bij me staan terwijl er nog mensen in de kantine waren en streek met een vinger over mijn dij terwijl hij me aankeek. Dat voelde van hem niet als een bedreiging, terwijl ik trilde van… ja van wat? Angst emotie? De macht die hij over me kreeg werd groter…

Ik had er iets van moeten zeggen, maar zweeg... Nieuwsgierigheid, de spanning, een wondere wereld die ik nooit had gekend en steeds weer opnieuw wilde ervaren. De vlinders in mijn buik duidelijk aanwezig als Fred dicht bij me stond. Dan werd ik zacht onder zijn blik. Als zijn ogen mijn mond zochten en mijn lichaam aftastten, om terug te keren bij mijn ogen. Dan werd ik warm, trillend als een blaadje in de wind. Soms bewoog hij zijn lippen als in een zoen.

Ik kreeg steeds minder controle over mijn lijf. Controle die Fred leek over te nemen. Opbouwende spanning die ik maar niet kwijtraakte en dat zag de ervaren man. Hij dacht dat het kwam omdat ik Hans te lang moest missen, maar het was verliefdheid en passie die voor het eerst in mijn leven ontwaakte door en voor de verkeerde man.

Halve nachten en dagen dagdromen, hoe het met hem zou zijn wat zeker nooit mocht gebeuren.

Spelen met de gedachte mocht wel. Daar deed ik niemand kwaad mee. Er werd tussen ons veel gesproken zonder woorden, met oogcontact. En heel soms iets van minieme lichaamstaal, dat is gevaarlijk spel en gedoemd om fout te gaan. Ik was verloofd en hij getrouwd, het kon niets worden, het mocht niets worden.

Stoppen ermee

Verstand en gevoel!

Wat was allemaal met me gebeurd?  Voor het eerst verliefd, terwijl ik nooit had begrepen hoe dat zou kunnen voelen. Ik was altijd van mening dat “verliefd zijn” een opgeklopt gevoel was uit boeken en de film. Gedramatiseerd om de spanning in het verhaal te houden en de verkoop van boeken te stimuleren. Inmiddels wist ik wel beter.

Verliefdheid en passie bestond dus echt! Wat ik voor mijn verloofde voelde was in ieder geval geen verliefdheid maar had meer met liefde van een grote zus voor een jonger broertje te maken. Hoeveel kan een mens niet van een broertje houden.

Hans en ik, hadden er schijnbaar genoeg aan. Anders was het allang “uit” geweest. Het gebrek aan passie daar maakte Hans zich wel eens zorgen over. Nou, daar moest hij maar zelf achter zien te komen, dat kon ik niet voor hem. Dat er geen seks in onze relatie was kwam mij wel goed uit, daar had ik slechte ervaring mee. En ook geen behoefte aan (dacht ik.)

Ik wilde nooit (meer) emotioneel of financieel afhankelijk zijn van wie dan ook. Niet meer van een moeder en zeker niet van een echtgenoot. IK zou de baas zijn en de broek aanhebben. Het was de enige manier om me veilig te voelen. Dat ik mezelf daarmee ontiegelijk tekort deed, had ik niet door, evenmin wat mijn partner te kort kwam. Het was toen geen bewuste keuze, er kwam geen greintje berekening aan te pas. Ik brak er mijn hoofd niet over!

Tientallen jaren later zou ik pas inzicht krijgen waarom het zo was gegaan.

Mijn leven stond op z’n kop toen Fred op het toneel was verschenen.

Hij was getrouwd en had een dochtertje. Het kon en mocht niets worden.  Hij was niet van mij en ik niet van hem. Er was toch niets gebeurd?

Alleen een arm om me heen, tijdens een huilbui in een zwak moment. Een keer een lichte streling. Er was niet eens een zoen geweest, ik moest me niet zo druk maken, die vlinders werd ik zo de baas. Mijn verstand had het nog steeds gewonnen, ik was niet dom, sprong niet in zeven sloten tegelijk. Er zat geen toekomst in vertelde mij mijn verstand.

Maar toch…de gevoelens als hij naast me stond. Zijn strelende ogen, de schok die door me heen ging als zijn hand me tijdens het werk miniem raakte.

Hoe zou het voelen als hij me zoenen zou? Hoe zou het zijn als we vrij waren, om te doen wat we wilden? Zou hij dat willen? Een man als hij, zo iemand zou heel wat ervaring hebben, nam ik aan. Eigenlijk verlangde ik ernaar, een keer in mijn leven te ervaren wat passie was, een gevoel dat ik sinds kort kende. Bij Fred voelde ik me mooi en vrouwelijk. Ik wilde onderdanig aan hem zijn, totaal overgeleverd aan zijn dominantie. Aan zijn voeten liggen en bekoren. Hoe kwam ik daar opeens bij? Met zo iemand leven dat kon en wilde ik toch niet? IK wilde toch de baas zijn? De regie in eigen handen om veilig te zijn.

Zo was het geweest. Zo moest het altijd blijven. Waarom bestond ik opeens uit tegenstrijdigheden? Ik kon er toch geen twee totaal verschillende mannen op na houden? Met de ene trouwen en leven als broer en zus omdat het veilig voelde en een minnaar erbij die aan me gewaagd was. Daarmee onze lichamelijke verlangens bevredigen en verder niets…

 Verder een derde persoon waar ik mee kon filosoferen. Dat zou een vriend of vriendin kunnen zijn. Ik kon beter in een commune gaan wonen.

Was dit normaal? Hoe was ik zo gegroeid? Kwam het door die verkrachting op dertienjarige leeftijd? Was ik daardoor beschadigd in denken en doen?

Later heb ik begrepen dat dit inderdaad zo was

Wat was mijn wereld verward. Proberen wijs te worden uit de warwinkel van verstand en gevoel die om de beurt wonnen. Als onze blikken elkaar kruisten leek het wel of Fred gedachten kon lezen.

Hij kon me met een bepaalde glimlach aankijken, alsof hij wist van de storm in mij die zich opbouwde… Hij hoefde alleen maar te wachten.

Gedachten lezen!

Misschien kon hij dat wel, al was het meer lichaamstaal lezen. Fred vertelde me eens, dat het over duidelijk was als ik “geil” was, zoals hij het grof noemde…

Alleen maakte hij een denkfout als hij dacht dat het was omdat ik Hans miste die ergens op een schip zat.  

De spanning steeg en moest wel een keer tot ontlading komen. Op een dag stonden we samen in de lift, verdrinkend in elkaars ogen. Opeens smeet hij me zonder woorden met geweld tegen de liftwand. Hij zoende me hard op mijn mond en drukte me tegen de wand. Om me meteen weer los te laten… omdat de eerste verdieping was bereikt waar we beiden in een bespreking werden verwacht…

De trein van de passie was toen geen stoptrein meer en daverde door. Die zoen was veel geweest maar niet genoeg. Het leek alsof Fred de controle had overgenomen en me bespeelde als een instrument.

Het vervolg kwam tijdens een personeelsfeestje, er werd gedanst en gedronken. Fred danste niet, maar zijn broeierige blikken volgden me zwijgend de hele avond lang. Voor het eerst was iedereen in eigen kleding. Ik had mijn best gedaan om er sexy en aantrekkelijk uit te zien. Zelfs mijn lingerie was mooi, een duur setje passend bij het bloesje dat ik droeg.

Stralend witte broderie met kant op gebruinde huid.

Aan het eind van de avond, toen velen aangeschoten waren en er nog een laatste plaat werd gedraaid, vroeg Fred me pas ten dans. Dat deed hij met een knikje van zijn hoofd.

Er werd niet gesproken, hij raakte me nauwelijks aan. Kortaf deelde hij me mee dat hij me naar huis zou brengen. Het was een kennisgeving, een bevel leek het wel. Op een toon waar ik niets tegenin kon en wilde brengen. Zwijgend ben ik hem gevolgd de trap af naar het parkeerterrein. De meester en zijn slavin.

Nu weet ik dat het een liefde uit horigheid was en zeer gevaarlijk.

Ik herinner me nog de autorit. Welk merk auto hij had, ik zou het niet meer weten. Het was in ieder geval een sportief model waar hij te hard in reed. Van verlegenheid en spanning kon ik niet veel zeggen. We naderden weldra mijn ouderlijk huis. Hoe wist hij eigenlijk waar ik woonde?  Fred remde iets af. Zou het nu voorbij zijn? Nee…..hij reed een stukje door. Het straatje uit, de hoek om waar het wat stiller was onder de bomen aan de bosrand. Een smal weggetje in, dat zelfs ik niet kende.

Daar parkeerde hij zijn auto en hoorden we een poosje alleen maar de geluiden van het bos in de late avond. Ik herinner me de geur van zijn sigaren die in zijn auto hing en de kleur van zijn coltrui in de schemering.

Ik herinner me de eerste echte zoen waar hij me lang op liet wachten en wat het met me deed. Alsof ik verdronk…vergetend wat en wie we waren. Vergetend dat het niet mocht zijn….. Gevangen in zijn net van totale horigheid! Ik herinner me zijn handen die op verkenning gingen en zeer gewenst. Het mooie bloesje waarvan de knoopjes veel te langzaam werden geopend.

Hoe mooi hij mijn behaatje vond. Die avond in de stilte op dat bosweggetje beleefde ik mijn eerste orgasme onder zijn vaardige handen. Bijna negentien zal ik zijn geweest. Er was geen schaamte omdat zijn ogen me vertelden hoe mooi hij me vond. Ik had daar uren willen blijven, bloot in het bos tussen de bomen  waar ik me altijd al thuis had gevoeld, dichtbij mijn moeder de natuur. Leunend tegen zijn auto en zijn armen en handen die me omvatten en bleven opwinden, steeds opnieuw. En nee ik was geen maagd meer, na de gewelddadige verkrachting die ik als kind had ondergaan… Dat was voor altijd opgeborgen ergens diep in mij…

Fred liet me voelen hoe een echte man zou kunnen zijn, al bleven al zijn kleren aan en “het” niet heeft plaatsgevonden. Later thuis in mijn bed deed ik geen oog dicht en beleefde keer op keer de avond opnieuw als in een film…

Enkele dagen later vertelde Fred dat zijn vermoeden was bevestigd. Ik was zeer temperamentvol. Hij wilde het zo, op de manier hoe het was gegaan. Me “helpen” omdat mijn verloofde op zee zat, de spanning eraf halen. Zoals hij het vertelde klonk het als een goede daad. Zijn verhaal was een klap in mijn gezicht. Voor mij was het echte pure verliefdheid en zeker geen “in plaats van Hans,” dat was een heel ander soort liefde.

Verder vertelde Fred nog dat hij zelf niet vreemd wilde gaan. Daarom had hij al zijn kleren aangehouden. De eigenlijke daad had niet plaatsgevonden. “Je mag bij een ander wel honger krijgen als je thuis maar gaat eten”, vertelde hij nog. Was ik dan degene die wel vreemd was gegaan, omdat ik een orgasme kreeg? Ook nog de eerste keer in mijn leven.

 Ik was geschokt! Wat kunnen mannen de waarheid toch geweld aan doen. Ik liet het maar zo, eerst maar eens nadenken over wat hij me allemaal op de mouw had gespeld. Als Hans weer aan wal zou zijn, moesten we maar eens praten….. De verloving verbreken…

De werkelijkheid ontvlucht!

Waarom kwam steeds de gedachte bij me boven dat ik bij de neus was genomen? Was ik vreemdgegaan en Fred niet, zoals hij me wilde laten geloven? Of allebei niet en was “vreemdgaan” alleen als er sprake was van de daad? Als ik Fred moest geloven was vreemdgaan als je een orgasme kreeg. Ja, ja! Als hij een orgasme kreeg bij zijn vrouw terwijl hij aan mij dacht, wat was dat dan? Hij had niets meer met zijn vrouw? Vreemdgaan begint met de eerste kus! Het moest direct stoppen!! Ik wilde geen huwelijk ontwrichten, ook geen slecht huwelijk. En nog wat…

Kon ik wel vreemdgaan, als Hans en ik niet eens “bekend” gingen? Ik was verloofd, ook al was het met mijn “broertje,” dan doe je dit alles niet met een ander. Misschien was het beter om vrij te zijn, nu ik wist dat verliefdheid en passie bestond.

Mijn ogen waren geopend. “Vaders knechtje” van weleer bleek toch een echte vrouw te zijn. Fred die me wakker kuste als Doornroosje uit haar slaap.

Het mocht niet, het had geen toekomst, het moest stoppen voor er onherstelbare schade werd aangericht. Of was het al te laat?

Beiden waren we vreemdgegaan, ook al deelde Fred niet mijn mening, het was echt wel zo. Hij was gewoon een flierefluiter en ik deugde ook niet!

Inmiddels wist ik wel welk type man bij me paste… Een krachtige man om naar op te kijken die me tot bloei kon brengen. Veiligheid en geborgenheid kon geven. Een man om mee te praten op mijn niveau om de hele wereld voor hem te kunnen zijn.

Helaas was dit jong meisje verpest, in de knop gebroken door de verkrachting als kind en zou nooit meer een normale man/vrouw relatie aankunnen, al wist ik dat toen nog niet. Het was beter geweest nooit te trouwen…

Ik had tijd nodig om te accepteren  dat ik een goedkoop avontuurtje voor Fred was geweest.. Toen wist ik nog niets van dit soort mannen. Uiteindelijk kwam de ontgoocheling.

En die kwam snel! Zijn vrouw zou op een feest aanwezig zijn in de grote hal. Een feest waarvoor o.a. Fred en ik moesten werken. Ze was aan de vroege kant en kwam even achter de coulissen kijken bij haar echtgenoot. Hij leidde haar rond en hield haar ver van mij… Ze was zeker vijf jaar ouder dan hij of leek veel ouder. Ze had mijn moeder kunnen zijn. Ze werd voorgesteld aan alle belangrijke mensen van de top en van dichtbij kon ik horen hoe trots hij was. Later hoorde ik meer… Ze was een dochter uit een van de rijkste families van Eindhoven.

Ik was niets!!  Dat begreep ik toen wel. Ze negeerden me, Fred en zij, terwijl ze me voorbijliepen, alsof ik bij het interieur hoorde. Hoe had ik zo stom kunnen zijn!!  Ik was een jong lijf van negentien, een gebruiksvoorwerp dat een man van tegen de veertig even nodig had.

Hij hield toch zo van avontuur! Vooral als zijn vrouw al in de veertig was. Daar was hij al op uitgekeken en beslist uit berekening mee getrouwd. Rijkdom en aanzien, op de valreep nog een huwelijk en een kind toen het net nog kon. Ze zal hem wel dankbaar zijn geweest en hij haar.

Een jong vastgelopen meisje binnen handbereik met een opgelopen trauma gemakkelijk te manipuleren. Dat bleek met zijn ervaring en mijn hang naar liefde niet zo moeilijk.

Toen ik instortte tijdens die maandagmiddag had hij van me af moeten blijven en juffrouw M moeten roepen.

Toch had ik een schuldgevoel dat lang bleef… Ik was toch meegegaan? Had me zelfs aangeboden en laten nemen, (al had “de daad” niet plaatsgevonden) maar toch… Hij had me niet gedwongen.

Natuurlijk droeg Fred de meeste schuld weet ik achteraf. Hij droeg als oudere man en vooral als mijn leidinggevende de verantwoording. Ook dat besef kwam pas jaren later.

Er heeft nog een gesprek plaatsgevonden, tussen hem en mij, waarin hij hoofdzakelijk aan het woord was.

Hij had wel gemerkt hoe verbitterd ik was, ik moest het niet zo serieus nemen. Er was toch niets gebeurd? Wat wij beleefden zou altijd een mooie herinnering blijven. Voor hem en voor mij… Het was voorbij! Terug naar de realiteit! Ik moest gewoon trouwen met mijn marineman en veel kinderen krijgen, daar had ik de lichaamsbouw voor, beweerde de kenner. Ja, dat zal hij wel goed hebben gezien daar in dat bos.

Een blote Rubens nimf in de maneschijn die hij bespeelde als een instrument. Het was leuk geweest, volgens hem maar voorbij! Binnenkort vertrok hij naar Luxemburg.

Er was een hotel gekocht aan de Sûre. Natuurlijk met het geld van zijn vrouw. Hij zou weggaan bij Philips, zijn contract werd niet verlengd. Waarom niet? Ik heb het niet gevraagd. Lamgeslagen door de mededeling.

Onze laatste weken van samenwerking in POC! Het was een rustige tijd middenin de vakantieperiode, dan verliep alles wat meer ontspannen. De radio in de keuken werd wat harder gezet. Arbeidsvitaminen met tussendoor de verslagen van de Tour de France. In die tijd kwam het nummer Que sera van José Feliciano vaak voorbij. Fred zong meestal mee. Hij kende vele talen en wist wat de tekst betekende.

Hij vertaalde het voor me. “Wat voorbij is, is voorbij, en komt nooit weer…..!” Oh ja, was het goed dat het voorbij was? Waarom had hij dan tranen in zijn stem toen hij woest tegen me zei: “ik heb geen spijt!”

Wat was er gebeurd? Opeens viel bij mij het kwartje…..Had iemand van de leidinggevenden gemerkt dat er iets was geweest tussen Fred en mij? Was daarom zijn contract niet verlengd of zelfs ontslagen? Hij wilde er niet over praten, keek weg van mijn vragende ogen, en zong zijn Que sera. Na een kort zwak moment kreeg hij zichzelf weer in de hand.

Hij vertrok….. Ons afscheid was zonder woorden geweest. Tranen in ogen en monden die niets meer zeggen konden. Gevoelsmatig had het hem toch wel iets gedaan? Voor een laatste keer zijn krachtige armen om me heen, voor een kort moment. Het was goed zo. Geen huwelijk ontwricht. Ik bleef achter met de hoop dat ik misschien ooit nog eens op dezelfde manier van iemand zou kunnen houden. Misschien wel iemand waar ik net zo tegenop kon zien als naar Fred... Vol vuur en passie. Iemand die me “meidje” of kind zou noemen en mentor en minnaar tegelijk voor me zou zijn.

Vele jaren lang heeft het verdrietig gemis en de hunkering geduurd van even te hebben beleefd hoe totaal opgaan in de liefde zou kunnen zijn. En eigenlijk ben ik Fred nooit vergeten.

Misschien omdat hij me liet ervaren hoe het zou kunnen zijn als ik als kind niet door Koen verkracht zou zijn? Fred had me net zo goed misbruikt…misbruik makend van de puin die Koen achterliet.

Hij was niet voor mij! Niets was voor mij… Niet de zachte lieve moeder, nooit de schoolreis, niet de studie, en ook niet de grote liefde.

De trouwe lezer van de mijmeringen weet inmiddels dat ik tientallen jaren later en drie mislukte huwelijken verder een man ontmoette die “de woensdagvriend” werd.

Johan, dertien jaar ouder, intelligent, met normen en waarden, veel geduld en begrip waardoor hij voor mij de volmaakte minnaar werd. We waren aan elkaar gewaagd en beiden vrij…

Alhoewel…het trauma van het kind zat nog steeds in mij en na wat miscommunicatie werd onze “relatie” wekelijks een dag met elkaar doorbrengen. Meer was ondoenlijk en zelfs een weekend bleek te lang.

We noemden de woensdag “huisje, boompje, beestje dag” en heeft 25 jaar geduurd. Daarna kwam een periode van vijf jaar dagelijks laat in de avond telefonisch contact en is nog steeds zo…

Het was/is wederzijds de grote liefde… in een vorm die we beiden aankonden… Het bewijst dat je niet samen hoeft te wonen om intens van elkaar te houden…

Met open kaart!

Bevoorradingsschip Hare Majesteit de Poolster was onderweg naar haar thuishaven in Den Helder. Aan boord mijn verloofde Hans M. Telefoongesprekken waren niet mogelijk. Alleen in noodgeval was hij te bereiken via het telefoonnummer van de marine.

We schreven brieven en de post kwam niet eens regelmatig. Die werd doorgestuurd vanaf een haven in Frankrijk of Denemarken, de landen waar ze meestal aanlegden. Per brief wilde ik Hansje niet inlichten over mijn “vreemdgaan”. Zoiets doe je persoonlijk.

Toen hij eindelijk met verlof kwam ben ik op tijd naar zijn ouders in Limburg gereisd. We moesten maar eens praten!

Er heerste een vreemde stemming bij “huize M.” Er waren wat kaarten binnengekomen geadresseerd aan Hans van een zekere Ayleen uit Denemarken. Er stonden ook wat kruisjes op. De ouders van Hans vonden het schandalig! Hans was immers verloofd met mij. Ik zag er de humor wel van in. Hij “vreemd” en ik “vreemd”. Tijd voor een goed gesprek.

Hans vertelde dat hij het meisje Ayleen had leren kennen bij het “passagieren” in een haven in Denemarken. Er werd gedanst en later op de avond was er wat gezoend en gestreeld. Het stelde niet zoveel voor. Er waren nog wat afspraakjes geweest tot de reis weer verder was gegaan. Het deed me niet veel, ik gunde hem zijn ontdekkingstocht.

Als een “grote zus” hoorde ik zijn verhaal aan waarna ik aan hem mijn verhaal heb vertelt. Hans werd daar ook niet warm of koud van en namen we onze relatie nog eens onder de loep. Je zou verwachten dat het nu wel uit zou raken. Maar dat was niet zo. Hans moest er niet aan denken weer alleen te zijn, hij had grote steun aan mij.

Na rijp beraad besloten we bij onze afspraak te blijven. Vrienden blijven en gaan samenwonen. Trouwen hoefde niet van ons. Desnoods maar doen alsof… omdat mijn ouders “samenwonen” of alleen op kamers wonen niet accepteerden. Ons doel was als studenten in een studentenhuis samen leven... Dat daar een huwelijkscontract bij hoorde moest dan maar en kozen we voor de weg van de minste weerstand.

Alle vaste lasten samen delen en ieder de helft van de huishoud pot. We verheugden ons op een eigen flatje met voor ieder een eigen slaapkamer. Dat leek ons het beste voor als er nieuwe partners aan de horizon verschenen.

De rest van de ruimte zou gemeenschappelijk zijn. Familie hoefde niet te weten op welke manier we samen leefden.

Van tijd tot tijd kwam bij mij de twijfel. Misschien was het beter te wachten tot ik meerderjarig zou zijn en alleen gaan wonen. Hans was het daar niet mee eens. Op de “ware” wachten duurde misschien nog jaren en hadden we ondertussen wel als vrienden een fijn leven samen. Beiden hadden we meer dan genoeg van het “ouderlijk huis.” Hij zeker nu hij in dienst was geweest.

Dus gingen we in ondertrouw. Hij voelde zo veilig als huisgenoot, door zijn gewilligheid en zijn gezelligheid. Hij was een echte goedzak, er zat geen greintje kwaad in.

Getrouwde mannen kregen maandelijks een kostwinnersvergoeding bij de marine. Dat liep lekker op dus trouwden we voor de wet in Eindhoven. Het leek wel om een ander stel te gaan. Alsof er een verwisseling had plaatsgevonden.

 Was ik dat? Waren wij dat? Daar stonden we dan op het plein voor het stadhuis. Hans in een tweedelig kostuum en ik in een pakje. Een wit jasje afgezet met een ruiten randje. Het plooirokje was van dezelfde ruit. Een gewone doordeweekse dag. De wederzijdse ouders erbij en een ambtenaar die maar bleef zeuren over de liefde…Na afloop werd er koffiegedronken bij mijn ouders thuis, waar de ouders van Hans een rondleiding kregen door “het kasteel.”

Prijzen van de vol eikenhouten deuren werden genoemd en de marmeren plavuizen geprezen die de wollen vloerbedekking alweer hadden vervangen. De wederzijdse ouders hadden niets met elkaar. Ach, voor ons was het alweer een stapje verder naar de vrijheid. Daar ging het immers om. Daar deden we het voor. Je moest er iets voor overhebben.

Hans ging weer naar zijn schip en ik werkte verder bij Philips in mijn geliefde personeelskantine. Samenwonen deed je in die tijd pas als het huwelijk kerkelijk was ingezegend. Dus zou moeder nog een tijd mijn salaris binnen harken. Nu maar zien dat we een woning kregen in Stein of Elsloo in Limburg. Ik wilde weg uit Eindhoven dat vol herinneringen was. Misschien kon ik dan verder met mijn leven

Het spel dat “huwelijk” heet.

Als ik maar even vrij kon krijgen was ik bij het woningbureau. Mijn doel was zien dat we op de urgentielijst kwamen. Na een “dramatisch” gesprek met een wethouder lukte het een flatje toegewezen te krijgen in de Stadhouderlaan in Stein. Gelukt! Eindelijk de vrijheid in zicht.

De inrichting werd besproken en het geld geteld. De gezamenlijke pot was ongeveer achtduizend gulden. Jan van zijn kostwinnersvergoeding en ik van mijn bijbaan. Genoeg om meubels te kopen, vloerbedekking, een gasfornuis en een koelkast. Er waren al wat pannen en serviesgoed. Ook was er een sobere linnenuitzet. Daar zaten wat zelf gehaakte washandjes bij en een setje voor op de plee.

Van tante Mien uit Loon 12 badhanddoeken die ze gespaard had van de zegeltjes. Alleen heb ik tante Mien nooit kunnen bedanken omdat moeder had gedaan of de handdoeken van haar waren. Veel later ben ik daar nog achter gekomen.

Hans bezat een stereo-installatie en een hoop platen. Zijn bed mocht hij ook meenemen. Wat een mazzel, het was een twijfelaar. Die paste  mooi op mijn kamer.

Hans gaf al zijn geld aan mij. Hij moest weer aan boord. Ik moest maar kopen wat me goed leek. Naar zijn mening hoefde hij daar niet bij te zijn.

Het was aan me toevertrouwd! Al die winkels aflopen om te kijken wat er in mijn huis, eh… ons huis zou komen. De prijzen vergelijken en onderhandelen. Alle meubels werden in een en dezelfde zaak in Sittard gekocht. Ik hoefde niet het nieuwste van het nieuwste. De aanbiedingen deden het ook. Alles bij een zaak kopen wist ik; dan kreeg je de hoogste korting.

Een donkere eikenhouten eethoek en eenzelfde soort bankstel met groene stoffen bekleding is het geworden. In die tijd waren er megagrote wandmeubels. Supergrote kasten van spaanplaat (gefineerd eiken) die een hele wand innamen. De verkoper deed er gratis een persje bij voor op tafel en een minisetje van eikenhout. Ik rekende als een meikever en kocht goedkope “slaapkamerkwaliteit” vloerbedekking voor de hele flat, met uitzondering van de keuken.

Daar lag een restje novilon. Dat heb ik zelf nog gelegd met een veel te scherp stanleymes. Er was zelfs geld voor een TV. Die kreeg ik met korting met mijn personeelskaart van Philips.

Er kon zelfs een “echtelijke” slaapkamer af. Daar zou Hans in slapen. Het bed van Hans thuis werd in de logeerkamer gezet. De logeerkamer zou mijn domein worden. Helemaal voor mij alleen! Geen zus meer naast me. Hoera! Nooit meer panty’s en toiletspullen hoeven te verstoppen, omdat alles werd “gejat” uit pure nood.

Ik kocht een beeldig kastje met enkele open vakken voor in mijn slaapkamer, waar mijn potjes en flaconnetjes werden uitgestald. Een mooie sprei op het bed, hetzelfde stofje als de gordijnen, ik had ze zelf gemaakt.  Geborduurde Chinese muiltjes onder de stoel, gewoon voor de sier. Met mijn lompe voeten kon ik daar niet eens in.

Ergens onderin de muurkast lagen mijn “oma pantoffels” met bontkraag en pompoen voor koude dagen. In de muurkast kwamen mijn kleren en er kwam een nachtkastje met een lampje erop met een eigen gehaakt kapje. Tot diep in de nacht zou ik boeken kunnen lezen met een doos bonbons erbij als ik wilde. Of een berg chocoladerepen.

Niemand die zou roepen dat het licht uit moest. Een pot koffie erbij en de verwarming hoog. De bonte overgordijntjes met een wazig romantisch dessin sloten zo veilig voor de deur naar een piepklein balkonnetje. Het was mijn eigen paradijsje. Een verlate meisjes- en studentenkamer tegelijk. Zoals ik me altijd al wenste. Ha, ik had het eindelijk voor elkaar. De vrijheid in zicht!

Steeds weer maakte ik nieuwe kussentjes van restlapjes in bijpassende kleuren. Het hele bed lag er vol mee. De rest van de flat zou ik er nog door vergeten. De meeste tijd zat ik maar op dat bed van mijn meisjeskamer te dromen. Geen moment erbij stilstaande dat de “logeerkamer” wel erg veel aandacht kreeg in de ogen van de familie.

En de keuken? Mijn schoonmoeder was van mening dat de keuken voor een huisvrouw tot in de puntjes moest zijn. Oké, de keuken. Er kwam een knalrood tafeltje met twee stoelen. Voor het raam een rood-wit geblokt gordijn met opneembanden met koperen ringen en haken aan de muur. Van dezelfde stof een tafelkleedje.

Een Keulse bloempot met een cyclaam op de vensterbank. Uren en dagen was ik op pad om “gezelligheid” te kopen. Woekerend met mijn beperkt budget. Absoluut onmisbaar was volgens mij een plastic nagelborsteltje in de vorm van een varken. Ik kocht een viskom met visjes die nog namen moesten krijgen. “Jut en Jul” leek me wel aardig.

Een fruitmand op tafel met opgewreven rode appels. Gewoon “zonde” om die op te eten. Mijn blinkende BK pannen op het pannenrek. Plakhaakjes in de vorm van beestjes op de tegels voor de handdoek en de theedoek. De pannenlappen die ik nooit zou gebruiken naast een ovenwant. Wat een weelde!

Ik zou er Hans nog door vergeten….. Zijn slaapkamer was maar een sobere bedoening. Een tweepersoonsbed met een ombouw en een vierdeurs kleerkast in groen/beige. Daar gingen zijn kleren in en de linnenuitzet. Zijn eigen kamer kon hij beter zelf “aankleden.” Hij moest daar maar wat eigen persoonlijke spulletjes bijzetten als hij weer aan wal kwam.

Wanneer kwam hij eigenlijk weer aan wal?

 De bruid in het wit.

Het huwelijk werd aangekondigd in het kerkblaadje. Was het maar voorbij! Wat zag ik ertegenop. Hans en ik wilden het zo sober mogelijk houden. Voor ons had het kerkelijk huwelijk niet gehoeven. Alsof ons toneelstukje daardoor minder erg zou lijken. Het ging met ons op de loop. Het liep totaal uit de hand. We hadden er niets meer over te zeggen. Iedereen bemoeide zich ermee.

Mijn moeder die weer eens de “rijke moeder van de bruid” wilde uithangen, had een tweedehands bruidsjurk op de kop getikt. Hij paste van geen kant. Het was een rot jurk! Glanzend wit satijn met veel grove kant en weer eens was de boven wijdte te groot Een jurk in A-lijn zou me beter hebben gestaan. Er zou een paar sokken in het bovenlijfje moeten. Het leek te veel op een echte bruiloft… Het was een echte bruiloft. Ik werd er doodzenuwachtig van.

Mijn schoonmoeder was het helemaal met de keus van de jurk eens. Die wilde een maagdelijke bruid in het wit voor haar oudste zoon. Nou maagd… dat was ik als kind al niet meer na die verkrachting. Moest ik dat zeggen soms? Daarbij was de bruid  ook nog vreemd gegaan…en de bruidegom was ook niet helemaal zuiver. Wat voelde ik me gemeen. Ik werd er beroerd van. Dat kwam er nu van als je niet op kamers wonen mocht en meende een toneelspel op te moeten voeren.

Tijdens de huwelijksmis speelde mijn vriendin Nelleke op haar gitaar mijn lievelingsmelodie “What a wonderfull world”. Toen was het me allemaal even teveel geweest en vielen wat tranen. De bruid die huilde van “geluk”. Ze moesten eens weten.

Na afloop van de huwelijksmis werd rijst gestrooid bij de kerkdeur terwijl de gedachte door me heen ging: “Dit is zonde”. Doodzonde! In het aangezicht van God trouwen met mijn beste vriend die voelt als een broertje en denken aan een ander.

Hans had er helemaal geen moeite mee. Die lachte zich kapot. Al die enveloppen met geld. En nooit meer zijn kamer hoeven te delen met die vervelende broer van hem.

Het flatje en de inrichting. Hans was er helemaal weg van geweest toen hij het resultaat zag. We gingen er komende nacht voor het eerst slapen. Wat verheugde ik me daarop. Eindelijk de vrijheid!!

Maar eerst het bruiloftsfeest nog nadat er een fotoreportage was gemaakt in het kasteelpark in Elsloo. In de feestzaal werd de bruidstaart aangesneden en de receptie begon met aan kop alle collega’s van Hans van het confectieatelier. Het bedrijf waarnaar hij terug zou gaan als zijn diensttijd voorbij zou zijn. Dat was zeer binnenkort. Hans verheugde zich op de flauwekul met zijn collega’s. Wat was hij nog een kind. Wie wilde nou zijn leven slijten als broekenperser in een confectieatelier?

Nou ja, het was zijn zaak. Als hij maar gelukkig was… mijn klein broertje.

Ook mijn collega’s uit Eindhoven de koks waren gekomen met de nieuwe chef-kok Jan M. Deze dag zou ook voorbijgaan. Het was de rekening die we moesten betalen. Vanavond zouden we vrij zijn! Nooit meer de ellende van het ouderlijk huis hoeven te verdragen. Gewoon uren aftellen naar de vrijheid…

Mijn sollicitaties van de afgelopen weken waren succesvol geweest. Komende week zou mijn nieuwe baan beginnen in het hoofdkantoor van Chas Mackintosh. Met mijn diploma werd ik serveerster bij de directie. Hetzelfde bedrijf waar Hans op de productieafdeling aan de haven broeken perste.

Er was al een rondleiding geweest toen ik aangenomen was.. Vanuit de pantry werd koffie en thee rondgebracht langs de kantoren. Heel klein en amateuristisch allemaal.

Er was geen keuken waar gekookt kon worden. Als gasten van buitenaf bleven lunchen werden gerechten besteld bij Rotisserie De Lijster van Sjo Feron in Geleen. Er werkten al twee serveersters, ik zou de derde worden. Degene met de vakopleiding. Volgens mijn toekomstige baas kon het veel professioneler. Dat had ik wel gezien tijdens de rondleiding en de kennismaking. Bedrijfskleding was er niet. Iedereen had zijn eigen stijl van kleding. Daar was niets mis mee. Wel zou het een verbetering zijn als iedereen een serveersterschortje zou dragen volgens mij, of een naamplaatje met catering erop. Ik verheugde me op de reorganisatie…

Maar eerst een paar dagen vrij en genieten van het flatje. De huwelijksnacht brachten we door met enveloppen openen en geld tellen. Gezellig samen in pyjama op het grote bed in de echtelijke slaapkamer. Doodmoe zijn we naast elkaar in slaap gevallen, uiteraard zonder echte huwelijksnacht. Dat deed je als broer en zus niet. De dag na het huwelijk is de bruidsjurk in een hoekje achterin de kast verdwenen. Die zou naar Loon op Zand gaan. Een nichtje van me ging trouwen en er was haast bij begreep ik.  

Ook een reden voor een huwelijk. Nou, ze mocht die rot jurk houden, helemaal voor niets. Ik hoefde hem niet terug. Volgens mijn schoonmoeder was het prachtige stof voor een doopjurkje, als er een baby zou komen. Nou er kwam geen baby! Ik moest er niet aan denken. Weg met die jurk!

Ik ging boodschappen doen. Biefstuk halen, verse groente en bergen fruit. Een goed kookboek was ook op zijn plaats. Wat hadden we het goed! Een fles witte wijn in de koelkast en een fles vieux in de bar van de kamerkast voor de “cola tic”. En Hans zijn kratje bier… Leve ons “studentenhuis.”

Komend weekend zou ik de oven eens uitproberen. Een mokkataart leek me zalig en een goed boek vol romantiek over een prins op een wit paard, “ waar ik bij weg kon dromen. En ze leefden nog lang en gelukkig”…..

De buitenwereld.

Wat een heerlijke tijd hadden Hans en ik. We genoten met volle teugen van onze vrijheid. Nooit hadden we ruzie. Elke dag, na ons werk, bespraken we bij een glaasje wijn en hij zijn biertje wat ons zoal bezighield. Koken werd weldra een hobby waar ik veel vrijetijd in stak. Ik bakte zelf brood van zuurdesem en alle soorten gebak. Terwijl Hans de stofzuiger hanteerde, de was aanzette of boodschappen deed. Samen deden we in een handomdraai wat er zoal gedaan moest worden. Ieder hield zijn eigen kamer bij. Soms lagen we samen te kletsen in zijn bed (groter dan het mijne) met onze kleren aan, onder het dekbed als we het koud hadden. Geen geheimen, maar ook geen seks. We raakten niet opgewonden van elkaar.

We hadden een bordje met de tekst “NIET STOREN”. Het bordje werd aan de deurklink gehangen van onze eigen kamer als we privacy wilden. Daar hielden we ons aan. Wilde een van ons met iemand op stap dan kookte de ander alleen voor zichzelf. We werden op den duur wat laks in het “geheimhouden” van onze leefwijze. Mijn schoonmoeder zag wel eens een open deur van mijn kamer en een (nog) niet opgemaakt bed. Ze vroeg wel eens of we een logee of ruzie hadden, of ons huwelijk wel een succes was. Het was een gigantisch succes! Het bracht ons de vrijheid die we gewild hadden. Maar dat vertelde ik maar niet.

Hans ging regelmatig met vrienden op stap in België. Eerst naar een bioscoop en daarna wat drinken. Dan werd het zeer laat. Allemaal vrijgezelle jongens onder elkaar. Inmiddels was mijn vervolgopleiding horeca in de avonduren gestart. Na de les ging ik wel eens wat drinken met de medecursisten. Nelleke, mijn vriendin, was ook weer in beeld. Samen met haar zussen gingen we regelmatig dansen bij het “Klaverblad” in Geleen op de rijksweg.

Het was een druk en geweldig leven waar de gezapige buitenwereld grote moeite mee had. We gingen ieder onze eigen weg en genoot Hans mee van de gezelligheid van mijn vriendinnen die veel binnenliepen.  

 We gaven thuis wel eens een feestje, altijd met de jaarwisseling of als een van ons twee jarig was. Dan kwam familie van beide kant en altijd wel een zus uit Eindhoven, maar nooit mijn moeder. Die werd gewoon niet uitgenodigd. Ik wilde haar voorlopig niet meer zien. Jammer dat mijn vader daardoor ook niet op verjaardagen verscheen. Hem miste ik wel het meest.

Mijn zussen schreven brieven hoe het zo ging en probeerden ook thuis weg te komen. Ze waren altijd welkom voor goede raad of opvang. Ik heb eens een zus aan de after morning pil geholpen via een weekenddienst. Ze wisten dat ze altijd bij me terecht konden…

Een van de tweeling was uit huis gezet omdat hij verkering kreeg met een meisje dat moeder niet aanstond. Ik heb bergen linnengoed voor hen gekocht zodat de uitzet sneller bij elkaar kwam en ze konden trouwen.

Mijn vader kwam wel eens koffiedrinken als hij in de buurt was. Kijken hoe het zo ging met “vaders knechtje.” Heerlijke momenten waren dat. Hij deed dan steevast de groeten van moeder, als ze die al gegeven had, kreeg ze die niet terug. Ze wilde dat ik “thuis” bleef komen voor de buurt…voor buurvrouw dit en dat…

Mijn heerlijke ‘getrouwde” leven. Het was de hemel op aarde. Wat voor Hans en mij “gewoon” was geworden, daar hadden zijn ouders wel moeite mee. Ze woonden in hetzelfde dorp. Eigenlijk veel te dichtbij. Dan hoor je wel eens wat. Ik werd gezien bij dancing het “Klaverblad” terwijl ik close met een andere man danste. Dat zou best kunnen. Soms probeerde ik bij iemand het “Fredgevoel” te krijgen als ik een cola tic teveel op had. Helaas tevergeefs en had nooit een vervolg.

Hans was bij het Klaverblad nergens te zien geweest. Nee, die zat in het weekend meestal in België om uit te vinden wat zijn geaardheid was. Wat die daar deed zag geen mens van het dorp.

Ze zagen wel een “getrouwde” vrouw alleen in een dancing met vriendinnen, dat deed de ronde. Dat die vrouw zo “getrouwd” niet was dat wist niemand. Aan onze blauwe hemel van vrijheid kwamen weldra donkere wolken opzetten.

De afrekening!

Door de sociale controle in het dorp, werd ik goed in de gaten gehouden. Als ik me al bewust was van de spiedende blikken, ik lag er niet wakker van. In het kader van mijn vervolg horeca opleiding werkte ik enkele avonden per week in een driesterrenrestaurant in Geleen op de rijksweg. Jawel Rotisserie De Lijster van Sjo Feron.

Wat ik in de toekomst zou gaan doen hing af van wat me beter zou bevallen op den duur. De bedrijfscatering of de horeca. Mijn leven was druk en vol met werken, studie en aanloop…

Hans voelde zich daar prima bij met altijd wel iemand die op bezoek kwam. Zelf bleef hij hangen in zijn kleine wereld van het confectieatelier. Dat moest hij weten. Dat was zijn goed recht. Hij was een meeloper zonder eigen initiatief.

Door mijn dubbele baan stegen mijn inkomsten maar ook mijn uitgaven. Tijdens mijn werk bij “De Lijster” was ik gekleed in het zwart, dat hoorde bij de stijl van het huis en de entourage. Door een goede kapper liet ik een “pijpenkrul”-permanent zetten in mijn stijle haar. Dat was modern in die tijd.

Mijn eeuwige brilletjes waren al een tijdje geleden contactlenzen geworden. Pas in opkomst en geweldig duur.

Mijn start bij Chas Mackintosh was heel moeizaam verlopen en had veel frustratie gebracht. Achteraf gezien heel terecht en forceerde ik een gezamenlijke werkbespreking met onze leidinggevende die aangaf  dat er veranderingen zouden komen. Daarvoor was een gediplomeerde kracht (ik dus) aangenomen. Hij was alleen “vergeten” de dames in te lichten de lafbek…Waarvoor was hij eigenlijk leidinggevend?

En zo leerde ik dat het op de lange duur met veel geduld na een valse start ook wel lukt.

Waarom waren het altijd mannen die zo laks met hun (vrouwelijke) collega’s omgingen?

We wenden aan elkaar. Nicky, Marlies en Annemiek. Grotere verschillen waren er niet mogelijk. Nicky was klein, donker en fel met een doorrookte stem die helemaal niet paste bij haar frêle verschijning.

Marlies was lang, smal en van nature hoogblond. Ik maakte het stel compleet. Uiteindelijk kregen we alle drie zeggenschap over de geplande verbeteringen. Dat kwam de sfeer ten goede.

Er kwam nieuw serviesgoed en kunststof dienbladen. Roestvrijstalen thermoskannen voor koffie en thee. Verpakte suiker en cupjes koffiemelk.

Er kwam een weekplanning op een memobord. Een geplande vergadering of lunch moest ruim van tevoren in de pantry bekend zijn.

Er kwam een bordje op de pantry met Verboden Toegang.

Het moeilijkste was minder opvallende kleding erdoor krijgen. Geen decolleté, wel shirtjes of bloesjes met korte mouwen, geen korte broekjes of te korte rokjes. Een naamplaatje met catering en de naam erop. Sjaaltjes heb ik er niet door gekregen helaas.

Na verloop van tijd liep alles op rolletjes. Ik leerde de mensen kennen die er werkten en zij mij.

Nog steeds miste ik Fred die toch ook een mentor voor me was geweest. Er was geen liefde in mijn leven. Maar wel veel vriendschap en tevreden geluk. Een mens kan niet alles hebben.

Mijn leven bleef boeiend; leergierig en nieuwsgierig van aard moest alles wat op mijn pad kwam onderzocht worden. Er was een “ontwerper” bij het bedrijf die besliste welke kleding in de productie zou gaan. Altijd hingen er rekken met kleding in zijn kantoor/werkplaats en overal lagen stalen stof.

Een spannende plek en meneer bekeek me wel eens als ik de koffie bracht. Hij keek natuurlijk met vakkennis naar een vrouwen lijf...

Annemiek met de Rubens maten…..volgens de ontwerper was ik een voorbeeld hoe mooi een vrouw met een maatje meer kon zijn. Als hij een model nodig had om even iets te passen? Mocht hij me dan roepen? Daar was ik helemaal voor “in.” Wat een compliment! Ik zou nog naast mijn schoenen gaan lopen.

Alweer wat nieuws in mijn leven. Marlies en Nicky keken elkaar eens aan, bij dit nieuwtje. Misschien waren ze jaloers? Uiteindelijk bekenden ze schoorvoetend ook al eens in die val te zijn gelopen. De “ontwerper” stond niet goed bekend. 

Ach… was hij iemand met losse handjes! En ik maar geloven hoe mooi een Rubens vrouw kan zijn! Ja, ja! Nooit werd er iets van gezegd natuurlijk. Zo kon hij jarenlang zijn gang gaan. Nou daar zou ik eens wat aan gaan doen.

Hij zou nog eens spijt krijgen ooit die Rubens vrouw te hebben leren kennen.  “Annemiek, wil je even wat bloesjes showen?” Tijdens mijn ronde met koffie langs de kantoren sprak de ontwerper me aan. “Een momentje, ik kom zo”. Een rustige ochtend daar had hij natuurlijk op gewacht. Even krijgsraad met Nicky en Marlies. Als ik te lang weg zou blijven moesten ze maar eens een kijkje komen nemen en brutaal binnen lopen met de boodschap dat er telefoon voor me was.

Ha… ik was er klaar voor. De ontwerper wees me een kamerscherm waar een stoel stond en een grote spiegel hing. Zoiets als een paskamer.

Mijn bloesje ging uit en het “modelbloesje” aan. Niets aan de hand. Hij bekeek met kennersblik mijn lichaamsbouw. “Maat 44 heb je hè?” “Naar beneden iets meer”. “Daarom draag je altijd tweedelig”. Hij vond me gespierd vrouwelijk, vertelde hij. Dat kon…ik deed inmiddels aan bodybuilding.

Veel pigment. Een herfsttype. Voorouders met buitenlands bloed misschien? Ik zou het niet weten met wie oma vreemd was gegaan. Hij wist welke kleuren me het beste stonden.  Olijfgroen bij die groenbruine ogen was zijn mening. Warme aardkleuren en steenrood. Nou dat wist ik ondertussen ook wel. Hij wilde me graag tips geven om mijn maatverschil te camoufleren…..

Ik zou er haast nog ingelopen zijn zo boeiend was zijn verhaal en deed ik passant nog tips op.

Er kwam een kleurige oosterse lap aan te pas die hij om mijn blote schouders drapeerde. De bandjes van mijn behaatje werden omlaag geschoven. “Kijk eens in de spiegel hoe mooi je bent met blote schouders,” klonk zijn stem.

Terwijl hij achter mij stond schikte hij de lap in plooien. Er kwam steeds meer huid bloot terwijl ik zijn erectie tegen mijn billen voelde.

Met een glimlach beantwoordde ik zijn blik in de spiegel. Even mocht hij nog genieten van zijn triomf. Het maakte hem onvoorzichtig en onoplettend.

En terwijl hij voorover gebogen nieuwe stofjes zocht (en bedacht hoe verder te gaan) schoof ik de BH bandjes weer omhoog en viel hem van achter aan. Een trap van mijn “gespierde vrouwelijkheid” was genoeg. Hij vloog dwars over een tafel. In de wirwar van bureaustoel en prullenbak trapte ik nog eens en nog eens op hem in.  Zoals ik als kind Koen had moeten trappen…

Eens kijken of hij nog graaien wilde en kon. Terwijl zijn armen beschermend om zijn hoofd lagen, klonken in mijn hoofd de paukenslagen van ouverture 1812.

De verkrachting uit mijn kindertijd. Ik zat er weer helemaal middenin en trapte door! Kapot moest hij! Misschien was hij wel doodgetrapt als het allemaal niet zo’n kabaal had gemaakt.

De deur vloog open en er verschenen wat mensen in de deuropening. Verschrikte, verbijsterende blikken waarlangs ik in mijn behaatje de gang ben ingelopen.

Aangekomen in de pantry kwamen de tranen vanzelf!  En terwijl we met een kopje koffie bij kwamen van alle commotie, dacht ik met genoegen aan mijn “afrekening.” Ricky en Marlies waren er stil van en hebben mijn bloesje nog gehaald.

Er volgde een gesprek met personeelszaken. Ik overwoog een aanklacht in te dienen voor aanranding. Daar waren ze niet blij mee… Ze wilden liever geen publiciteit. De “arme” man was getrouwd, nou ik ook… (maar eh niet echt.) Zijn naam was naar de knoppen, teveel toeschouwers waren getuige geweest en de ontwerper werd overgeplaatst naar een kantoor aan de haven. Eigenlijk te dichtbij en het dorp was klein. Elk mens verdient een tweede kans nietwaar? Daar was ik het helemaal mee eens…Hopelijk heeft de sukkel geleerd…al weten we allemaal dat een vos wel zijn haren verliest maar niet zijn streken.

Huwelijksplichten 

Aan mijn blauwe hemel van geluk waren donkere wolken verschenen. Haast ongemerkt was dat gebeurd. Opeens was me iets vreemds opgevallen. De vele bezoekjes van mijn vader en mijn schoonouders. Op de vreemdste tijden stonden ze aan de deur. Keken argwanend rond alsof ze iets of iemand zochten. Het was me niet ontgaan. De vele vragen over onze weekendinvulling. Hun bemoeienis begon me behoorlijk te irriteren. Vooral de verdrietige en beschuldigende blikken van mijn schoonmoeder. Oh…..ik begreep het allemaal wel.

Het klassieke soort huwelijk voor Hans en mij waren bij haar in gedachten. Nog steeds geen baby’tje in aantocht. Nou, dat waren onze zaken. Daar had niemand iets mee te maken. En terwijl de irritatie bij mij groeide vroeg mijn schoonmoeder of ik eens langs wilde komen. Ze wilde met me praten….. Nou dat kon. Het was als vanouds, de gezellige eenvoud van de keuken. De geur van koffie die met de hand werd opgeschonken door het filtertje in de thermoskan. Terwijl ik aan de formica keukentafel zat, met het besef dat er vele gelukkige momenten aan die tafel waren doorgebracht.

De bergen aardappels die we schilden op zondagavond tijdens de verkeringstijd. De frites pan op het vuur. Het snijden en voorbakken, soms een emmer vol. Voor zes personen. Af en toe kwamen de buren op de geur af en bakten we gewoon door. Aardappels genoeg. Die kostten niet veel.

Gezelligheid kende geen tijd. Mijn schoonmoeder was meer moeder voor me dan mijn eigen moeder. Het besef dat ze verdrietig was om Hans en mij zat me dwars en gaf me een schuldgevoel. Daar hadden we niet bij stilgestaan.

Terwijl mijn schoonvader erbij kwam zitten werd de koffie ingeschonken, de deur naar de kamer gesloten. Ik voelde me alsof ik “op het matje” werd geroepen. En dat was ook zo! Hij deed het woord met een verbeten gezicht, terwijl zij huilde. “Waarom Hans en ik apart sliepen? Waarom ik alleen uitging in Geleen? Was er iemand anders? Ik was gezien terwijl ik met vriendinnen was en met andere mannen danste.

Met stemverheffing sprak hij alsof hij een klein kind ter verantwoording riep. Nou, dat kon ik ook, op die toon. “Ja, ik ging uit met Nelleke en haar zussen en troffen vrienden.” Nee! Ik had niemand anders, ook niet op het oog. En hoe wij ons huwelijk invulden was een zaak tussen Hans en mij!!

De afspraken die wij daarover hadden gemaakt ging niemand iets aan. Ik vroeg toch ook niet hoe hun huwelijk was? Of we van elkaar hielden en op welke manier, moesten we daar ook nog verantwoording over afleggen? Er was zelfs door mijn schoonouders overleg met mijn ouders geweest, hoorde ik. Buiten me om nota bene…en waar was Hans? Hoefde hij niet op het matje te komen?

Boos was ik, laaiend. Maar ook verdrietig met het besef hoeveel pijn ik hen deed. Dat was nooit mijn bedoeling geweest. Dat hadden ze niet verdiend. We hadden niet stil gestaan bij het feit dat de buitenwereld, in het bijzonder de schoonfamilie, zo gekwetst zou zijn door ons “nephuwelijk”. Geen moment was daaraan gedacht. Hans en ik moesten maar eens overleggen wat ons te doen stond.

Hans en Annemiek.

Hans en ik besloten verder geen verantwoording af te leggen over onze relatie. Toch bleef het me irriteren. Ik werd merkbaar in de gaten gehouden en als “slecht” bestempeld. Ik was “op het matje” geroepen waar Hans niet bij was. Waarom eigenlijk niet?

Hij was schijnbaar niet “slecht”. Over zijn rol was tijdens het gesprek helemaal niet gesproken. Ze wisten niet eens waar hij in de weekenden was. Daar werd niet naar gevraagd. Moest dan alleen een vrouw verantwoording afleggen en kon een man maar aanrotzooien? Wat hij deed daar allemaal in België met die vrijgezellen? Mij maakte het niet uit maar waren zij daar nooit achteraan gegaan?

Enige tijd later werd ook Hans ondervraagd. Hij heeft toen alles verteld. Dat we geen seks hadden en samen woonden als twee vrienden. Dat er geen baby’tje zou komen. Toen was het hek van de dam. Ik weet niet op welke manier Hans het verteld heeft. Ik kan me er iets bij voorstellen. Hij heeft ze natuurlijk naar de mond gepraat…

 In ieder geval werd mij aan het verstand gebracht dat er huwelijksplichten waren. We waren immers getrouwd. Ik moest Hans “zijn gang laten gaan”, werd me verteld. “Nou daar kwam toch niets van, ” was mijn antwoord. Dat soort relatie was er niet tussen ons. Ze waren verbijsterd en geschokt! Er moest een oplossing komen…..

En terwijl Hans en ik de humor er wel van inzagen en tot de orde van de dag overgingen werd ons wel en wee van alle kanten besproken. Schoonmoeder was naar de huisarts geweest en het advies was:  “Hans en ik moesten maar eens naar de Rutgerstichting of de N.V.S.H.” Nou dan deden we dat toch! Had ik geen moeite mee.

Eens kijken wat die te vertellen hadden. Wel interessant om eens heen te gaan. Voor mij hoefde het niet. Ik wist wel wat ik weten moest. Maar voor Hans zou het misschien meer duidelijkheid brengen. We maakten een afspraak en gingen lacherig op weg.

De meneer, waarbij we op spreekuur gingen, noemde zich een “seksuoloog”, wat dat ook betekenen mocht. Er werden veel vragen aan ons gesteld en hij vond ons “nephuwelijk” wel kluchtig.

Volgens hem werd het nooit iets. Tenminste niet tussen ons als man en vrouw met de zogenaamde “huwelijksplichten”. Ik zou me als een kindvrouwtje moeten opstellen volgend de seksuoloog en dat leek hem (en mij) een onmogelijke opgave.

We waren meer broer en zus dan geliefden, nou dat wist ik al tijden. Hadden we daar moeite mee? Nee! De familie wel… Hoeveel mensen zijn eeuwenlang om verstandelijke reden getrouwd. Om de stand of een boerderij…een stuk grond en ook velen om thuis weg te komen leek me…

Wat Hans en ik als heel eenvoudig ervaarden werd door inmenging van familie en de buitenwereld grote stress.

Mijn ouders werden regelmatig op de hoogte gehouden door de ouders van Hans en Hans werd overspoeld met goede raad door zijn ouders. Hij kletste dan maar mee.

Er was een vrouwtje op zijn werk met een kindje. Was dat niet iets voor hem? Hans raakte zo onder de invloed van zijn ouders dat er een verwijdering tussen hem en mij ontstond. Het weekendontbijt sloeg hij voortaan over. Dan ging hij naar zijn moeder. Daar was het vrouwtje met het kindje op zaterdagochtend.

Hij was als een kameleon en paste zich aan, aan degene met wie hij omging. Wat zijn eigen kleur was, daar kwam geen mens achter! Het vrouwtje was heel aardig toen ze op bezoek kwam bij Hans. Ze zag het helemaal zitten. Ze woonde nog bij haar ouders, iets dat uiteraard niet beviel. En terwijl Hans vertelde dat we ieder een eigen kamer hadden, keek zij met goedkeuring naar het meubilair. Ze zag zichzelf al zitten op het bankstel. Mijn kamer zou als kinderkamer kunnen dienen voor haar kindje. Ik zag wel wat ze dacht.

Niet veel later voelde ik me regelmatig te gast in mijn eigen huis opgesloten in mijn kamer, terwijl het kind rondrende in de gemeenschappelijke ruimtes en “het vrouwtje” het gasfornuis uitprobeerde. Al gunde ik hen het groeiend geluk, erbij zijn was net iets teveel… Hij dacht wel dat hij van haar hield en zijn moeder dacht dat ook. De families kenden elkaar en het kindje was helemaal weg van de nieuwe oma en iedereen leek gelukkig!

Als “sterkere” heb ik het initiatief genomen, een flatje gezocht en de echtscheiding gestart. Ook daar begreep geen mens iets van.

We zijn maar een keer bij de rechtbank in Maastricht geweest en zijn we nog op het Vrijthof koffie gaan drinken met gebak. De goede afloop vierend…

Nu was het wachten op mijn flatje. Hans en zijn vriendin mochten van mij alle meubels wel hebben. Een goede start voor het stel. Ik nam mijn persoonlijke bezittingen, wat serviesgoed en bestek mee. Mijn dekbed en wat linnengoed plus mijn cyclaam in de Keulse pot. 

Een nieuwe bladzijde…

Tweeëntwintig jaar en gescheiden van iets dat nooit een huwelijk was geweest. Een nieuwe periode brak aan in mijn eigen flatje. Drie hoog op de hoek van een groot kruispunt tegenover een winkelcentrum. Ik besefte dat ik de flat zo snel kreeg omdat er weinig interesse voor was. Geen ideale plek om te wonen.

Als er een vrachtwagen voor het stoplicht stond rammelden de kopjes op de keukentafel. Zette je een raam aan de voorkant open dan werd je vergeven van de uitlaatgassen. Maar het was van mij!

 Rustig aan begon ik mijn “kasteeltje” op te bouwen. In wat eens de woonkamer zou worden lag een nieuw matras op de grond met mijn dekbed. Er stond een oud nachtkastje met een tweedehands t.v. erop. Een koelkastje en een gasstel in de keuken. Volgende maand een wasmachine. De rest kwam wel mettertijd.

Er waren enkele muurkasten die, goed schoongemaakt, mijn kleding bevatten. De keuken en het toilet waren klaar. Op de keukenvloer lag een restje Novilon, dat ik zelf had gelegd. Gewoon geknipt met een keukenschaar. Daar was ik trots op. Er was alweer een rood tafeltje en twee stoelen. Iets anders van vorm dan de vorige keer.

Op de vensterbank stond mijn Keulse pot met de cyclaam. Deze keer  een eigen gehaakt valletje aan een koperen roede voor het raam. Het was een experiment. Nicky (mijn collega) heeft het haakpatroontje voorgedaan. Kilometers gemerceriseerde katoen en een haaknaald. Zo haakte ik elk vrij moment aan mijn huis. Een mens leert mettertijd…

Mijn huis inrichten duurde langer. De vaste lasten werden niet meer gedeeld. Ik kon niet zoveel overhouden. Mijn avondbaan uitbreiden dan maar? Het was een afweging. Meer werk betekende meer geld en minder tijd om te klussen. Ook ging ik niet meer uit. Uitgaan kost geld. Daar kon ik alweer rollen behang voor kopen.

In een aanbieding kocht ik effen groene stof voor slaapkamer overgordijnen, Die maakte ik zelf op mijn naaimachine aan de keukentafel.

Behangen en plafons witten was me niet vreemd. Als kind was ik al jong aan het werk gezet en had gezien hoe het moest. Een trapje leende ik van de onderburen. Eerst maar oefenen op een plek waar niemand kwam. De slaapkamer. Een behangtafel hoefde niet. Op de grond in de woonkamer werd een rol vuilniszakken uitgerold. Daarop werden de banen behang geknipt en in gepapt. Behang met bobbeltjes zonder patroon, dan zag je de oneffenheden op de muren niet en was zuinig. De woonkamer lukte nog beter dan de slaapkamer. Al doende leert men.

Goedkope vloerbedekking voor woonkamer slaapkamer en gang was het volgende doel. De rest van de kamers kwam later wel. Nelleke kwam heel regelmatig aan. De andere vrienden mochten pas komen als het klaar was… Maar wat duurde dat lang!! Ik raakte meer en meer in een isolement.

Mijn leven bestond alleen nog maar uit werken. Bedrijfscatering bij Chas Mackintosh en in de weekenden de bijbaan bij Rotisserie de lijster en klussen maar weer. Van elke gespaarde gulden!

Doodmoe viel ik tegen middernacht op mijn matras. Mijn vader kwam wel eens op bezoek en bood zijn hulp aan. “Nee hoor! Het behangen was bijna af.” Alleen de gang nog! Door de vele deuren kon ik de muren die overbleven behangen van de restjes. Het bobbeltjesbehang zonder patroon kon overdwars en ondersteboven. Je zag er niets van.

“De badkamer dan maar opnieuw betegelen”, stelde pa voor. Het zou een cadeautje worden. Samen zochten we een bruine tegel uit. Met hier en daar een beige bloemtegel ertussen ter afwisseling. Daar kwam een beige badmat bij. Bruin was IN, in die tijd.

En terwijl vader de badkamer betegelde vroeg hij of het goed met me ging. Ik zou het niet weten, even te druk. Hij wilde dat ik weer eens naar Eindhoven kwam. Binnenkort was het Moederdag. Oh was het dat? Een toneelstuk…doen alsof we een liefhebbende moeder hadden?

Altijd weer was er een rekening die vereffend moest worden. Eerst iets “geven” en dan de “rekening” presenteren! Als jong kind al door moeder. Je zus verlinken voor surrogaat moederliefde. Als ze wist wat ze wilde weten gooide ze je al weer weg, want je had nooit geboren moeten worden en aan het gas.

Vader wist zoveel niet van moeders uitlatingen… ”Was het dan zo erg?” vroeg “onze pap.” Ik zou wel zien…Voor hem zou ik wel gaan.

De valletjes waren eerder af dan dat er meubels waren. Vakantiegeld en sparen… Eerst maar een bed, of eerst een bankstel? Uiteindelijk kocht ik een goede tuinstoel met een kussen erin en een  complete slaapkamer uit de zomer opruiming. Als ik in dat heerlijke bed lag droomde ik nog steeds mijn dromen van Fred. Hij was een voorbeeld geweest van welk soort man voor mij ideaal zou zijn.

Veel ouder zou die man moeten zijn…Een man om naar op te kijken, om van te leren boeiende gesprekstof mee te hebben en elkaar aanvullen. Het leek me onmogelijk en was tegelijk mijn grootste verlangen.

Mijn zus Gerrie was in verwachting van haar eerste kind. Waarom leek ze zo gelukkig in het huwelijk en was bij mij alleen maar verwarring.

Hoe zou seks zijn tot het einde? Van intimiteit naar seksualiteit… Ik zou het niet weten. Fred was nooit tot het einde gegaan… Dat was alleen gebeurd bij de verkrachting als kind en te gewelddadig om ooit te vergeten.

Rotisserie “De lijster.” 

Mijn bijbaan bij De Lijster in Geleen was heel leerzaam en boeiend maar te onzeker om van te bestaan. Als ik mijn hoofd baan bij Chas Mackintosh zou opgeven, was er geen garantie voor voldoende uren in het restaurant.

Een tijdlang hield ik beide banen aan. Vanaf vrijdag 18.00 uur was ik in het weekend inzetbaar bij De lijster. Eigenlijk was dat veel te zwaar maar bracht extra geld op voor mijn flatje. Zondagavond op tijd thuis dan ging het wel.

De bedrijfsleider (Wim) van De Lijster hield daar rekening mee.  De eigenaar van de zaak (S.F.) was zelden aanwezig, er waren meerdere zaken begreep ik.

De Lijster was stijlvol al leken ze achter de coulissen altijd wel aan het verbouwen. In de zaak hingen gobelins, kristallen en koperen kroonluchters. Lodewijk-XIV-meubels, duur behang en fluwelen draperieën rond de ramen. Er was een gigantische open haard, omgeven door houtsnijwerk. Een oud herenhuis met het interieur van een kasteeltje. Alles was er navenant. Later heb ik dit soort interieur en stijl alleen nog  in kasteel Hoensbroek terug gezien.

De espresso na de diners werd in zilveren koffiekannetjes geserveerd met dezelfde soort zilveren roomstelletjes. Ik werkte gekleed in zwart/wit met de nadruk op zwart. Representatief zijn, daar wist ik inmiddels alles van. Een rok tot op de knie en dunne zwarte panty’s. Een witte blouse met een zwart giletje...

In de hal van het huis hingen jachttrofeeën o.a. de kop van een wild zwijn naast een oud portret. Het is me nooit duidelijk geworden van wie dat portret was…..Niet belangrijk. De perzen die hier en daar op de vloer lagen hadden meer mijn aandacht. Je zou er je nek nog over breken.

Als ik in het weekend ‘s morgens moest werken, was dat meestal om tafels te dekken in de aangebouwde zij zaal. Het startte met de tafels en stoelen kaarsrecht  zetten. De moltons op tafel, daarover de witte damast tafellakens, stijf van de stijfsel. Het couvert en het zilveren bestek, op de millimeter precies tegenover elkaar. De wijnglazen poleren met dunne linnen theedoeken en tot slot de gevouwen servetten Voorbereiding voor de rotary club die regelmatig kwam dineren. Het hoefde maar klaar te staan…

Wim kon me dat wel toevertrouwen. Vanaf een afstand keek hij met toegeknepen ogen langs de tafels of alles recht lag. Een kort knikje als het zijn goedkeuring kon wegdragen.

Tussen de bedrijven door telde ik de vuile was en vulde lijsten in voor de wasserij. Verder was er porselein dat met de hand moest afgewassen. Limoges! Te duur en te fragiel voor de afwasmachine.

Hoe je zwart geworden zilver schoonmaakt heb ik daar geleerd. Met een prop aluminiumfolie en veel soda in een pan kokend water op het gas. Het zilver erin dompelen en even laten trekken. Daarna direct weer afwassen. De eigenaar kocht het op van veilingen en faillissementen. Het meest boeiend was de wijnkelder.

Daar lag een fortuin volgens mij. Het was er stoffig en vol spinrag zoals in een oude kerker. Daar mocht niets van de plaats of gepoetst worden. Wim was de enige die de wijn haalde en een enkele keer mocht ik wel eens mee.

Rotisserie “De Lijster” laat in de avond. Omvallen van de slaap, de koks naar huis, de afwas gedaan. Dan vouwde ik wat linnen servetten om de tijd te doden. Waar had ik dat meer gedaan? Het natafelen van de laatste gasten waar tijdens de espresso en/of cognac wel eens een sigaartje werd opgestoken.

De geur van sigaren deed me altijd aan Fred denken en dwaalden gedachten. Soms deelden Wim en ik een beetje mee in de gezelligheid. De laatste gasten in hun jas helpen en de deuren sluiten. Als het laat was geworden met een taxi naar huis, ook al bood Wim aan me wel thuis te brengen… Daar begon ik niet aan.

Wel wilde ik van hem leren aan tafel saus van Boeuf Stroganoff te bereiden en flamberen. Ik werd Wim zijn rechterhand. Hij was mijn mentor en liet me wel eens in praktijk brengen wat ik had geleerd.

De eigenaar van de zaak had daar moeite mee hoorde ik. Wim moest zijn werk doen en niet zijn taken delegeren. Ik was serveerster en geen gastvrouw.

Als zijn baas in de buurt was deed Wim kortaf. Was de kust veilig dan werd hij overdreven aardig. Tijd om De Lijster te verlaten, veertig uur werken per week was voorlopig genoeg en wat bijslapen…Overgordijnen voor de woonkamer maken.

Mijn bankstel met toebehoren was besteld. In zes maanden had ik dat toch maar bij elkaar gewerkt en gespaard. Op de plek waar de eethoek nog zou komen zou ik een echte mega kerstboom zetten en mijn huisje in Kerstsfeer hullen…

Een huis om in thuis te komen…

Uiteindelijk kwam de rust en het genieten. We maakten boswandelingen, Nelleke en ik, naar plekjes met herinneringen. Onderweg werd van alles verzameld om Kerststukken te maken. De bibliotheek voorzag me van historische romans, de Engelse en Franse koningshuizen en de invloed van godsdiensten door de eeuwen heen.

Een Kerstconcert in de oude kerk van Elsloo en plekjes herontdekken waar moeder natuur het meisje Annemiek troost had gegeven. Het kasteelpark en “onze boom.” Het bunderbos… Eindelijk was ik thuis gekomen…

Nelleke gaf gitaarles aan kinderen, terwijl ze zelf nog studeerde aan het conservatorium. Ze woonde vlakbij en soms kookten we samen.

In Eindhoven waren nog twee van mijn zussen en een broer getrouwd en kwamen wel eens aan. Met mijn zussen schreef ik brieven die ik nog steeds heb, zo ging dat in die tijd. De volgende scheiding zat eraan de komen, deze keer mijn zus Petra. Mijn oudste zus met de baby zat in een andere levensfase. We groeiden wat uit elkaar en was goed zo. We waren en zijn tegenpolen…

Voor mijn vader ging ik met regelmaat naar Eindhoven en verdroeg moeder, al nodigde ik haar in die tijd nooit uit…

Elk weekend gingen we wel een keer naar het klaverblad Nelleke en ik, en wie mee wilde van Nelleke ’s zussen sloot zich aan. Even dollen met elkaar en was de tic in de cola welkom. Steeds weer gingen er kwartjes in de jukebox. Altijd weer dezelfde nummers. George McCrae Rock Your Baby… Procol Harem: A whiter shade of pale, Otis Redding: Sitting on the dock of the bay… Bekenden werden dansmaatjes en na verloop van tijd vrienden.

We gingen meestal met de bus en als het weer het maar even  toeliet, lopend terug…via Beek naar Elsloo. Het maakte niet uit hoelang we daarover deden, als Nelleke en ik de zussen maar veilig thuis afleverden…

Bij ons groepje hoorde weldra een Noord-Afrikaan. Een jonge man uit Tunesië. Daar wilden we alles van weten. Waarom hij hier was en hoe hij tegen de Nederlandse samenleving aankeek. Of hij moslim was en wat zijn geloof inhield…

De gesprekken met hem verliepen moeizaam. Hij sprak Arabisch en Frans. Enkele woordjes Nederlands. Als we naar huis liepen ging hij met ons mee. Hij woonde ook in Elsloo waar de zusjes van Nelleke woonden. We kwamen langs zijn huis aan de stationsstraat.

Onderweg beantwoordde hij onze vragen en zong wel eens Arabische liedjes. Met veel gebaren begrepen we wel hoe het zat. Waar hij vandaan kwam en hoe hij heette. Mohamed, geboren in Mateur. We noemden hem weldra Mo of Matri. Zo noemden ze hem ook op zijn werk. Aan zijn lach te zien leek hij er geen moeite mee te hebben. Wat zijn achternaam was daar kwamen we voorlopig niet achter. We begrepen er niet veel van. Soms heette hij: “Tahar”. Een andere keer “Ghoulem” of “Larbi”. Hij gebruikte afwisselend alle drie de namen.

Dianne, de jongste, had zijn voorkeur. Ze was achttien, klein van stuk met blond kroezend haar. Ze deed hem denken aan zijn eerste meisje “Malika,” vertelde hij. Maar dan in het blond. Steeds weer vroeg hij of ze een afspraakje met hem wilde maken. Kon ze hem eens opzoeken in zijn huis? Dianne zou het overdenken. Ze was wel een beetje huiverig voor de mooie maar aardige Afrikaan. Als haar zusje mee mocht? “We mochten allemaal mee”, vertelde Mo. Hij zou voor ons Arabisch koken…

Mo.

Achtentwintig jaar, een opvallend mooie man. Tenger van bouw en met zijn “Africa-look”-kapsel paste hij perfect in het modebeeld van die tijd. Soul, reggae en kleurlingen. Hij was trots op zijn enorme bos kroeshaar waar hij veel aandacht aan besteedde. Een zeer verzorgde meneer waar menigeen een voorbeeld aan kon nemen. Altijd glad geschoren en bij elkaar passende kleding. Ik herinner me een lichtgrijze pantalon met zeer wijd uitlopende pijpen. Dat heette in die tijd een “soulbroek”.

Verder droeg hij jeans van het Italiaanse merk Panmo. Het enige merk dat hem leek te passen met zijn lange benen en smalle heupen. Zijn schoenen blonken altijd als een spiegel en hij hield van leren jasjes. Hij bezat een colbertmodel van lichtbruin leer en een jackmodel in zwart. Verder was er nog een donkerblauw leren jasje voor naar zijn werk.

Mo werkte als lasser bij de Volvo in twee/ploegen/diensten. In zijn vrije tijd deed hij aan hardlopen, zijn kleine huishouding, ging op stap en schreef met grote regelmaat brieven naar zijn familie in Mateur en Ain Draham in Tunesië.

Zijn verzorgde uiterlijk, zijn melancholieke ogen en zijn charme maakten hem snel tot het middelpunt van onze groep. Jammer dat hij zo slecht Nederlands sprak. Maar dat was te leren. Met z’n allen gaven we hem les. Daar voelde Mo wel wat voor. We keken eens rond voor lesmateriaal.

Wie had nog kinderboekjes van de eerste klas? Maar eerst gingen we bij hem eten! Daar wilde hij graag hulp bij hebben. Dianne misschien? Dianne durfde niet alleen. Thuis was er commentaar geweest over de afspraak met de buitenlander. Als Annemiek meeging? Dan mocht het wel…

Chacchouca, couscous en harissa.

Het huis van Mo lag achter een slijterij. Na het uitgaan, tijdens onze tocht huiswaarts, waren we steeds aan de voorkant voorbij gekomen. Het was even zoeken. Drie kleine woningen met plat dak stonden in de achtertuin van de zaak. Huisje 22A, 22B en 22C lagen achter een parkeerterrein van grind. Het leken wel seniorenwoningen. Bij het middelste huis ging de deur open en Mo verscheen in de deuropening.

Dianne was best zenuwachtig en ik ook wel een beetje. De ons zo bekende Mo leek heel anders in zijn huisje. Er klonk Arabische muziek en er was een huisgenoot begrepen we. De huisgenoot stelde zich wat nors voor. Hij droeg vreemd gevormde leren sloffen met een spitse punt naar boven gekruld. Via de buitendeur kwamen we direct in een kleine woonkamer waar ook een kookgedeelte was. Er stond een eethoek die de kamer bijna geheel vulde. Er was een aanrecht en wat planken met kookgerei erop.

Mo liet ons zijn kamer zien die links van de woonkamer lag. Een eenpersoonsbed paste precies tussen twee muren. Vlak daarnaast stond een tweedeurskast. Ook was er een wasbak met warm en koud water met een badmatje ervoor. Alles was piepklein maar kraakhelder. Verder was er in het gebouwtje nog een toilet en een douche. De kamer van de huisgenoot Abdesalam lag rechts van de woonkamer, daar zijn we uiteraard niet geweest… Sanitair en woonkamer waren voor gemeenschappelijk gebruik. Ze huurden het gemeubileerd voor een woekerprijs, hoorde ik later.

Voor de ramen hingen overgordijnen met grote bloemen erop. Zoals de slaapkamergordijnen van vroeger bij mijn moeder thuis. Inboedel en aankleding waren van het soort spul dat de mens zoal wegdoet, maar Mo was trots op zijn huis. Dianne en ik keken elkaar eens aan. Terwijl Mo Arabisch sprak met de medebewoner kregen we de indruk dat ze elkaar niet mochten. Dit werd later bevestigd. Een Marokkaan en een Tunesiër dat ging niet zo goed samen. Er was een groot verschil begrepen we na verloop van tijd. Maar eerst werd er chachouca gemaakt.

Kookles van Mo.

Een grote pan kwam op het gasstel, daar ging olijfolie in. Dianne en ik maakten groenten schoon terwijl Mo lamskoteletjes aanbraadde. Dat zou Chacchouca worden vertelde Mo. Het eenpansgerecht kende vele variaties en altijd werd plat brood erbij gegeten. Dat was te koop bij een Arabische winkel in Geleen. Er gingen uien knoflook stukken wortel, paprika en  geweekte kikkererwten in, plus een kwart witte kool inclusief stronk. Verder Arabische tomatenpuree wat water zout en harissa. Overal werd aan geproefd en de harissa bleek erg pittig te zijn.

Dianne en ik wilden alles weten over de Arabische keuken en hoe couscous werd gemaakt. We spraken af om in de toekomst eens bij mij thuis te koken. Ik had inmiddels een gasfornuis met oven en daardoor meer mogelijkheden. Dianne zag zichzelf niet bij haar moeder thuis met een Tunesiër aan de kookpot staan. Verder waren we een beetje bang van de norse medebewoner van Mo. Tussen het koken door dronken we zwarte thee uit piepkleine glaasjes met mierzoet amandelgebak dat droop van de honing. We vonden het zalig.

Even later kwamen Nelleke en Lisa erbij en barstte het huisje uit zijn voegen. De medebewoner vertrok na een korte woordenwisseling. Toen werd de sfeer vrolijker. Met z’n allen gezellig rond de tafel met de pan in het midden. Het brood had eigenlijk warm moeten zijn en we hadden net genoeg bordjes. Mo at het gerecht met zijn handen. De groenten en de saus handig opnemend met stukjes brood. We spraken af om bij elke ontmoeting elkaar woordjes te leren. Zo leerden wij Arabisch en hij Nederlands.

Het eerste woord dat we elkaar leerden was: brood, “gops” in het Arabisch. “A tini gops” (fonetisch) “ik wil brood”. Al snel kregen we in de gaten dat de Arabische taal heel moeilijk was. De keelklanken, de “hash” zoals Mo die uitsprak, was onmogelijk na te doen. We leerden die dag nog goedendag zeggen: “Salem Malaikum” met de bijbehorende hand op het hart en smakelijk eten. Fonetisch schehe taiba…

Het huisje daverde van ons gelach toen het kinderboekje eerste klas op tafel kwam. Het boekje ging over een meisje en een hond. Mo leerde de klemtoon op woorden te leggen. Nooit meer vergeet ik hoe hij dat deed. Heeft de hond geen huis?? Met heel overdreven het laatste woord de hoogte in.

Wat later schreef Mo onze namen in Arabische leestekens. Tot onze verbazing schreef hij van rechts naar links. Hij liet ons een Tunesische krant zien die hij kocht in Geleen. De achterpagina was de voorpagina. De letters leken in niets op wat wij kenden. Het was een leerzame dag en het eten was verrukkelijk. De volgende les zou couscous maken zijn. Er werd bedankt met omhelzingen en huiswaarts gekeerd. De komende dagen was Mo en zijn huisje het gesprek van de dag.

En zo werd Mo een regelmatige gast in mijn huis. Het lag voor de hand, Annemiek altijd in voor iets nieuws leerde couscous maken. Een gerecht waar we wel een halve dag mee bezig waren. Echte couscouskorrels waren in die tijd alleen te koop in Arabische winkels.

We waren samen naar zo’n winkel in Geleen geweest en ik keek er mijn ogen uit. Gedroogde peulvruchten en vele specerijen met vreemd opschrift. Een Arabisch sprekende winkelbediende prees het lamsvlees aan, dat in stukken in de vitrine lag. Halal geslacht…waar we ook van alles over wilden weten. De prachtige groenten die altijd net iets anders waren dan bij de groentewinkel van ons dorp. Er waren ook soorten die ik helemaal niet kende. Het boeide uitermate…

Ik kocht een couscous pan. Die leek het meest op een rijststomer. Het was een aluminium pan in twee delen. Onderin de pan ging water en er bovenop kwam een soort zeef/vergiet met een deksel erop. In dat vergiet gingen de couscouskorrels om gaar te stomen. Op de naad tussen vergiet en pan werd een lap katoen gewikkeld om te voorkomen dat stoom ontsnapte. Zo werden die korrels dikker…  Ze moesten ook nog kleuren begreep ik.

Tijdens het kookproces werden de couscouskorrels vele malen vanuit het vergiet in een platte bak geschud. Vervolgens werd wat saus uit de groenten/vlees pan over de korrels verdeeld.

Alles werd voorzichtig door elkaar gehusseld. Dat was precies werk, de korrels mochten niet gaan plakken maar moesten wel de saus opnemen, voordat ze weer in het vergiet gingen voor de volgende ronde.

Dit kon je alleen leren door ervaring, werd me duidelijk. Na verloop van tijd werden de korrels dikker. De saus met vlees en groenten was toen al lang klaar. Heerlijke geuren doortrokken mijn keuken. Het lamsvlees, de specerijen en de vele groenten. De Arabische muziek, zeker als Mo meezong met “Oem Kartoem” zoals hij haar noemde. En ik? Ik raakte helemaal in de ban van de mooie Afrikaan. Hij vertaalde de tekst en ik leerde de betekenis van de woorden.

Soms kwam Nelleke kijken hoe ver we waren. Dan dekte ze alvast de tafel met mijn mooiste tafelkleed en kaarsjes. Couscous eten deed je met een grote groep mensen, je dierbaren. Met familie tijdens hoogtijdagen zoals Laid Kebier of met vrienden zoals bij ons.

Als iedereen aan tafel zat en druk bezig met eten werd Mo melancholiek. Ik zag het wel. In gedachten was hij dan thuis in zijn land bij zijn moeder en de familie. We leefden met hem mee! Zeker toen hij vertelde dat hij de maan een boodschap meegaf op haar weg naar zijn land. Wat een gevoelige, poëtische man!

Thuis in Tunesië…

Als Mo vertelde van zijn thuis hingen we aan zijn lippen. Hoe verliep het leven van alledag van zijn familie? Moeizaam vertellend half in de Franse taal, met vele gebaren, begrepen we: Zijn vader was gestorven en ambtenaar van de burgerlijke stand geweest. Zijn moeder leefde nog, dat wisten we al. Ze was veel jonger dan zijn vader en het was een gearrangeerd huwelijk. De geboortedatum van zijn moeder was niet eens bekend. De oudste broer van Mo… Joesoef was werkzaam bij de spoorwegen en zijn oudere zus Latifa verloskundige in een ziekenhuis in Ain Draham… Ze was gehuwd met een arts en had vier kinderen. Er was nog een zus Mabroeka met vele kinderen en een zus gehuwd met een meneer die een sinaasappel plantage had. De dochter daarvan werkte in een atelier.

Verder een broer (Ali) met een klein schildersbedrijfje daar had hij foto’s van. Zijn jongste broer Mustafa studeerde in Parijs. Waarvoor werd niet helemaal duidelijk.

Mo was als klein jongetje winkelbediende geweest. Voor en na schooltijd. Van jongs af aan had hij zijn draai op school niet kunnen vinden. Nadat zijn vader was gestorven had hij alleen nog maar gespijbeld en was de winkel zijn toevluchtsoord geworden. Losgeslagen van verdriet? Wie zal het zeggen! Hij leek het “zwarte schaap” van zijn familie te zijn. In ieder geval kregen zijn oudere broers geen vat op het weerspannige broertje en was hij niet meer naar school gegaan.

Enige tijd had hij nog bij zijn zus en zwager in Ain Draham gewoond. Maar ook daar kon hij zijn draai niet vinden. Na een conflict kwam hij terug naar Mateur. Er moest geld verdiend worden en de winkel van zijn jeugd was te klein om een betaalde werknemer in dienst te nemen. Een loopjongen vergoeding? Daar was niet van te leven. Te weinig scholing… diploma’s ontbraken en was Mo vastgelopen.

Toen een bedrijf vanuit Nederland arbeiders kwam ronselen heeft hij zijn kans gegrepen. Hij wilde werk avontuur en geld, maar vooral ver weg van de bemoeienis van zijn broers die zich allemaal met hem bemoeiden. Zo was het leven verlopen van een man die zijn draai niet vinden kon. Maar ook hier scheen hij niet echt gelukkig te zijn, met zijn mooie huidskleur in de kou. Hij vertelde eens dat alle kleurlingen in Europa een grijzige tint kregen en ziek van kou en heimwee werden.

Gelukkig gaf het bedrijf in Born in die tijd extra vakantiegeld voor hun werknemers uit den vreemde (voor een vliegticket) en wat meer vakantiedagen dan gebruikelijk om hun thuisland te bezoeken.

Ik herkende wel iets in hem… Beiden weinig doorsnee en beiden onrustig op zoek naar een plekje en/of mens om lief te hebben. Outsiders met een rugzakje… Hunkerend naar warmte en een beetje aandacht. Zelfs mijn moeder had niet van me gehouden!

Mo! Hij was een boeiende vriend geworden. Hij hield van mijn sterke karakter, vertelde hij, een soort grote zus waar hij zich thuis bij voelde. Alweer iemand zijn grote zus? 

Bar Abdellah.

Aan de rand van Lindenheuvel Geleen lag Bar Abdellah in een wijk waar veel allochtonen woonden. Met zijn allen gingen we er een keer naar toe. De eigenaar was een Marokkaan met de naam Abdellah. De mensen die er kwamen waren hoofdzakelijk Arabisch.  De gelegenheid was duidelijk een ontmoetingscentrum. De muziek die werd gedraaid  was gemixt. Arabisch en gemengd met wat er zoal gehoord werd in het “Klaverblad”.

Hoe later de avond hoe mooier. Als er wat gedronken werd kwam het heimwee boven. Dan dansten en zongen de mannen samen met veel handgebaren, geklap en gezang. De strenggelovige Mohammedanen dronken trouwens geen alcohol. Die zaten apart en aan de thee. Daar hoorde Mo niet bij… die dronk bier. De klanken van de taal en de muziek gaven een heel bijzondere sfeer.

 Nelleke met haar conservatorium opleiding was er weg van. Je waande je in verre landen. Het was een complete cultuurschok als de avond nacht werd en we huiswaarts keerden. Uiteindelijk werd het voor Nelleke en de zusjes wat veel van het goede. Bar Abdellah was uit de gratie. Ik was de enige die er af en toe met Mo heen bleef gaan.

Tunesische gastarbeiders waren in de minderheid in Nederland, vergeleken met de vele Marokkanen Spanjaarden en Italianen. Ik leerde de verschillen zien. In Geleen woonde een dorpsgenoot uit Tunesië van Mo met de naam Abdesattar Marouani en ik vond hem een griezel. Hij leek veel ouder en had gluiperige oogjes. Meestal was hij samen met een Nederlandse veel oudere vriendin die Netty heette.

 Ik was perplex toen ik hoorde dat Netty acht kinderen had. Een verlopen type met  kapot geverfd lang zwart haar, een uitgezakt lijf met te strakke kleding en te diep decolleté. Als ze uitging paste haar ex-man op de kinderen die nog thuis woonden. Meneer woonde voor het gemak weer bij haar in.

Als ik een kind had zou ik geen moment aan uitgaan denken. Maar wie ben ik om te oordelen/veroordelen. Bij Bar Abdellah kwamen twee soorten vrouwen leek het wel. De enkelen die een serieuze relatie hadden met een Afrikaan en de velen die van man naar man gingen. De zogenaamde “vlinders!” Die waren zeer in trek bij de mannen die een vrouw of verloofde in hun “thuisland” achter hadden gelaten. Die lieten ze overkomen als ze een huis hadden bemachtigd. De vlinders waren als schepen in de nacht, samen een tijdje met elkaar opvaren. Daar is niets mis mee. Het is een persoonlijke keuze die je maakt…Als je het daar beiden maar mee eens bent!

Een bloeiende bloem in zonneschijn.

Als iemand van je houdt stijgt je eigenwaarde. Ik voelde me mooi, vol liefde en leven. Met stralende ogen deed ik mijn werk, vol energie. Huppelend rende ik trap op en af, dansend door het leven. Collega’s kregen het snel in de gaten.  Annemiek was verliefd! Dan wil je delen en vertellen hoe geweldig “hij” is. Met verbijstering hoorde ik de reacties aan: “Hoe heet hij?” “Een buitenlander?” “Ben je niet bang?” “Is iemand van hier niet goed genoeg?” “Weten je ouders het?” “Dat heb jij toch niet nodig?” Oh, ze hadden het beste met me voor. Maar wat deed het pijn!

Rassendiscriminatie!

Was dat nog niet voorbij in Nederland? Blijkbaar niet! De vele negatieve reacties temperden mijn blijdschap een beetje. Er waren ook uitzonderingen. Mijn vrienden leken Mo als mijn geliefde wel te accepteren. Het maakte de pijn wat zachter. Toch was er iets veranderd. Vriendschappen onderhouden kost tijd.

Hoe moeilijk was het om tijd en aandacht te verdelen tussen mijn geliefde en mijn vrienden. Hoelang was het geleden sinds we allemaal samen waren geweest?

Een afspraak werd gemaakt. Een etentje bij mij thuis zou alles wel weer in het reine brengen. Als vanouds kookten we een grote hoeveelheid couscous. Met couscous vierde je een feestelijke gebeurtenis nietwaar.

We vierden onze prille liefde met mijn vrienden die inmiddels ook de zijne waren geworden. Maar waarom was de sfeer niet als voorheen? Waar lag dat toch aan. Was Dianne een beetje jaloers misschien? Had ze Mo toch voor zichzelf gedacht? Nelleke was ook al zo stil. Kon dan niemand echt blij zijn met ons geluk? Ik begreep het niet en vroeg er ook niet naar.  Misschien meende ik door te negeren de spanning te laten verdwijnen?

Later op de avond toen iedereen weg was kwam het pas ter sprake met Mo die niets had gemerkt. Namen ze ons kwalijk dat er minder tijd voor vrienden was? Misschien moest iedereen nog wennen. Maar even afwachten, later erop terug komen en toch maar uitpraten. Gissen had geen zin.

Tijd om eens naar Eindhoven te gaan om mijn geliefde voor te stellen aan mijn familie. Mo was er een beetje huiverig voor. Wat niet hoefde. Hoe mijn ouders ook reageerden het deed niets af aan mijn gevoel voor hem. Nou…..het werd een ramp! De taalbarrière, het Brabants dialect van mijn moeder tegenover de man die Frans, Arabisch en een paar woorden Nederlands sprak.

Mijn tactloze moeder. Ze begon steeds harder te schreeuwen, alsof dat hielp. Mijn vader zei ook al niet veel. Die voelde de spanning van moeder natuurlijk aan. Ik vertaalde zoveel mogelijk in woorden die Mo wel begreep en hield daarmee moeizaam het gesprek op gang.

Er werden broodjes met ham geserveerd waar Mo bedenkelijk naar keek. “Haloef?” (varken) vroeg hij een beetje huiverig. Dat beviel mijn moeder niet. “Nou, ze zijn niet bedorven hoor. Daar is zij mee grootgebracht. Spek en worst”, vertelde ze.

We zijn maar niet te lang gebleven. Het was geen succes. Die nacht bleef Mo bij me slapen. Het was immers weekend. We zochten troost bij elkaar. Er werd niet meer over het bezoek gepraat. Alleen maar gevreeën alsof we de nare zaken snel wilden inruilen voor mooie momenten. Zijn armen om me heen. Kon het altijd maar zo blijven!

“Spik en wors. Haloef  koop jij niet?” was zijn vraag. “Nee! Nu niet meer, nu ik jou ken.” Ik wist dat een mohammedaan geen varkensvlees eet. Daar had ik geen enkele moeite mee. Lamsvlees was heerlijk en er was kip en rundvlees. Ik miste niets. “Geloofde ik in God?” “Ja, ik geloof in God. Of hij nu Allah heet, God, of De Schepper!” Ik geloofde in God maar niet in een kerk. Daar zou hij het mee moeten doen.

Ik zag God in al wat leeft, de natuur, in bomen en planten, in kinderogen en sinds kort in de liefde. Dat was mijn persoonlijke mening. Na een tijdje begreep ik dat zijn God (Allah) veel van zijn mensen verwachtte. Ook was er een oneindig vertrouwen in Allah. Mo gebruikte een vaak terugkerende uitspraak: Bismallah (het is de wil van Allah)! Het scheen zijn stopwoord te zijn. Mo vertelde over zijn familie…

Latifa, zijn zus, baarde vier kinderen. “Dat was toch wel genoeg met een fulltime baan erbij”, volgens mij. “Als Allah het wil zou ze er nog tien krijgen”, was zijn mening. Nou, als ik de pil niet nam, zou ik ook al zwanger zijn geweest. Dat doe je pas als je zeker weet dat een relatie goed is en er een toekomst voor je kind is.

Als ik van een brug spring en erop vertrouw dat God me vangt, waar ben ik dan mee bezig? Een mens draagt zelf de verantwoording voor zijn/haar daden dus zeker voor het aantal kinderen dat hij/zij op de wereld zet. God gaf ons hersens om te gebruiken. Volgens Mo was mijn geloof niet sterk genoeg! God (Allah) stond en staat boven alles. “Als God het van je verlangt sterf je voor hem”, was zijn mening. “Waarom zou een God dat verlangen?”

Er was veel te bespreken. Het verschil in cultuur, opvoeding, godsdienst enz. Te veel om op te noemen. De rassendiscriminatie. Hoe ging hij daar mee om? Dat was hij niet gewend in zijn land. Zijn vader was ambtenaar geweest. Hij was van gegoede familie waar naar opgekeken werd. Hoe ging hij om met de neerbuigendheid van mijn familie die misschien wel wat niveau betreft onder de zijne stond? En terwijl ik keek naar de slapende man naast me nam ik me voor hem bij te staan bij al die discriminatie. Houden van is geven! En alle slechte zaken weghouden van degene die je liefhebt. Weldra zou ik weten hoe dat voelt…..

Einde van een zomer. 

Een zomer naderde zijn einde. De scholen waren weer begonnen. Nelleke was druk met haar studie en gitaarles geven. Het bracht wat extra geld op naast haar studiebeurs.

Mijn werk in de bedrijfscatering bracht weinig verdienste en geen overwerk. Om vijf uur zat het erop.

Mo was naar Tunesië met vakantie, de bofkont. Mijn vakantie waren lange fietstochten geweest o.a. naar Maastricht langs het kanaal en verder. Een nieuwe hobby voor in het weekend werd geboren, steeds verdere fietstochten tot wel 100 km per dag en ergens overnachten bij een B&B. Altijd een blocnote bij me waar ik ervaringen in schreef of gedichten. Meestal waren mijn trektochten alleen, dat gaf me het pure vrijheid gevoel. Volmaakt gelukkig kon ik zijn ergens middenin de natuur met mijn thermos koffie en een boterham. Niet weten waar de weg heenvoerde en hoe weer naar huis te komen… In de armen van moeder natuur.

In mijn flatje werd het steeds gezelliger! Als het kouder zou worden maar weer even wat gaan bijverdienen bedacht ik. Er was een café/zaal in Beek op de Rijksweg waar bruiloften en partijen werden gehouden. Ze vroegen oproepbaar personeel voor feesten in het weekend. Ik ging er maar eens solliciteren en kwam op hun lijst na proef gedraaid te hebben.

En weer ging er een nieuwe wereld voor me open. Een bruiloft in “Café Beek” op zaterdag betekende van te voren een koud buffet maken. Werk genoeg! Of ik ook in de keuken wilde helpen? Ja, zeker! Ook daar was iets te leren. De aardappelsalade werd er nog zelf gemaakt, evenals zalmsalade en van alles wat daar bij hoorde.

Gevulde eieren opspuiten en van tomaten werden mandjes gesneden gevuld met o.a. erwtjes en takjes peterselie. Een citroen werd creatief omgetoverd tot een varkentje. Kilo’s gehakt werden “broden” gevuld met gekookte eieren. Afgekoeld werden ze in plakken gesneden. Hele hammen gebraden.

Een trouwerij uit liefde. Daar ging het anders aan toe dan die bruiloft van mij van “lang” geleden. De liefde spatte eraf. Meestal zag je wel dat ze gek op elkaar waren. Maar evengoed kans dat het geluk over zou gaan. Als de glans eraf was zoals het echtpaar waarvoor ik werkte. De eigenaar van de zaak was zijn eigen beste klant. Als zijn zaak een dag in de week gesloten was ging hij naar zijn stamkroeg een straat verder. Wat een idioot… Als hij later op de avond wat veel ophad en zijn vrouw niet snel genoeg reageerde schopte hij haar de keuken door. Daar was ik al eens bij geweest en wist niet wat ik zag.

Wat een bruut! De vrouw huilde stilletjes, verzorgde een schaafwond of kneuzing, plakte een pleister en werkte weer verder. Zou dat vroeger ook de “grote liefde” zijn geweest?

Voor geen goud zou ik in de plaats van die vrouw willen zijn. Geen mens die me ooit een keuken door zou schoppen. Mijn thuis was een veilig plekje met een boek en een muziekje terwijl knippatronen en lapjes, rokken en bloesjes werden.

Schuilen bij elkaar.

Schuilen bij elkaar en elkaars zorgen dragen. Begrip, troost en aandacht geven. Samen oplossingen zoeken voor problemen die zich aanmeldden. Het waren er meer dan we aankonden. We waren er druk mee. De huisgenoot van Mo was behoorlijk irritant bezig.

Steeds weer was er een woordenwisseling over van alles en nog wat. Het werd me maar niet duidelijk wat de oorzaak was. Tijd om het minihuisje alleen nog maar als postadres te gebruiken. Maar wel de huur blijven betalen. Eens kijken of we met elkaar konden leven. Samenwonen op proef, zou rust brengen.

Wat een heerlijkheid als hij tijdens de middagdienstweek laat in de avond thuiskwam. Dan was het eten klaar en iemand die op hem wachtte. Tijdens de dagdienstweek werd ik verwend. Mo stond al te koken als ik thuiskwam van mijn werk en nam ik het over. Natuurlijk waren er wel mindere zaken.

Hij was zo vreselijk precies dat er nog geen kopje op het aanrecht bleef staan als we naar bed gingen. Ik ben altijd een chaoot geweest en een rommelkont. Knutselen deed ik niet meer, het gaf rommel waar Mo zich aan ergerde. Op een dag trof ik hem na mijn werk aan terwijl hij het bankstel in de boenwas zette. De salontafel stond op zijn kop en de poten blonken.

Voor mij hoefde dat allemaal niet, wat is er mis met een doorleefde tafel?

Als we samen boodschappen deden werd elk stuk groente of fruit betast en bekeken. Hij wilde waar voor zijn geld. Ik gunde de kooplui dat ze ook van het iets mindere afkwamen, of bij de super een pak rijst met een deuk. Dan waren ze daar ook vanaf.

Halal vlees kocht hij bij de Islamslager in Geleen. Daar ging hij altijd alleen naar toe. Waarom eigenlijk! Ik zou wel eens mee willen gaan. Dat vond hij geen goed idee. Natuurlijk ging ik op een dag gewoon mee. Het werd spitsroeden lopen. Ik werd bekeken en er werd over me gesproken. Dat had ik wel door. Ik kon alleen niet verstaan wat er werd gezegd. Mo werd er nerveus van. Ik zag wel dat het moeilijk voor hem was.

Later thuis legde hij me uit dat de meeste Arabische mannen die in Leenhout woonden van laag allooi waren een Nederlandse “vlinder” erop nahielden. Zo werd ik ook bekeken en werd gevraagd of hij zijn vlinder wilde delen, daar kon hij niet tegen. Ik was geen “vlinder!” Hij kon niet vertellen dat we een serieuze relatie hadden volgens hem. Dan werd hij uitgestoten. Hij bewandelde de weg van de minste weerstand en vond het beter dat ik in de schaduw bleef.

Nou, zo zat ik niet in elkaar, ik hou niet van stiekem. Rechtdoorzee zou ik de strijd aangaan. Volgens Mo had hij dan geen leven meer op zijn werk. De mening van menige Arabier waar hij mee samenwerkte was een serieuze relatie aangaan met een maagdelijk veel jonger meisje uit eigen land.

Tot aan die tijd een “vlinder” aanschaffen voor de fysieke behoefte. Het was beter iedereen in het ongewisse te laten vertelde Mo. Daarom hield hij me weg van zijn collega’s en Arabische kennissen. Hoe minder ze wisten hoe beter! Als ik geen Arabier zag, kon ik me ook niet verspreken. Mijn spontaniteit en openhartigheid, daar was hij niet zo blij mee. Het was allemaal de schuld van klassieke denkbeelden was zijn mening. De islam werd in elk land anders geïnterpreteerd. Tunesiërs met de bijbehorende moderne opvattingen waren in de minderheid. In heel Nederland waren er in die tijd maar een stuk of 300.

Zijn verhaal voelde nogal dubbel. Dus hij kwam niet voor me op? Alsof hij zich schaamde leek het wel. Dat vond ik teleurstellend. Het kiezen voor de weg van de minste weerstand vertelde iets over zijn mindere persoonlijkheid. Eigenlijk best slap, al begreep ik het ook wel. Oh, wat was het allemaal moeilijk! Ik probeerde begrip op te brengen, zoals hij begrip opbracht voor het feit dat hij niet echt welkom was bij mijn familie die grotendeels racistisch was.

Hij moest verdragen dus moest ik ook maar verdragen? Ik zou met hem op een eiland willen zitten, ver van Arabieren en Europeanen.

Ons eiland

Op ons eiland van geluk was er niets aan de hand. Als we de wereld maar buitensloten. Overal was een oplossing voor. Naar Eindhoven gingen we gewoon niet meer. Of ik ging een dag alleen. De collega’s van Mo werden na werktijd ook gemeden. Hij ging regelmatig naar een café waar hij ze trof. Daarna kwam hij steevast timide naar huis en teveel aangeschoten. Na zo’n avond vertelde hij eens dat hij nog niet wist of hij de huur wel wilde opzeggen van zijn minihuisje in Terhagen.

Nou, dan niet! Alles was zo moeilijk. Was ik wel de juiste voor hem? Hij werd behoorlijk negatief beïnvloed. Als hij bij “zijn” mensen was geweest leek hij wel gehersenspoeld. Na een dag was hij dan wel weer de vertrouwde man die ik kende. Maar toch…..Wat ging er echt in hem om? Welke Mo was echt? Hij was zo wispelturig. Waren alle Tunesiërs zo? Hoorde dat bij hun cultuur?

Nu in 2024 weet ik dat hij als een kameleon de kleur aannam van de persoon waar hij mee omging.

Er waren ook periodes van grote blijheid. Lange wandelingen in de winterkoude. We liepen uren door het bos en langs het water van het Julianakanaal.

Decembermaand. Er werd een mega kerstboom gekocht die met veel gelach driehoog de trap werd opgesleept. Rode en gouden kerstballen kwamen erin. We deden bijna alles samen, maar kerstcadeautjes kopen wilde ik alleen. Als ik dan lange tijd wegbleef wilde hij steeds weten waar ik was geweest. Geen zin hoor om dat uit te leggen! Het werd onze eerste ruzie.

Hij moest me niet altijd zo op mijn huid zitten. Als ik niet steeds wilde vertellen waar ik was geweest, zou het volgens hem wel iets zijn dat niet door de beugel kon. Hij bleef van zijn gelijk overtuigd en na een tijdje vergaf hij me mijn zogenaamde “misstap” en werd ik in zijn ogen steeds een beetje slechter, terwijl ik geen misstap beging. Ik kon er laaiend over worden.

Ruzie is niet leuk. Ik betrapte mezelf erop dat ik steeds duidelijker aangaf waar ik naartoe ging. Duidelijkheid voorkwam ruzie.

Nu 2024 weet ik dat ik de “tango met hem danste” oftewel ruzie probeerde uit de weg te gaan en op een horige manier van hem hield. Ik onderwierp me… en hij nam.

Er was zoveel wat overwonnen moest worden. Soms trof ik ergens een kennis en dan werd bijgepraat. Een oude vriend van de cursus. Ergens iets drinken?..... Daar schrok ik voor terug. Als ik later thuis zou zijn was er weer argwaan en ruzie. In die tijd waren geen mobiele telefoons om even het thuisfront te bellen.

Liegen kan ik niet. Verzwijgen wel! Meer en meer verzweeg ik dergelijke ontmoetingen en ging ze zelfs uit de weg door weg te duiken als ik een bekende zag. Daar voelde ik me dan weer schuldig over, want ik was van nature niet achterbaks. Omdat ik toch nergens op inging vroegen mijn collega’s, vrienden en kennissen me niet meer. Op een gegeven moment was er nog maar een enkeling over.

Nu in 2024 weet ik dat loverboys ook zo met hun slachtoffers omgaan. Ze kappen alle banden af om het meisje helemaal van hen afhankelijk te maken. Het gedrag van Mo leek daar veel op... Ik was degene die zich aanpaste en inleverde, hij niet. Ik was zijn eigendom geworden als een afgericht dier.

Binnen de contouren van ons eiland was er groot geluk. Daar doe je toch alles voor. Cadeautjes onder de boom. Een mooi hemd en een apart soort leren broekriem voor hem.  Een aftershave die bij hem paste.

Nee, geen nachtmis in de kerk. Evenmin een bijeenkomst in de moskee. We gingen uit eten in een restaurant in Geleen en daarna? Was er de warmte van ons huis. Een glaasje wijn en de liefde, daar doe je toch ALLES voor. Een nooit gekend gevoel dat ik als ongewenst kind ontberen moest…

De pakjes werden uitgepakt. Er was crème de parfum van Fenjal met deodorant en bodylotion van hetzelfde merk. Alles dezelfde geur. Hij had smaak, mijn lief…nou ja, dat was niet zo moeilijk, het was mijn merk.

Voor het eerst voelde ik me meer dan honderd procent vrouw. Dat kwam door hem…en de roze bril die ik ophad. Het gevoel dat hij me aantrekkelijk vond wilde ik behouden.

Daar deed ik bijna alles voor. Een uitstapje met Nelleke sloeg ik af om Mo niet alleen te hoeven laten maar vooral om problemen uit de weg te gaan. De verjaardag van mijn vader werd afgedaan met een lang telefoongesprek en een kaart. Nooit meer vroeg ik om mee te gaan naar de Arabische winkel in Leenhout, waar hij zo zenuwachtig van werd. Ik werd niet geaccepteerd in zijn wereld en hij niet in de mijne. Dus hielden we onze werelden gescheiden.

We kozen voor elkaar in ons coconnetje en samen meden we steeds meer de buitenwereld.

Op een gegeven moment begon het te benauwen, hoe lief hij me ook was. Ik wilde ook eens wat alleen doen. Het brak me op, een verstikkend gevoel. Heimwee naar de tijd dat ik het zelf helemaal voor het zeggen had. Ik moest er eens eventjes uit. Daarna zou het wel weer gaan. Winkelen en ergens koffiedrinken met Nelleke. Dat moest toch kunnen? Eventjes weg van het eiland….. Kort en zakelijk deelde ik aan Mo mee: komende zaterdag zou ik met Nelleke gaan winkelen. Hoe laat ik thuis zou zijn? Ik zou wel zien!

Ik zag Nelleke te weinig. Een lange dag met haar leek me zo heel erg fijn. Oh, het was geweldig! Het was als vanouds, al wilde Nelleke niet over Mo praten. Dat was wel vreemd. We dronken uitgebreid koffie, gingen ergens lunchen en ik vertelde over de Arabische winkel aan het eind van de straat. Samen zijn we er nog naartoe gegaan. Nelleke wilde het winkeltje wel eens zien. De bijzondere groenten en fruit, de rekken vol verschillende soorten bonen en couscouskorrels. De meneer achter de toonbank kende me nog en vroeg of ik nog met Mo was. “Ja hoor!” Toen begon hij met Nelleke aan te pappen. Die was daar niet gelukkig mee.

We waren zo buiten en opeens besefte ik dat Mo met deze spontane actie niet blij zou zijn. Dat overkwam me wel meer, een spontane actie zonder over de gevolgen na te denken. Thuisgekomen vertelden we in geuren en kleuren hoe de dag was geweest, inclusief de Arabische winkel. Mo moest maar eens leren dat winkelen met een vriendin heel gewoon was. En de Arabische winkel bezoeken ook zonder bedoeling kan zijn.

Die avond nadat Nelleke vertrokken was barstte de bom. Hij verdacht me ervan dat ik met opzet naar die winkel was gegaan. Misschien wilde ik een ander. Of wilde ik hem belachelijk maken. Ik kreeg niet de kans om alles nog eens uit te leggen. Mo was niet voor rede vatbaar en vertrok laaiend naar Elsloo. Het grootste gedeelte van zijn kleren nam hij mee…..

De stilte en de kou.

Natte sneeuw en hagel. Het kerstspul opgeruimd. Het warme goud en rood. Een wit gezichtje in de spiegel en de stilte in huis. Winter! In mijn hart en in de straat. Natte kliederboel en dikke jassen. De lege plek in mijn bed en de krant die niet gelezen werd. De moeizame dagelijkse weg naar mijn werk en een leeg huis waar niemand op me wachtte.

Het werd heel stil in mij. Als na een druk verjaardagsfeest wanneer de gasten zijn verdwenen. Vuile ramen en de winterkou die erger leek dan ooit. Stof op de meubels. De fut was eruit! Een hele zondag in bed met een boek. De bel en de telefoon uitgetrokken. Ik wilde even niemand zien en met niemand praten. De wereld was voor mij even opgehouden met draaien. Van iemand houden maakt een mens heel kwetsbaar.

Het leven moest door. De was en de boodschappen. Soms, huilend als een klein kind, als ik bijvoorbeeld een pluk kroeshaar in de haarborstel vond. Of een Tunesische krant tussen het oud papier. In de brievenbus lag een briefje van Nelleke. Ze was aan de deur geweest, de bel stond uit terwijl het licht brandde in de slaapkamer. Misschien was ze Mo tegengekomen en de tamtam deed de rest.

Op een dag, onderweg van het winkelcentrum naar huis, zag ik hem opeens het trappenhuis binnengaan. Vanaf een afstand stond ik te kijken… roerloos… De sleutel was ingeleverd bij zijn vertrek, dus kon hij niet binnen. Heel stilletje heb ik daar gestaan, en zijn slanke gestalte nagekeken. Even later heb ik me weer omgedraaid het winkelcentrum in. Ik wilde hem niet meer zien en niet meer ontmoeten. Hoe kon het ooit goedkomen. Als hij al die slechte dingen van me dacht had onze relatie geen toekomst.

Ik werd zo beroerd van de slapeloze nachten. Al dat malen en het gemis. Mijn zus maar eens opzoeken. Ze begon er natuurlijk ook weer over….. Een allochtoon was volgens haar altijd zo minderwaardig. Daar haalde ik mezelf mee omlaag. Ik ben maar kort gebleven en heb wat rondgewandeld in de stad. De laatste trein naar huis.

Terwijl ik in mijn tas de huissleutel zocht, kwam uit een schaduwhoekje van het trappenhuis zijn bekende gestalte tevoorschijn. “Annemiek, kunnen we praten?” Wat zag hij er slecht uit. Donkere kringen onder zijn ogen en zijn gezicht leek smaller dan voorheen. “Jij praat, ik luister!” was mijn antwoord. En terwijl de koffie doorliep kwam er een verward verhaal. Over collega’s die hem negatief hadden beïnvloed met hun praatjes en roddels.

Omdat ik een gescheiden vrouw was deugde ik niet volgens hen. Ik was in die Arabische winkel geweest omdat ik ook wel eens een andere Arabier wilde, volgens hen….. Volgens hen! Volgens hen! ”En jij gelooft dat allemaal Mo?”

“Nee, nu niet meer.” Stilte! En terwijl ik bedacht hoe gemakkelijk hij te beïnvloeden was, zat hij daar maar in stilte. Voorovergebogen, zijn grote handen op zijn knieën. “Ik zal ze niet meer geloven Annemiek. Geef een chance.” Er liep een eenzame traan over zijn wang en er zat een vlek op zijn anders zo vlekkeloze broek. Mijn hart ging naar hem uit. Ik moest nadenken… Of er nog een nieuw begin kon zijn!

Ik werd zo moe en wanhopig van alle roddelverhalen die degene die “van me hield” zomaar geloofde….. Maar wat miste ik hem!

Een tweede kans.

Wanneer zou hij voor het laatst hebben gegeten? “Eet je Gops (broodje) mee?” vroeg ik aan hem. Ik hoefde eigenlijk niets maar deed het voor hem. De tafel werd gedekt met wat kaas en tomaten. Broodjes uit de diepvries gehaald en even in de oven gezet. Eieren werden gebakken en verstolen aftastende blikken gingen heen en weer. Ik wilde zijn moede hoofd zo wel tussen mijn handen nemen en die diepliggende ogen kussen. Een lach om die prachtige mond brengen. De rimpeltjes gladstrijken. Wat leek hij smal.

Eerst maar eens praten waarom alles zo gelopen was. Ik wilde weten waarom hij steeds weer zo wantrouwig werd.

Er was geen reden voor. Omdat “anderen” (overwegend Arabische collega’s) dachten dat ik een “vlinder” was?

Dat was ik niet en ook niet van plan te worden!

Mo wist dat toch? Ik was niet zoals de vriendin van Abdessalem, die de een na de andere Arabier wilde uitproberen. Mo moest tegenover zijn vrienden/collega’s  daar duidelijker over zijn.

Toen vertelde Mo eindelijk wat er allemaal in hem omging. Het bracht wat begrip.

Een moslim begint zelden of nooit een serieuze relatie met iemand van een andere godsdienst. Alleen als ze werd “bekeerd”. Dat wilde ik toch niet? Nee, dat wilde ik niet. Verder had ik alles tegen. Ik was gescheiden (tweedehands) en geen moslim. Iedereen van “zijn wereld” nam aan dat ik een “vlinder” was. Alles wees erop. Regelmatig werd hij aangesproken dat hij best een aardige “vlinder” op had gedaan.

Voor de rust liet hij dat maar zo. Hij ging gewoon de strijd niet aan. Best slap, maar ook begrijpelijk. Puur uit zelfbehoud en zette hij mij hiermee in een verkeerd daglicht! Er werd heel negatief gesproken over dergelijke vrouwen. Als hij daar lang genoeg naar luisterde, bleef er wel iets van hangen begreep ik.

Als hij serieus voor me koos moest hij voor me opkomen. Ik ging mezelf zeker niet langer meer opsluiten om ruzie te voorkomen en wilde ook samen met hem uit.

Mo moest me voor de Arabische vrienden duidelijk als partner naast zich plaatsen en aangeven dat ik geen vlinder was. Doordat Mo niet duidelijk was over de aard van onze relatie werd er jacht op me gemaakt. Jacht op “vlinders” staat vrij. Vlinders waren immers algemeen bezit. In hun cultuur was ik zeer geliefd: mollig en licht van huid. Regelmatig sprak een Arabier me aan met de vraag: ben je nog met Mo? Zo niet dan was er interesse wist ik om (tijdelijk) overgenomen te worden…..omdat hun vrouw in het thuisland zat en/of ze verloofd maar nog niet getrouwd waren. Soms bleef een huwelijk jarenlang geheim al heb ik dat ook bij Nederlanders gezien. Getrouwde mannen met kinderen die uitgingen en deden of ze vrijgezel waren.

Trouwen deed een Arabische man meestal met een veel jonger meisje van eigen volk. Maagdelijk en van goede familie. Hoe wist ik zeker of Mo serieuze bedoelingen had als hij niet openlijk voor me uitkwam? Ook iets om over te denken. Ik moest rekening houden met het feit dat het eens over zou zijn. Serieus of niet. Het bleef een moeilijke relatie. “Houden van” was niet eens genoeg. Toch gingen we het weer proberen. Geen mens krijgt een garantiebewijs voor levenslang samen gelukkig zijn.

Binnenkort was mijn moeder jarig. Ze moesten maar wennen aan mijn donkere vriend. Openheid. Maar toch waren we alweer aan het verzwijgen. Omdat we niet steeds problemen wilden bespreken. Ik verzweeg dat de buren over ons roddelden in het trappenhuis. “Zij die zich met buitenlanders ophoudt.” Dat was over mij. Er werd ook heel negatief over me gedaan door Nederlanders. Ik hield me niet  met buitenlanders “op”. Ik had een Noord-Afrikaanse vriend. Dat was iets heel anders. Dachten ze soms dat ze meer waard waren omdat ze blank waren? Was ik voor de buren ook al een “vlinder oftewel een snol?” Dit soort gebeurtenissen verzweeg ik voor Mo….. Waar lag de grens? Wat wel en wat niet verzwijgen? Ik wilde vooral de vuiligheid uit onze relatie houden en verder wilde ik ook wel eens op stap met een vriendin.

Eerst maar eens naar Eindhoven. De verjaardag van mijn moeder. Al mijn broers en zussen waren aanwezig. Oh, wat was het zwaar….. God wat was DAT zwaar! Mo, die niet van honden hield en die grote zenuwachtige Dobermann van mijn vader die hem steeds maar weer opzocht. De hond leek zijn angst te voelen. Een van mijn broers wilde grappig zijn. “Ken je die film van die slaven (kunta kinte) die door honden werden achterna gezeten? Honden ruiken of het een slaaf is of niet.” Er werd wat gegrinnikt. “Hed jullie Annemiek unne zwarte?” vroeg tante Mien iets te hard.

Mo zweeg met een verbeten gezicht. Hij verstond het woord “zwarte” wel. Niemand richtte het woord tot hem. Hartelijkheid was er niet. Wat een stress. Maar niet te lang blijven. Onderweg naar huis deden we of het wel meeviel. Maar dat was niet zo. Het viel helemaal niet mee!

We deden alsof, omdat we verder wilden met elkaar. Waar waren de afspraken nou? We wilden toch alles doorpraten? De uren die we bij thuiskomst samen doorbrachten waren zo vol liefde en troost dat we maar zwegen over de dag. Streep er weer onder. Twee verliefde mensenkinderen die schuilen bij elkaar…..

Nellekes verdriet...

Waarom kwam ze niet meer zo vaak? Nelleke, mijn hartsvriendin. Wat was er nu eigenlijk? Waarom wilde ze onlangs tijdens onze dag winkelen niet over Mo praten? Ik zag haar minder en minder. Wat was er nou…..?

Uiteindelijk ben ik maar eens naar haar toegegaan. Tijd voor een openhartig gesprek. Deed zij tegenwoordig ook aan discriminatie? Nee toch? Ze gaf nooit aanleiding zo te denken. Ze was een wereldmens. Haar gezellige flatje met de meubeltjes die ze van haar oma kreeg. De rode kater en de lapjeskat maakten het nog gezelliger. Overal lagen wel muziekinstrumenten. Een gitaar. Een mandoline. Muziekpapier.

Haar huis was helemaal Nelleke. Het lange haar gedragen in een vlecht. Een plectrum tussen haar tanden terwijl ze dromerig speelde op haar gitaar. De lange zigeunerrok en de blote voeten. Wat hield ik van haar. Ze kleurde mijn kinderjaren en strooide roze bloemen in de hardheid van mijn jeugd. Ik ben niet altijd goed met haar omgegaan en daarover was wel eens een spijtgevoel. Nam ze me misschien toch iets kwalijk? Ze sprak daar niet over.

Er volgde een moeilijk gesprek. Eindelijk hoorde ik wat haar bezighield. Ze hield van Mo. Ze kon het niet verdragen hem te zien in mijn huis. Hij had gekozen. Haar zus was ook al verliefd geweest. Het gaat altijd over. Haar zus had inmiddels een ander vriendje. Voor Nelleke zou er ook iemand komen. Veel later hoorde ik dat het ook zo was gegaan….. Ik zag haar nooit meer na die zomer van weleer. Ze koos voor afstand om Mo te vergeten…

De jeugdjaren met Nelleke werden kostbare herinneringen, waar geen nieuwe meer bijkwamen. Zij koos voor deze weg… die ik moest respecteren. Vanaf dat moment zijn onze wegen gescheiden. Het was een verschrikkelijk veel te zwaar offer. Dagen, maanden en jaren later kon ik nog huilen om dat grote verlies! En eens…..zal ik haar ergens tegenkomen en vertellen dat het me spijt als ik haar ongewild heb gekwetst en vertellen hoeveel ik van haar hield! Nu in 2024 weet ik dat die dag ook is gekomen, maar dat is een ander verhaal.

 Ik kleur je dagen met zonneschijn!

Als je echt van iemand houdt wil je niet dat hij lijden moet. Ik verzweeg weer meer en meer om de pijn weg te houden. Dat deed ik en hij misschien ook wel?  Ondanks eerdere afspraken. Hij en ik samen….. dan was alles goed! Zonder Arabische mensen van zijn werk en zonder mensen van mijn familie, collega’s en/of kennissen. Een enkele keer kwam nog een zus of broer uit Eindhoven. We hadden het echt wel geprobeerd en gaven het op. Alleen nog maar samen. Vredige wandelingen langs het kanaal. Hand in hand terwijl ik luisterde als hij vertelde over “mijn land” zoals hij gloedvol vertellen kon.

De zomer…..de zwaarste tijd in Tunesië, als alles verdroogde op het veld. Dat was de tijd van citroenen en sinaasappels, de pepers en de paprika’s. Ze rijpten en kleurden in de hitte. Het vele water geven.

Hij was zo mooi als hij vertellen kon. Over hitte en zandstormen. In geen enkel huis was er
verwarming, dat hoefde niet. Je wist niet beter. Soms kwam er een dagdeel lang geen water uit de kraan. Ik zag het allemaal voor me. We spraken niet over de problemen die we dagelijks ondervonden. Zo gauw we samen buitenkwamen was het spitsroeden lopen. Door het verschil van huidskleur vielen we altijd op. Vooral vrouwen keken vaak naar hem en meteen daarna naar degene die ernaast liep.

We spraken niet over het feit dat er geen post of telefoontjes meer van mijn familie kwam. Alleen hij en ik. Dan waren er geen problemen. In het weekend ging Mo wel eens marathon lopen langs het kanaal, kilometers ver. Ik fietste er achteraan om de kilometers op te nemen. Zijn lange benen en zijn frêle bouw waren uitermate geschikt voor atletiek. Hij wilde conditie opbouwen. Steeds een snellere tijd. Als hij nu eens meedeed met wedstrijden? “Nee hoor!” Daar had hij helemaal geen zin in.

Nu in 2024 weet ik dat Mo altijd problemen kreeg met andere mensen. Als klein kind op school en thuis met zijn familie was hij al het zwarte schaap geweest. Met zijn kamergenoot in Elsloo en op zijn werk. Omdat hij niet de moeite nam om de Nederlandse taal te leren, werkte ook negatief en “hoorde “ hij altijd wel iets anders dan wat er werd gezegd. Hij had vaak zijn eigen negatieve invulling van wat “men” van hem dacht en zag dat als de waarheid. Onze relatie was daardoor extra moeilijk.

We werden op den duur mensenschuw volgens mij. Ook steeds weer botsen op discriminatie is niet leuk. De vragen van  mijn collega’s of “hij” me niet sloeg of opsloot. Al die kritiek. Bij een Arabier heb je immers niets te vertellen volgens hen.

Bij een vrouw zou hij het niet laten. Ze mochten er vier hebben volgens mijn collega’s. Hoe feller de discussie hoe meer ik het voor Mo opnam. Ze wisten alles veel beter leek het wel. Dan vertelde ik hoe gelukkig ik was bij Mo. Nee! Hij sloeg me zeker niet en hielp in huis. Zijn perfecte lichaamsverzorging en zijn uitstraling daar kon menige man niet aan tippen.

Bij hem voelde ik me de mooiste vrouw van de wereld terwijl ik dat echt niet was. Ik vertelde over de Islam en hoe in elk land de godsdienst anders geïnterpreteerd werd. Tunesië is het meest Europees gericht omdat het aan de kop van Afrika ligt onder Italië.

Een echtgenote was de norm en studerende vrouwen vooral in grote steden. Zijn zussen studeerden. Een man met vier vrouwen? Dat was in Saoedi-Arabië en soms in andere landen in Afrika. In Tunesië zeer zeker niet. Ja, ja, wie gelooft is zalig! Er werd meelijwekkend naar me gekeken. En stiekem werd ik uitgelachen. Mijn collega’s geloofden er niets van. Studeren? Waar moesten ze dat in die landen van betalen… Die Mo kon mooi vertellen volgens mijn collega’s.  Als hij naar Nederland kwam om te werken waren ze echt niet zo rijk. Alles was uit zijn duim gezogen volgens hen.

De gegoede familie? Wat naïef om dat te geloven….. En dan gastarbeider zijn? Zijn vader dood? Die kon dus niet bevestigen dat hij ambtenaar was geweest.

Ik kon net zo goed tegen de muren praten; niemand luisterde of geloofde me. Omdat ik het te rooskleurig voorstelde misschien? Mo legde het slimmer aan. Die vertelde gewoon zo weinig mogelijk. Mo verzweeg veel.

De weg van de minste weerstand, daar hield hij van. Niemand had iets met onze relatie te maken alleen hij en ik. Af en toe, als hij moe van zijn werk kwam en weer beïnvloed leek, stelde hij wel erg veel vragen. Dan leek hij weer gehersenspoeld. Waar ik was geweest na mijn werk? Bij de buurvrouw? Hoe lang en waarom? Daar kregen we dan ruzie over.

Hij moest me vertrouwen zoals ik hem. Door de buitenwereld kregen we altijd weer ruzie. Het lag dus aan de buitenwereld volgens Mo. Maar natuurlijk is dat niet zo. Als een relatie sterk en gezond is sta je stabiel tussen de mensen en kan je alle kritiek en discriminatie aan. Onzekerheid en jaloezie waren zijn mindere karaktertrekken. Het ging met hem op de loop en dan zag hij dingen die er niet waren.

Even later was het dan weer goed als we elkaar bewezen hoe fijn het samenzijn was. We kleurden onze dagen voor elkaar in zonneschijn….. ”Houden van” is geven en verdragen. Schaduw weghouden bij degene die je liefhebt.

Het ging ons steeds beter af. Of ging het MIJ steeds beter af…..?

regelmatig  een brief van een zus of broer. De onaangekondigde bezoeken van mijn vader waren Balans opmaken…+++ Het contact met mijn familie was inmiddels zeer beperkt. Wel kwam ook voorbij. Onder invloed van mijn moeder wellicht. Ze schaamde zich voor het feit dat haar dochter met een buitenlander hokte. Mo en ik gingen ook niet meer door de racistische opmerkingen.

Toch was er wel aanloop. Iets verder in de straat woonde een echtpaar waar we wel eens mee optrokken. Lia en Jan. Ik kende Lia uit mijn jeugd. We woonden als kind in dezelfde straat in Elsloo. Pas geleden was ik haar tegengekomen in de supermarkt. Verder ging ik gewoon naar mijn werk. Mijn vakantiedagen zou ik later wel opnemen. Na vier dagen kwamen er al ansichtkaarten uit Mateur met de tekst “lief skatje” en vele kruisjes. Verder Arabische lettertekens die ik niet thuis kon brengen.

 Ach, hoe groot was de taalbarrière nog op schrift….. En terwijl mijn lief in de schoot van zijn familie verbleef maakte ik balans op van alles wat ik achter me had gelaten en bedacht hoe het zover had kunnen komen. De carrièrevrouw van weleer, waar de liefde op de eerste plaats was gekomen. Daarna het werk en heel tevreden met het  de baan directieserveerster.

Een 40urige werkweek en alle vrije tijd met koken, bakken en kleding maken invulde. “Vaders knechtje” was eindelijk vrouw geworden. Vrouw, minnares, geliefde…Het vulde mijn hele leven. Er was geen behoefte aan meer. Ik was geliefd en gelukkig.

Ik hoorde mijn moeder nog zeggen: ”meisjes hoeven niet te leren. Die trouwen en krijgen kinderen.” Zou ze dan toch gelijk hebben? Kon “vaders knechtje” van weleer tevreden en gelukkig zijn in de vrouwenrol? Zat het afhankelijke “vrouw-zijn” ook in mijn genen? Zou het te doen zijn die af en toe opkomende vrijheidsdrang te onderdrukken? Hadden andere vrouwen dat wellicht ook?

Oh wist ik maar hoe anderen dat voelden. Nelleke was er niet meer om mee te brainstormen. Het was een en al oppervlakkigheid om me heen. Er waren geen vrouwen  waarmee ik een diepgaand gesprek kon voeren. Niet met lia, noch mijn collega’s. Wie was ik en waarnaar onderweg? Hoe vrouwelijk was dit mens? Was het moederschap voor me weggelegd? Een verre droom van een gezin. Daar hoorde een kindje bij. Maar ik begon daar niet aan, als een relatie niet echt goed zou zijn…

Nu in 2024 weet ik Je kunt plannen en zekerheden inbouwen wat je wil. Het leven loopt anders en geeft geen garantiebewijzen…

Hoe zou het zijn.

Mijn gemijmer in de avonden alleen, bracht me op toekomstdromen. Een kindje in een wiegje. Een kleintje van Mo en mij. Zou hij een goede vader zijn? Met een mooi bruin baby’tje dat op hem lijken zou. Een jongetje als het kon… Het grootste achterkamertje leek mij zeer geschikt als babykamer. Het was er zo warm en gezellig als het licht van de namiddagzon naar binnen scheen. Het was er niet zo rumoerig van verkeer, bij het grasveld waar wel eens kinderen speelden. Soms bereikten de stemmetjes van de kleintjes het flatje driehoog.

Zou een kindje van ons daar ooit spelen? Een klein bruin jongetje met een krullenbol? Hoe dacht Mo over kinderen? Voor mij was het de enige reden om te trouwen. Een relatie wordt niet beter met een “boterbriefje.” Zijn zoon of dochter, daar hoorde een Arabische achternaam bij. (door een huwelijk verkregen) Natuurlijk ook een Arabische voornaam.  Was dat niet te veel gevraagd? Een hoogzwangere bruid? Een deel van hem en een deel van mij in aantocht…Dan pas zou een reden zijn om te trouwen.

Een kindje van mezelf zou ik alle liefde geven die mij was onthouden. Een gewenst kind zou het worden. Als ik zeker wist dat Mo ook een kindje wilde. Een kind dat vrij zou zijn om te kiezen. Geen godsdienst opdringen maar keuze laten. Tot hij of zij groot genoeg zou zijn om te kiezen. Verder zou mijn zoon of dochter alle capaciteiten mogen benutten waarover hij of zij maar beschikte. Leren en doorleren als hij/zij dat kon en wilde.

Alle zaken die ik nooit mocht. Liefde krijgen en zorg. Aandacht en er mogen zijn… Mijn leven lang hoor ik de stem van mijn moeder: ”vuile rotjong!” “Jullie hadden nooit geboren moeten worden!”

De arme vrouw leefde in een tijd waarin vrouwen weinig keus hadden. Je moest in haar jonge tijd wel heel sterk zijn om alleen in de wereld te staan, dus werd getrouwd, verliefd of niet. Als vrouwen niet trouwden verzorgden ze hun ouders. Dat was niet aan de orde voor een oudste dochter zoals mijn moeder. Overblijven en ouders verzorgen was een lot wat jongste dochters wel eens trof. Er was geen andere keus voor Marie, mijn moeder  ook al wilde ze eigenlijk helemaal geen kinderen.

Trouwen met de meest hardwerkende man was het enige wat voor mijn moeder bleef en ze had goed gekozen na eerst verkering te hebben gehad met de broer van mijn vader die ik later heb leren kennen als een goedige meneer waar weinig initiatief inzat. Marie had nog op tijd gewisseld… Zo kon je ook “carrière” maken. Mee liften in de glorie van je echtgenoot. Je huid zo duur mogelijk verkopen zoals ze wel eens vertelde.

Zo had ze ons “voorgelicht” toen ik twaalf was. Een man wilde altijd volgens haar. Als je slim was hield je daar een bontjas aan over zoals zij een had. Door “het” te verdragen kon een vrouw een goed leven hebben volgens mijn moeder. Wat ze met “het” bedoelde heb ik als kind heel lang niet begrepen. Als mijn vader nu maar geen kinderen had gewild of minder viriel was geweest. Als er voorbehoedsmiddelen waren geweest of mijn moeder minder vatbaar.

Ze was in de verkeerde tijd geboren. Ze moest meevaren in het huwelijksbootje met de huwelijksplichten en keer op keer zwanger worden. Ongewenst moeder worden is een wreed lot. Ongewenst geboren worden is nog wreder.

Dromen en mijmeren.

Terwijl Mo in Mateur Tunesië was weefde ik toekomstdromen. Mijn kindje was welkom als Mo er klaar voor zou zijn om vader te  worden. Daar is tijd oor nodig. Hoe heerlijk was het hem weer te zien nadat de tijd voorbij was gekropen. De grote koffer bleef nog even ongeopend in de gang. Eerst moest er bijgepraat worden en bemind. Zijn vertrouwde lijf en de steeds weer terugkerende lieve momenten. Ontbijt tegen de middag in bed, de zachte kleuren van zonlicht gezeefd door het gesloten gordijn van ons eiland.

Uren kon ik kijken naar zijn slapend gezicht. Het fijne lijntje boven zijn bovenlip. De lange donkere wimpers. Het kroezend haar. Zijn huid leek dieper bruin en glanzender dan voorheen. Hoe secuur was hij in het verzorgen van zijn lichaam. Zijn okselhaar kort geknipt, zijn intieme plekjes geschoren voor de hygiëne. Zijn sterke baardgroei waardoor hij zich soms wel twee keer per dag moest scheren. Hij was steeds omgeven door de kruidige geur van zijn aftershave. Hij sliep maar door terwijl ik over zijn eigenschappen nadacht.

Er zou weer driftig gespaard worden na zijn vakantie. En soms…..begon ik erover hoe een kindje van hem en mij zou zijn.

Volgens Mo is en was het Arabische ras altijd dominant aan het Europese ras. Het kindje zou meer op hem lijken dan op mij vertelde hij. Eigenlijk wilde ik dat ook wel graag. Hoe mooi zijn donkergekleurde mensen. Vooral hij. Ja! Hij wilde wel een kindje als we genoeg gespaard hadden. Kinderen kosten geld. Onze gesprekken gingen in die tijd vaak over opvoeden. Misschien stuurde ik het gesprek wel die kant uit. Waar het hart vol van is, loopt de mond van over.

In Tunesië wordt weinig gestuurd en/of bijgeschaafd aan kinderen vertelde hij. Manieren leren komt als ze groot genoeg zijn om te begrijpen waarom die manieren zijn. Kleine kinderen werden vrijgelaten en verwend zoals hij in zijn jeugd. Was dat zo?

Spelen, eten en ravotten, slapen zoals het uitkwam. Zomaar ergens op een schapenvacht of bij moeder of wie dan ook op schoot….. Zo waren zijn vroegste jeugdjaren verlopen. Als een kind omvalt van de slaap dan pas wordt het kind in “bed” gelegd vertelde hij. Er is geen vaste tijd en het bedje was vaak een matras op de grond, of bij moeder in bed. Babykleertjes werden pas aangeschaft als het kindje geboren was. Het zou het noodlot tarten zijn alles klaar te zetten voor een kind. Er werd gekeken waar behoefte aan was, als het moment zich aandiende. Hoe vreemd het ook klonk: Mo was het voorbeeld dat een dergelijke “opvoeding” of tekort aan opvoeding toch goed kon komen.

Met zijn charme, zijn zorg en zelfs zijn tafelmanieren was het goed gekomen. Hij beschikte over mannelijke zowel vrouwelijke vaardigheden. Omdat hij alleen woonde had hij natuurlijk ook veel geleerd over huishouden. Het eindresultaat van zijn “opvoeding”, daar was niets op aan te merken. Op het doorleren na, dat was bij hem misgelopen. Misschien was hij geen studiehoofd maar daar is niets mis mee. Het leven leert een mens veel.

Mijn jeugd was heel anders dan het zijne geweest. Hij was gewenst en in liefde grootgebracht. Ik niet!

Toen de “spelerei” voor hem voorbij was en de school begon…waren er toch moeilijkheden gekomen. Het vrijgevochten jongetje wilde niet elke dag zoveel uren naar school.   Hij moet een zeer eigenwijs ventje zijn geweest. Zijn vader is er vaak aan te pas gekomen.

Later werd zijn vader ziek en de aandacht verslapte. Mo ging zijn eigen weg en spijbelde. Hoe jong ook. Hij wist alles beter en ging zijn eigen weg. Er was een winkelier die het jongetje klusjes liet doen in ruil voor snoep, eten en aandacht, dat trok. Thuis was de gezelligheid weg, de ziekte van vader en de zorg hoe het verder moest gaan. De meeste dagen ging hij niet eens meer naar huis. Hij bleef gewoon op zijn “werk”.

Oudere broers deden moeite het ontspoorde ventje in het gareel te drukken wat niet echt lukte. Vader overleed na een lang ziekbed en de lagere school werd door Mo moeizaam afgemaakt. Zijn toekomst lag wellicht in de winkel? Er zou gewerkt moeten worden als er niet gestudeerd werd. En zo werd hij de enige zoon van het gezin die niet doorleerde. Zijn vader was er niet meer om zijn jongste zoon te stimuleren.

Zijn moeder kon hem niet aan en moest zelfs gesteund worden door de gezamenlijke kinderen. Er was niet eens geld meer voor studie. Mo zou voor zichzelf moeten zorgen met familie hulp wellicht? Om de beurt deden broers en zussen hun best om een toekomst te scheppen voor het jongere broertje.

De familieband is hecht. Een kind het huis uitzetten zoals mijn moeder bij mijn broer Piet had gedaan is daar niet aan de orde. Mo bleef na school een tijdje bij de winkelier “werken” die hem te weinig uitbetaalde. Er was niet meer. De zaak was te klein en de omzet te laag. Enige tijd woonde hij bij zijn oudere zus en zwager in Ain Draham die hem stimuleerden in de verpleging te gaan. Beiden werkten in Urgence Ain Draham (ziekenhuis) waar zijn zus verloskundige en zijn zwager als arts werkzaam waren. Daardoor was er invloed en konden ze iets voor Mo doen. Het mocht niet baten.

 

De gezondheidszorg was niets voor Mo en is hij weer naar Mateur vertrokken. Zijn broer met het schildersbedrijfje kon wel tijdelijk een werkkracht gebruiken. Daarna leefde hij bij zijn moeder en kluste wat voor de kost. Er was altijd eten en er waren kleren voor de moeilijke jonge adolescent. De broers en zussen bleven maar druk op hem zetten.

De bemoeienis van zijn familie werd hij meer dan beu. Het leek wel of ze hem steeds een kant op wilden drukken die hij niet wilde. Het geld dat zijn zus hem toestopte als er niets meer was nam hij met schaamte aan. Het gaf haar nog geen recht hem te dwingen, was zijn mening. Hij wilde niet in de ziekenzorg.

Hij zou weer moeten gaan leren, iedereen zou bijleggen… De irritatie steeg… Hun zorg zag hij als bemoeizucht. Uiteindelijk kwam een groep zakenlui uit Nederland werknemers werven voor een bedrijf in Born: DAF auto-industrie. Daar zou hij nog iets kunnen leren in techniek en tegelijk werken voor goed geld.

De wijde wereld in en weg van de bemoeienis van familie. Het was een vlucht die hij met beide handen aangreep. Hoe mooi kon hij vertellen over zijn eerste vliegreis, de aankomst en de vreselijke kou in Nederland in februari. Het papieren koffertje dat niet bestand bleek tegen regen en sneeuw. De te dunne kleding en zijn voorliefde daarna voor wollen truien onder een colbertjasje omdat de meesten niet begrepen dat over een colbertje een overjas hoorde.

Aangekomen in Limburg, Geleen in carnavalstijd en zien dat die Nederlanders hartstikke gek waren. Met veel humor sprak hij over die tijd. Meer en meer kreeg ik een beeld van de zoekende puber die was ontspoord omdat zijn vader te vroeg gestorven was? Een beeld dat werd gekleurd door mijn liefde voor hem. Hoe begrijpelijk allemaal…..

De pil.

Alweer een verpakking leeg. De voorraad alweer op. Een afspraak bij de huisarts voor een nieuwe halfjaarlijkse lading anticonceptiepillen. “He, Annemiek! Stop! Niet afspraak.” kwam de stem van Mo uit de badkamer. Stilte!! Was dit het moment? Wilde ik dat wel? Was dit het moment? Ja! Ik wil! Wil je echt?

Vol geluk omhelsden we elkaar. “Een kind kost veel geld! In Tunis niet!” was zijn antwoord. Daar zorgden ze met z’n allen voor een kind. Nou in Nederland niet… maar het was nog niet zover. Misschien zou ik niet direct zwanger zijn. Oh, wat hield ik van die geweldige man, die vader wilde worden. Een kindje van hem. Zo mooi en getint.

Zwarte krulletjes op donkere huid. Een jongetje zou het zijn. Dat wist ik zeker. Meisjes pasten niet bij mij. Of wel? Zou hij me nog mooi vinden met een dikke buik? Waar moest het wiegje staan? Ik was door het dolle heen. Maar even voorzichtig aan doen. Een tijdje zonder pil zonder zwanger te zijn is beter werd er verteld.

Enkele weken later liep ik hunkerend langs de babyzaak in het winkelcentrum. De snoezige pakjes en sokjes in de etalage. Blauw en roze paste niet bij een donker huidje. Geel zou het worden. Hardgeel, oker en wit. Pakjes en sokjes waren er wel in die kleuren. Voor de spiegel thuis duwde ik mijn buik vooruit. Die was een beetje dikker dan normaal. Ik moest ongesteld worden vandaag of morgen. Babyzaken maar eens van me af zetten voorlopig. Tijd genoeg! Gedachten laten zich niet sturen. Foto’s van de kleine neefjes en nichtjes van Mo werden opgezocht. Daar keken we dan lang naar en probeerden er iets van te maken…..Zo ongeveer zou ons kind eruit gaan zien. Namen! Welke namen hadden de voorkeur?

Een Arabische naam moest het worden als het kindje toch meer op de vader dan de moeder zou lijken. Urenlang noemde hij namen. We schreven op die onze voorkeur hadden. Malika, Dalila, Samira. Nee…..geen Joesoef, Mustapha of Ali. Wel Samir en Majdie kwamen op ons lijstje. Welke naam we ook kozen, als het een jongetje was zou Mohammed er aan voorafgaan.  Een Arabier draagt de namen van zijn voorouders mee. Mo was een afkorting van Mohammed. Voluit Mohammed Tahar Bin Larbi Ghoulemallah. Tahar was de naam van zijn vader die de zoon van Larbi was….. Ghoulemallah was de familienaam. Naar omstandigheden en behoefte maakte hij daar Mo Tahar van of Mohammed Larbi van. Dat werd meer gedaan in de Arabische wereld. Als eerbetoon aan voorouders.

Door Europeanen wordt daar vreemd tegenaan gekeken. In Arabische landen is het heel normaal. Door het spreken over namen kwam ons baby’tje steeds dichterbij terwijl ik niet eens zwanger was en niet wist of ik het ooit zou worden…..

Steeds meer stond de deur van de toekomstige babykamer open. De muurkast werd geïnspecteerd. Daar zou veel babyspul in passen als een commode niet voldoende zou zijn. Helaas was ik weer ongesteld geworden dus zover was het nog lang niet. Ons leven verliep in gelukkige verwachting, zonder problemen. Die gingen we gewoon uit de weg omdat we nergens heen gingen.

Af en toe was er contact met de zussen. Er werd veel geschreven in die tijd. De strijd om zo snel mogelijk het ouderlijk huis te ontvluchten verbond de kinderen van Deursen. Het leek de enige verbondenheid. Mijn jongste zus was sinds kort ook getrouwd en thuis weg. Mijn oudste zus  had al een kind. We kwamen zelden bij elkaar. We vertrouwden elkaar voor geen meter.

Inmiddels begreep ik waarom de band tussen broers en zussen zo slecht was en bleef. Moeder had steeds tweedracht gezaaid in het gezin en bleef daar ook mee bezig. Ze kocht  als het ware informatie en “goodwill” bij de zussen waar degenen met hang naar geld op in gingen. Ik hoor het haar zeggen: ”Hier hedde duuzend gulden, maar nie tege onze Annemiek zeggen.”  ” Hedde gij nog contact, hed ze nog die zwarte?”

De meesten wilden wel “duuzend gulde.” Uit berekening… maar zeker ook op zoek naar aandacht en moederliefde die er nooit was geweest en nooit zou zijn. Zo waren en werden de kinderen van Deursen steeds weer uitgespeeld tegen elkaar. Een vreemde was beter te vertrouwen dan een broer of zus. Ik las het in de brieven die bewaard werden in een schoenendoos. Een doos voor brieven van Mo van zijn familie en een voor de brieven van mijn zussen aan mij.

Tussen mijn ouders en mij was het contact verwaterd. Dat contact had dan van mij moeten komen omdat liefde bij moeder ontbrak en vader de kerk in het midden liet, anders had hij geen leven. De strijd om moederliefde die er niet was had ik al tijden geleden opgegeven en geld van die kant heb ik nooit gewild en nooit aangenomen.

We hadden elkaar niets te vertellen leek het wel. Als moeder mijn Arabische lief niet accepteerde bleven ze maar weg. Rust en vrede. 

Een klein rood hansopje…

Soms ging Mo een pilsje pakken in Geleen bij zijn land/dorpsgenoot Abdessatar. Ze maakten daar een uitje van. Samen deden ze de Arabische winkel aan; kochten harissa, couscous, bijzondere groentesoorten en keurden het schapenvlees. Steevast belandden ze na de aankopen bij bar Abdella. Daar ging ik niet meer heen.

Het bracht alleen maar problemen. Ik wachtte wel thuis en hoorde de verhalen als Mo terugkwam. Abdessatar zou gaan trouwen en was verloofd met een meisje uit Mateur. Na hun huwelijk zou het meisje naar Nederland komen Dan zou Abdesattars oudere Nederlandse “vlinder” worden afgedankt. Dat zou niet zonder slag of stoot gaan. Ach ja… dat was hun probleem. Ik hield me ver van Abdessatar en zeker van zijn “vlinder.”

De weg van de minste weerstand is een rustige weg. Ik koos ervoor… Mo en ik winkelden samen in het winkelcentrum en gingen naar de weekmarkt voor onze deur. Lange wandelingen in de pracht natuur rond Maas en Kanaal. Als Mo ging hardlopen fietste ik soms achter hem aan, om de tijd en snelheid op te nemen.

De vriendengroep van Nelleke en haar zussen waren we verloren. Ieder ging haar eigen weg. De zussen hadden verkering en Nelleke had afstand genomen omdat ze van Mo hield. Optrekken met collega’s bleef beperkt tot de werkuren. Af en toe Lia en Jan met de kinderen op bezoek en een oude kennis van mij die de Franse taal bij Mo kwam ophalen. soms kwam een zus uit Eindhoven een dag heen en weer met de trein…

Ik herinner me een dag vol stil geluk in november. De warme herfstkleuren in het bos waar we hand in hand liepen….. Het gevoel dat we niet meer samen maar met z’n drietjes waren, liet me maar niet los. In mijn fantasie zag ik een klein ventje door de bladeren scharrelen. Helemaal in de ban van de kleine beestjes en het bos.

Een klein beweeglijk eigengereid ventje. Was het wonder toen al gebeurd vroeg ik me af? Voelde ik diep in mij het nieuwe leven dat was ontstaan? Enkele dagen later werd ik vroeg in de ochtend misselijk van de geur van koffie. Er waren meer zaken die me opvielen. Waren mijn borsten niet extra gevoelig en iets opgezet? Zekerheid willen hebben, joeg me naar de huisarts.

Hoelang was ik over tijd…..? Niet? Komende week zou ik het weten? Verbaasd werd ik aangekeken. “Kom over vier of zes weken maar eens terug”, vond hij. Ik kon voelen wat ik wilde. De man nam me niet serieus. Wat boos verliet ik de praktijk. Later zou blijken dat je toen al bestond…..mijn zonnekind. Zo klein als een hartje van een madelief…..

Met mijn heel anders dan normaal aanvoelend lijf ben ik langs de babykleertjeszaak gelopen. In gedachten zag ik een jongetje met krulletjes en een getint zacht huidje. Hetzelfde jongetje als in het bos. Welk pakje zou daarbij passen? Kijken om te kijken. Duiken in diepe zachtheid en wollige piepkleine pakjes en sokjes. Broekjes en hemmetjes. Slofjes en speeltjes. Een rood hansopje met een gele beer op het voorpand heb ik toen gekocht. Een piepklein kleerhangertje was erbij.

Thuisgekomen werden mijn ervaringen van die dag verteld. Mo was ervan overtuigd dat aanstaande moeders inderdaad zelf wel voelden of ze zwanger zijn. Daar heb je geen dokter voor nodig. In Tunis gingen ze daarvoor niet eens naar de dokter. Het rood hansopje werd opgehangen aan de spiegel in de toekomstige babykamer. De deur bleef nu altijd open, en keken we steeds weer naar dat rode pakje met dat vrolijke beertje. Het hing klaar voor het piepklein graag gewild kleine mensje dat zeker weten zijn leventje al leefde onder mijn hart…..

 Lange verhalen…

Nee! Ik was niet verbaasd toen de dokter bevestigde dat ik inderdaad zwanger was. Binnenkort moest ik maar een afspraak maken bij de verloskundige…..

Ach, dat kwam nog wel. Eerst moest ik nog in stilte genieten van mijn groeiend zonnekind. Waarom je een Arabische naam zou krijgen en waarom je zo gewenst was. Dat kon ik je niet vaak genoeg vertellen. Jij zou nooit te horen krijgen dat je nooit geboren had mogen worden.

Altijd zou ik er voor je zijn, wat het leven ons ook brengen zou. Een moeder/kind band is de sterkste band op aarde. Nog eventjes hielden Mo en ik het blije nieuws geheim….. Er was nog niets te zien, dacht ik. Maar hoe goed kenden de collega’s Annemiek. De misselijkheid in de vroege morgen, dat hou je niet lang geheim.

Vaak dromerig met een glimlach in afwezigheid. Dat valt op. De felicitaties kwamen wat aarzelend. “Of we nu gingen trouwen?” Ach… daar had ik nog niet over nagedacht. Daar moesten we het nog over hebben. Naïef? Hoezo? Ze zagen alweer olifanten en beren. Getrouwd of niet, ik kreeg een kind van de man waar ik van hield. Een gewenst kind voor hem en voor mij. Hij was dolblij net als ik. Een kindje als God het wil, is de bekroning op een liefde.

 In januari 1977 vroeg Mo me ten huwelijk. Ik had niet anders verwacht. Zaak was, er vaart achter te zetten, de geboorte van ons kind werd half juli verwacht. Er moesten uittreksels opgevraagd uit het bevolkingsregister van Mateur in Tunesië.

Zijn broer Ali zou ze gaan halen op het gemeentehuis en opsturen. De man scheen nooit tijd te hebben leek het wel. Om een of andere reden duurde het allemaal veel te lang. Februari en maart verstreken. Uiteindelijk werd duidelijk dat het formulier persoonlijk afgehaald moest worden. Het begon erop te lijken dat ik duidelijk zwanger en ongetrouwd de familie van Mo zou ontmoeten…

Een vlucht is zo geboekt. Een deel van het babygeld voor de uitzet zou eraan moeten geloven. Twee mooie positiejurken werden gekocht. Tot op mijn enkels. Daar hield ik toen van. Het hoorde bij de dromerige romantiek waarin ik me al maanden bevond. Mo wilde goed voor de dag komen, dus werd een koffer set van Samsonite gekocht. Een grote koffer plus een iets kleinere. Daar hoorde een pracht van een beautycase bij. Alles in lichtblauw.

Vele cadeautjes verdwenen in die koffers en de dag van vertrek bracht Jan van Lia ons naar Schiphol. Eindelijk zou ik mijn toekomstige schoonfamilie zien.

Alles was rozengeur en maneschijn. De grote Boeing van Tunis Air met de Arabische stewardessen. Over mijn hoofd werd over de “zwangere vrouw” gesproken in de Arabische taal. Er werden extra kussens aangesleept en terwijl de Arabische muziek klonk gingen de deuren dicht en begonnen de motoren te loeien….. De tranen zaten hoog van zoveel heerlijkheid. In het vliegtuig hield Europa al op, leek het wel. Ik zou mijn toekomstige schoonmoeder ontmoeten en de broers en zussen. Ali zou ons komen afhalen op het vliegveld van Tunis de hoofdstad van Tunesië.

Nee. Hij bezat geen auto, alleen een bestelbusje met gereedschap. Hij regelde wel een Louage. Louages zijn een soort taxi’s die lange afstanden rijden. Grote auto’s met acht zitplaatsen waar meerdere mensen op afspraak  lange afstanden mee reizen. Naarmate de tijd verstreek werd Mo wat stilletjes. De spanning hoe de familie zou reageren op zijn toekomstige vrouw?

”Annemiek, geen kus voor Ali alsjeblieft. Dat doen Arabische vrouwen niet.” Ik zou eraan denken…..

Een veld vol voorjaarsbloemen.

De aankomst in Tunis zal ik nooit vergeten. De deuren van het vliegtuig die opengingen en de vliegtuigtrap die werd aangekoppeld. De wolk van geuren die ons omringden. Vreemde en herkenbare geuren. Velden vol voorjaarsbloemen langs de landingsbanen zover je kijken kon. De lucht leek zo zuiver… De warmte van het vroege voorjaar, die voor mij zomers aanvoelde. In de winterkoude ingestapt. In de zomer aangekomen. Het leek een wonder.

 In augustus zou de hitte niet te harden zijn vertelde Mo. Alles zou verbranden en verdrogen door de hitte. De vliegtuigtrap afgedaald liepen we richting aankomsthal. Alle koffers moesten open en er was een levendige discussie over het aantal maanden dat ik zwanger was begreep ik……Vanaf zes maanden moest een doktersverklaring overlegd worden. Bij het reisbureau in Nederland was daar niets van bekend. We werden apart gezet en Mo vroeg gestrest naar een hem bekende meneer die bij Tunis Airport werkte.

We zetten het meeste van ons geld om in dinars terwijl we wachtten. De “vriend” was inderdaad aanwezig en hoorde de problemen aan. Er wisselden heel onopvallend wat dinars van eigenaar en het probleem leek opgelost.

Eindelijk voorbij de glazen wand was Ali zo gevonden. Een kleine man en duidelijk ouder dan Mo. Ze omhelsden elkaar op een manier die je nooit bij Europese mannen ziet. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen van zoveel innigheid tussen de beide broers. Gelukkig dacht ik op tijd aan de raad van Mo. Geen gezoen van vrouw naar man.

Een krachtige handdruk volgde waarna zijn hand op zijn hart werd gedrukt en er snel werd weggekeken. Naar vrouwen keek je niet te lang begreep ik. Dat zou een belediging zijn. Later zou de frêle stille man me vele soorten bloemen laten zien die kenmerkend waren voor zijn land.

De louage stond al op ons te wachten en na veel geschreeuw en onderhandeling over dinars werd de reis begonnen. De stank van de benzine, de knoflookadem van de vele mensen in de propvolle auto maakten me wagenziek.

Er moest regelmatig gestopt worden en de vrouwelijke inzittenden troostten me met glimlachjes naar mijn buik. Strelingen van wildvreemden die me koelte toewuifden. De zorg voelde weldadig aan en ontroerde diep.

Ergens onderweg werd een watermeloen gekocht en de stukken gedeeld. Van geld dat Mo aan Ali had gegeven. Tijd genoeg leek het wel. Niemand wist hoelang de reis zou duren. Dat was niet belangrijk. Er werd meer gestopt dan gereden. Onder andere bij een slager die vers vlees verkocht aan de rand van de weg. Er werden na aanwijzing gewoon stukken afgesneden van een karkas dat aan een haak hing in de deuropening van een huis. Iemand probeerde de vliegen eraf te houden met een vliegenmepper. Het vlees werd gewoon in krantenpapier gewikkeld en vele inzittenden van de louage kochten een stuk.

De “straat” die in de hoofdstad nog een brede boulevard was geweest werd smaller en smaller. Soms half verhard zodat stofwolken opvlogen. Hier en daar stonden we langere tijd stil als een kudde schapen de weg overstak. Smoezelige kinderen in grote getale. De chauffeur ging wel eens in gesprek met een vriend langs de weg. Er werd “gops” (brood) gekocht en een handvol olijven in een stukje papier rond gedeeld. Daar moet het zijn geweest dat ik de tijd heb losgelaten.

Beseffend dat ik of gek zou worden van de stress of proberen te leven in het moment…

Daarna ben ik in slaap gevallen. Nee! Niet op de schouder van Mo. Dat was not done in het openbaar… Ik sliep tegen de zachtheid van een wildvreemde gezette vrouw en droomde dat ik Mo was kwijt geraakt…

Mateur.

Vele uren later leek het wel, Toen de schemering de dag had verdreven, kwamen we aan in Mateur. Moeizaam werd uitgestapt en de koffers uitgeladen. De laatste kilometers was er meer ruimte in de louage geweest. Hier en daar waren reizigers uitgestapt. Het was me een beetje ontgaan… Vermoeidheid!

De standplaats van de louage was bij het treinstation. Hoe laat het ook was, overal renden grotere kinderen rond. Later zou ik begrijpen dat ze in opdracht een plaats moesten reserveren voor familie.  Niemand wist hoelang een reis zou duren. Aankomst en vertrek was altijd bij benadering.

De slechte wegen, kuddes schapen en de slechte auto’s waar zomaar een stuk af kon vallen, speelde mee. De kinderen voetbalden tijdens “de wacht” en als een bal ontbrak, werd  een bal gemaakt van lappen of papier.  “Kruuf Kruuf,” riepen  ze en Mo vertelde, dat ze de voetballer Johan Cruijff bedoelden… Iedereen leek op de hoogte te zijn van de komst van de Nederlandse vrouw.

Een horde kinderen snelde ons vooruit naar ons logeeradres, het huis van  “Ammel Heddy.” We liepen in de schemering via “tussendoor” paadjes en weggetjes langs witte huizen zonder ramen van één verdieping hoog. Blauwgeverfde deuren en kozijnen. De geur van olijfolie butagasstellen en zwarte thee…..

Er stond een groepje mensen voor een deur ons op te wachten. We werden hartelijk ontvangen door een lange smalle Arabier met een rond paars mutsje. Dat moest Ammel Heddy zijn.

Hij leek een jaar of 65 met vriendelijke ogen en een zachte stem. Zijn vrouw die binnen wachtte was een stuk kleiner, veel jonger en broodmager. Mo stelde haar voor als Saloa zijn oudste zus. Saloa was kinderloos begreep ik later. Na verschillende miskramen en een doodgeboren tweeling had ze de moed opgegeven. Bij elke poging om een kindje te krijgen was Saloa smaller en smaller geworden.

Heddy had uit zijn eerste huwelijk een bijna volwassen dochter die Dalila heette. Een bijzonder mooi meisje dat bij de bank werkte. Ze wist dat ze mooi was en we waren uitersten. Tot mijn verbijstering sprak ze me in vloeiend Frans aan en even later in de Engelse taal toen ik het Frans zo snel gesproken niet volgen kon. Dalila was hoger opgeleid dan ik, evenals broer Ali en Joesoef. Annemiek was degene met de taalbarrière.

 Saloa mocht ik vanaf het eerste moment. Zij en haar man waren meer op mijn niveau. Met gebarentaal wees Saloa me de weg naar de kamer die ze voor ons had bedoeld. Er stond een tweepersoons bed met een nogal doorgezakte spiraal en matras, waar grof geweven beddengoed op lag. Er stond een stoel en een zelf getimmerde bank. Tot mijn verbazing stonden de meeste meubels op glazen pootjes zoals vroeger bij ons de kachels. Er was een deur en een raam in de kamer met uitzicht op een betegelde binnenhof.

Later zag ik dat alle kamers met raam en deur naar de hof gekeerd lagen. De buitenkant van het huis was dicht op de voordeur na. Het hart van het huis, was een heerlijke open plek. Je kon er in volledige privacy leven in de buitenlucht. De was doen of theezetten op een petroleumstelletje, gekleed in een niemendalletje. Geen mens die je zag… Er stond een bananenboom in het hart van de hof. Het was de hemel op aarde.

Voorlopig was ik zo moe dat ik al bijna sliep toen ik het bed zag. Maar waar was de plee? Mo moest eraan geloven. Achter een grof houten deur, dicht bij de voordeur, was een klein hokje. Een betegelde vloer met een gat in het midden, zonder WC pot.

Mo deed me voor hoe ik moest hurken met mijn voeten links en rechts van het gat. Een spaarzaam lampje bescheen de acrobatiek. Er was een kraantje met een kan ernaast. De kan had een lange tuit. Met al je rokken omhoog terwijl je met een hand water langs je billen goot en tegelijk wassen is een hele klus. Je kwam gewoon handen tekort. Evenwicht houden met mijn zwanger lijf vermoeid van de reis kwam daar als extraatje bij.

Ik was liever in de vrije natuur gaan plassen….. Aan een grote boodschap durfde ik voorlopig maar niet te denken…..

Terwijl de eerste nacht voorbij ging sliep ik dicht tegen Mo aan. Dat ging vanzelf met het doorgezakte bed. We rolden steeds naar elkaar toe. Vroeg in de morgen klonk vanuit de moskee de shahada over de stad. Een van de mooiste geluiden op aarde.

De gedragen woorden van de Muezzin riepen de mensen op tot gebed. Esch heddo le ilahe il Allah. We esch heddo enne Mohamed rasoel Allah. (fonetisch.) In de Arabische taal zou je het heel anders schrijven. Er ging een warm gevoel door me heen. We waren in Mateur! In Tunesië. Het land van Mo. Mijn Mo en zijn familie…..

Tijd om op te staan en de badkamer te zoeken. Er was geen badkamer! Wel een keuken waar Saloa al druk bezig was bij een stenen aanrecht. “Spagier” (goedemorgen)…..was het enige woord wat ik verstond van haar spraakwaterval. Weldra verstonden we elkaar prima met gebaren en oogcontact. Er was thee, “Gops” (brood) en warm water, gekookt op een gaspit aangesloten op een gasfles. Het warme water kon ik meenemen naar onze kamer waar we ons konden wassen begreep ik. Oké!

Voor de open deur van onze kamer hing een stuk vitrage om de vliegen buiten te houden. Verder hingen er geen glasgordijnen voor de ramen. Alleen een grof geweven overgordijn voor raam en deur. De prachtig gekleurde vloertegels liepen zonder drempels door van kamer tot kamer en hof. Met een zachte bezem werd de tegelvloer elke dag geveegd. Multifunctioneel. Er waren weinig stoelen. Iedereen zakte gewoon door de knieën in kleermakerszit of op een laag bankje. Saloa kon zo uren doorbrengen met groente schoonmaken en wassen….. Mo ging vroeg op pad om meteen maar de uittreksels te regelen bij het gemeentehuis.

Ik deed lekker rustig aan met de koffers openmaken, het beddengoed uitkloppen en Saloa helpen met afwassen. De afwas werd op de vensterbank te drogen gezet in het open raam. Er waren uitsparingen in de stenen vensterbank waar de borden in pasten. De zon deed de rest. Saloa was zeer zuinig met water. Ze controleerde bijna dagelijks de meter en vertelde op haar manier dat het water veel “Floes” (geld) kostte. Het gebaar van duim en wijsvinger is internationaal.

Het primitieve leven stond me heel erg aan. Een mens kan zichzelf helemaal wassen met een klein emmertje water. Alle water werd weer hergebruikt voor op de plee...

Bijna elke dag na het ontbijt werd de vuile was in de week gezet in grote platte stalen schalen met een diameter van wel een meter. Zoiets als een diep bord van metaal met twee oren. Saloa zette de schalen gevuld met water al vroeg in de zon, vuile licht gekleurde was en wat waspoeder erin en roeren.

De tijd, de warmte van de zon en het waspoeder deden het werk. Wat een uitvinding. Zo simpel. Het ijzer van de schalen geleidde de warmte van de zon naar het water. Natuurlijk werd het water alleen handwarm maar helemaal goed. Het sop werd weer hergebruikt voor de volgende was.

Terwijl Saloa met de hand waste spoelde ik het sop uit het wasgoed. Het werk bracht twee mensen uit twee verschillende werelddelen nader tot elkaar. Bij Saloa heb ik de liefde geleerd van handwasjes in de zomerzon.

Het besloten hofje en de bananenboom, de twee vrouwen aan de was in vredigheid. Steeds naar elkaar kijkend woorden leren en glimlachen. Met het laatste sop dat drie of vier keer was hergebruikt werden de vloeren gesopt. Het spoelwater na…  Een klets water over de vloer… Ooh… daarom stonden alle meubels op glazen pootjes! Met een klein vloertrekkertje aan een steel werd het water naar een put op het hofje getrokken. Het kostte weinig tijd en de zon droogde de vloeren verder op. Dweilen hoefde niet. Kleding uitkloppen en luchten. Wassen en drogen bedden en dekens luchten. …...alles kon zo vanuit de kamers op het hofje zonder inkijk… en veilig. Ik had er eeuwig willen blijven.

Mijn toekomstige schoonfamilie...

Twee keer per dag verzorgden Soloa en ik een warme maaltijd. De lunch was eenvoudiger dan de avondmaaltijd maar altijd met iets warms. Verder deed iedereen zijn best om maar gezond eten aan te slepen voor de zwangere vrouw. Ammel Heddy bracht elke dag sinaasappels mee. “We sokker” zei hij dan. Met suiker, dus zoet.

Er werd melk gebracht die heel anders smaakte dan ik gewend was. Jawel, geitenmelk en het leek me raadzaam die eerst maar te koken. Mo was erg veel onderweg. Zijn uittreksel van de burgerlijke stand regelen en vrienden bezoeken. Ik begreep het wel en gunde hem het plezier. In de schoot van de familie bleef ik achter waar ik totaal geen moeite mee had.

Ik leerde Arabisch koken, nieuwe woorden en zelfs liedjes. Er kwamen mensen langs om me te “bezichtigen.” Meestal vrouwen en zag ik aan de gezichtsuitdrukking van een oudtante dat ze me maar niets vond. Ze streek mijn haar weg van mijn voorhoofd en kneep in mijn bovenarm. Toen ik me losrukte begon ze op boze toon te spreken. Saloa kwam erbij en sloeg een arm om me heen. Wat er ook gebeurde, ze nam het steeds voor me op. Ze hield misschien wel evenveel van mij als ik van haar.

Later hoorde ik van Mo dat de oudtante tegen onze relatie was. Andere huidskleur, andere godsdienst? Ze vond me lelijk en ook te oud. Ik kon de moeder van Mo zijn vertelde ze. Wat een onzin. We waren even oud….. Mo zag er ook zo piepjong uit. Het was voor de oudere generatie nog steeds gebruikelijk dat een man een jongere vrouw trouwde. Dat bedoelde ze waarschijnlijk. Zo voelde discriminatie. Het grappige was dat ik schrok van mezelf. De hele dag getinte mensen om je heen, dan schrik je toch wel als in de spiegel een bleekgezicht je aankijkt.

Verder werd mijn gedrag als schokkend ervaren. Als ik Mo aanraakte dan zei hij: “Annemiek! Niet hier!” Hem aanhalen waar alleen Saloa bij was kon ook al niet. Dan sloeg ze haar ogen schrikachtig maar ook met een glimlachje neer. Laat in de avond als de gordijnen dicht waren in het kleine slaapkamertje was het pas tijd voor aanhaligheid. Mo leek in Tunesië een andere meneer te zijn geworden. Mijn Mo die hier zo gereserveerd was in gezelschap en in huiselijke kring,  was in Nederland beslist heel anders.

Hij was gestrest met een zeer kort lontje. Was het omdat ik toch van alles deed wat tegen de gebruiken was? Als Ali langskwam sprak ik hem aan in mijn schoolfrans. Een vrouw sprak een man niet zomaar aan begreep ik later. Ali bracht soms een vis of een stuk vlees voor het eten. We behoorden dat aan te nemen en verder geen enthousiaste verhalen af te steken met  vragen waar het vandaan kwam. Ik bracht de arme man daardoor in verlegenheid.

Buurvrouw Aisha kwam bijna dagelijks op bezoek en er werd heel wat afgekletst waarvan ik iets probeerde te verstaan... Ze klopten op mijn buik en noemden namen voor de baby, waarna ik oude Nederlandse namen noemde. We lachten veel en het voelde heel eigen. Ik kon het goed hebben van de twee.

De mooiste tijden van de dag waren de avonden. Langzaamaan kwam iedereen thuis. Ammel Heddy moe van het landwerk en altijd met groenten en fruit beladen. Dalila van haar werk waarna ze weer snel verdween. Mo van zijn omzwervingen. Hij werd regelmatig op zijn nummer gezet dat hij zijn vrouw de omgeving moest laten zien. De taal was samen met de gezichtsuitdrukkingen en de lichaamstaal voor mij steeds beter te volgen. Ik had best in de gaten waar ze het over hadden.

Saloa en ik brachten het eten naar het hofje. Op lage tafeltjes kwam een grote kom met vlees en groenten in saus. Een kom couscous erbij en de grote platte broden. Met stukjes brood werd het vlees, de couscous en de saus opgepakt. Iedereen kreeg zijn/haar deel.

Als het donker was geworden werd thee gezet op een klein brandertje. Sterke mierzoete thee, geschonken in kleine glaasjes. Het werd stiller in het dorp. De kleine kinderen vielen her en der in slaap denk ik wel… Bij iemand op schoot of op een schapenvachtje? Een klein gloeilampje aan de gevel bescheen de mensen bij de bananenboom. De oproep van de moskee voor de laatste gebedsstonde klonk over het stadje. Eenieder trok zich terug om te bidden. De geur van bloeiende mimosa zweefde zwaar over het hofje. Allah Akbar…..God is groot…..

Alle officiële zaken leken geregeld. Nog een uitstapje naar Bizerte werd gemaakt. De grootste stad aan de noordkust van Tunesië. De bus van zes uur in de morgen vertrok tegen tien uur. Ik stond er niet meer van te kijken. Geen mens wist hoe laat we aankwamen of weer thuis zouden zijn. Het maakte niet uit.

We gingen in afwachting van de bus langs een bouwvallige schuur met wijd open deuren. Het was de “winkel” waar Mo als kind had gewerkt.

Geen etalage, geen toonbank. Een stel in elkaar getimmerde kisten en kasten. Een primitieve stokoude vitrine met een gebarsten ruitje waarin het mierzoete gebak werd bewaard. De glazen ruitjes van de vitrine waren met een dikke laag vliegenvuil bedekt. Ze verkochten speelgoed, etenswaren, gasflessen, verf en olijfolie, brood en soms vlees. Overal leek een zanderige stoflaag op te zitten. De openingstijden bepaalde de eigenaar zelf. Het “winkeltje” was open zolang de baas zin had en aanspraak.

Ik zag kleine Mo al rondrennen in die zooi. Dit allegaartje had niets van een winkel, zoals ik die kende. Mo stelde me voor aan zijn oude baas. De overdreven hoffelijkheid van de slordige man zonder tanden stond me tegen. Geen wonder dat de familie had ingegrepen.

De bus naar Bizerte stond inmiddels startklaar met lopende motor. Op het dak stonden manden met kakelende kippen en geen plaats bleef onbezet. Ali en Mo moesten blijven staan. Ammel Heddy en ik kregen een miniem plekje. Naast me zat een mevrouw met een klein kindje op schoot waarvan ik aannam dat het een meisje was. Prachtige donkere ogen onder een forse krullenbol. Wilde ik het kindje even vasthouden? Het kind krabde constant op haar hoofdje wat me aan het denken zette… Mo liet me dan ook weten het kind direct terug te geven aan de moeder. Luizen! De moeder dook beledigd achter een stuk safsari. Alleen de oudere generatie droeg een safsari zag ik.

Een safsari moest ik ook eens proberen, om ermee onder te duiken in de massa. Eerst maar eens leren hoe ermee om te gaan. Het was een groot soort laken dat met een punt onder een borst werd vastgehouden. Vervolgens onder je arm door naar achteren, omhoog over je hoofd als een hoofddoek en weer naar voor als een cape om je heen geslagen.

De vrouwen speelden het klaar om tassen te dragen, geld op te duikelen en kinderen bij elkaar te houden zonder dat de safsari viel. Onder de safsari droegen ze meestal gewone kleding. Het was dus een soort mantel waarmee je de straat opging. De jongere generatie droeg Europese kleding, met of zonder hoofddoek en veel jeans.

De busreis naar Bizerte was boeiender dan de stad zelf. We wandelden langs hotels en in aanbouw zijnde hotels. Alles gericht op toerisme. De mensen onderweg boeiden me meer. Later zijn we nog in een park geweest met bankjes waar gepicknickt werd. 

Onze korte vakantie was bijna voorbij. Er werd nog een bezoek gebracht aan een neef die vlakbij woonde. “Even om de hoek” was uren reizen in een ouwe jeep. Zeer trots werd door de neef de koelkast geshowd die in de voorkamer stond. Er werd een soort fazant in bewaard met veren en al. De deur dicht zonder dat de koelkast aanstond. Verbijsterd vertelde ik Mo dat het beest volgens mij in staat van ontbinding was. De stank was vreselijk. Mo keek me verschrikt aan, mijn verbaasde stem zou als beledigend ervaren kunnen worden.

Later hoorden we dat de koelkast alleen met feesten werd aangezet… Men was er zeer zuinig op. Het bleek een luxeaankoop te zijn geweest, zoals bij ons een grotere kleurentelevisie of zo…

Het baby’tje werd getoond ingebakerd als een worst. Je zag alleen het gezichtje. “Wanneer wordt het uitgepakt?” Vroeg ik aan Mo… Hij gaf geen antwoord. Hopelijk enkele keren per dag en probeerde ik mijn verbijstering te verbergen… Enkele kindjes liepen rond dus ze overleefden deze periode…

De laatste dagen van de vakantie leerde ik mijn toekomstige schoonmoeder kennen. Ze kwam terug van een tijdje logeren bij haar dochter in Ain Draham. Daarom zag ik haar nog niet. Ze kwam met een heel gevolg kleinkinderen onder leiding van Ghalid die bij haar woonde. Ghalid was haar oudste kleinzoon. Mijn toekomstige schoonmoeder was een kleine vrouw met lieve warme ogen. Een en al rimpel en een stippellijntje van henna of een tatoeage op haar kin.

Ze kwam amper tot mijn schouder en ze slaakte verbaasde kreetjes die ik niet plaatsen kon. Ze was verlegen zag ik. Nou dat was ik ook. We hebben de eerste momenten elkaar wat toegelachen en Saloa vertelde wat we samen zoal deden. Zover kon ik het wel volgen. Ze wenkte me dichterbij en gaf me een zoen op mijn wang waarna ze mijn gezicht streelde. Waarom moest ik toen opeens zo huilen?

Toen haar safsari uitging zag ik dat moeder Fatima een lange wikkelrok droeg. Gewoon een lange lap stof. Van dezelfde stof een bovenstukje. Gebloemde katoen. Hoe klein was ze en hoeveel liefde ging er van haar uit. We dronken thee en bekeken elkaar met een glimlach. Ik wilde haar zoveel vragen. Maar ik wist niet hoe. Mo zou later op de avond als tolk fungeren. Veel zaken weigerde hij te vertalen omdat je dat niet vroeg aan je moeder, volgens hem.

Eigenlijk wilde ik wel weer eens naar huis. Mijn buik zat behoorlijk in de weg. Bijna zeven maanden zwanger. De zwangerschap verliep niet zo soepel als gewenst. De begeleiding van de verloskundige was overgenomen door een gynaecoloog. Er waren regelmatig niet te verklaren kleine bloedingen geweest.

Zo ver van thuis in deze omstandigheden was het noodlot tarten. Volgens Mo viel dat best mee. Als ons kind geboren zou worden in Tunesië was dat een goede zaak. Hulp en zorg genoeg volgens hem. Ik twijfelde daaraan en was opgelucht toen de thuisreis werd aanvaard.

Afscheid nemen van Saloa en Ammel Heddy was het moeilijkste. Moeder Fatima en zwager Ali… De rit met de louage in omgekeerde richting. Nog even en dan zaten we in het vliegtuig.

 Bij de passen controle werden we weer uit de rij genomen. Bijna zeven maanden zwanger? Daar waren regels voor. Ze namen geen enkel risico en vroegen naar een doktersverklaring van een vrouwenarts. In die verklaring zou moeten staan hoever de zwangerschap was en of er geen complicaties waren. Ze riskeerden geen bevalling in het vliegtuig. Geen verklaring? Jammer dan….. We konden terugkomen als het kind geboren was…..

Ten einde raad…

We keken elkaar eens aan. De regels van Tunis Air waren bij het reisbureau in Nederland schijnbaar niet bekend.

We werden er stil van…  Mo zou deze vlucht kunnen nemen en ik kon eventueel blijven tot de baby geboren was? Dit prachtig land met het primitieve leven trok me zeer aan. Maar bevallen hier terwijl er complicaties werden verwacht was een andere zaak. Ik vertrouwde de Arabische dokters en ziekenhuizen niet. Er werden bij de berbers hier en daar zelfs nog baby’s ingebakerd had ik bij de neef gezien. En welke nationaliteit kreeg de baby?

We hadden nog een uur…..De koffers in bewaring gegeven pakte Mo mijn hand en trok me mee terwijl hij begon te rennen richting taxistandplaats en ik mijn buik vasthield. Er werd driftig overlegd en met veel dinars gezwaaid. Wie kende het adres van een vrouwenarts?

Even later zaten we in een taxi die met een rotvaart de bocht doorging in wedstrijd met de tijd! Mijn hart klopte in mijn keel. Door rode stoplichten en links en rechts inhalend kwamen we in een smalle straat waar de taxi met gierende remmen aan de stoeprand stopte. De praktijk van de vrouwenarts begreep ik.

Mo trok me grimmig de stoep op en de wachtkamer in. Paniek! Er zaten vele vrouwen te wachten. Achteraan de rij wachten? Daar was geen tijd voor. Mo rukte de spreekkamerdeur open en schoof mij naar binnen. De arts reageerde alsof er een overval plaatsvond. Heel begrijpelijk. Hij keek naar mijn buik. “Geen onderzoek”, kon ik nog uitbrengen terwijl ik wild met mijn handen zwaaide.

Ik moest er niet aan denken dat die man aan mijn lijf zou komen. Hij leek stokoud wat hij hoogstwaarschijnlijk ook was. Er volgde een kort verhit gesprek en dinars werden op het bureau gelegd naast het schrijfblok. De man ging zitten en schreef met sidderende handen een verklaring terwijl Mo dicteerde. In de hoek van de spreekkamer stond een ijzeren bed met een hoop lappen erop.

De lappen bewogen. Er lag een vrouw helemaal in shock naar ons te staren terwijl ze haar lichaam bedekte met een safsari. De dokter schreef maar door. De tijd leek stil te staan. Een klok tikte kostbare minuten weg. Dinars wisselden van eigenaar! De taxi in, die met lopende motor wachtte. Zouden we het halen? De rest van het geld zou de chauffeur pas krijgen als we op tijd aangekomen waren bij Tunis Airport.

Ik huilde een beetje op de achterbank. “Rustig Annemiek” zei Mo maar steeds. “Kalm. KALM!” De hal van Tunis Airport in en de roltrap op. Er werd al op ons gewacht. De verklaring? Daar werd amper een blik op geworpen. Toen we in het vliegtuig zaten heb ik een poosje verder gehuild. De baby was zeer onrustig in mijn buik. Zeer begrijpelijk nietwaar? Totaal van streek en berooid tot op de laatste cent kwamen we op Schiphol aan. Eerst maar eens een bankloket zoeken en geld opnemen… De trein naar huis. De mooie herinneringen aan een prachtig land werd een beetje teniet gedaan door de wetenschap dat alles daar mogelijk is, als je maar geld hebt…

Terug in ons flatje driehoog in Stein kwamen we in een stroomversnelling. De juiste documenten waren nu bij elkaar en er werd in ondertrouw gegaan. Lia en Jan waren getuige  bij ons huwelijk. We trouwden in stilte op een mooie dag in de maand mei van het jaar 1977. Smalle gouden trouwringen en een trouwboekje bevestigden ons huwelijk. Ons kindje zou de namen Ghoulemallah van Deursen krijgen. Het was goed zo.

Het werd langzaamaan stil in mij. Vol van blijde verwachting. Mo leek wat uit zijn doen en nerveus kwam hij iedere dag thuis van zijn werk. Opgejaagd leek het wel. Hij wilde er niet over praten. Na lang aandringen kwam het eruit. Met verbazing beluisterde ik zijn verhaal. Er gebeurden vreemde zaken op dat werk. Als hij ging pauzeren en bij Arabische mensen aan tafel aanschoof werd hij met minachting aangesproken.

Iedereen wist inmiddels dat Mo getrouwd was met een gescheiden Nederlandse vrouw. Dat deed je toch niet. Trouwen deed je met een maagdelijke vrouw uit eigen land. Ja, dat wisten we nu wel, maar moest dat steeds weer gezegd worden? De hoon en het getreiter nam dag na dag toe. Hij zou sterk moeten zijn en blijven en Mo was dat duidelijk niet…  Steeds weer opnieuw liep hij daar tegenaan en steeds weer ging hij naar het hol van de leeuw Bar Abdellah. Om uit te leggen en begrip te vragen leek het wel.

Gespannen als een veer kwam hij daarna thuis. Soms behoorlijk aangeschoten zodat ik hem de volgende dag niet op tijd uit zijn bed kreeg om te gaan werken. Dag na dag werd hij depressiever en de drempel naar zijn werk werd hoger en hoger. Soms bleef hij tot de laatste minuut in bed. Terwijl hij zich stond te scheren reed de bus voorbij….. Alweer te laat.

Hij leek wel ziek, overspannen of zo. Op een dag is hij op de vuist gegaan op zijn werk en werd geschorst voor enkele dagen. Een maatschappelijk werkster van het bedrijf is komen praten en raadde therapie voor Mo aan. De mevrouw sprak vloeiend frans en Mo speelde zijn spel van “er is niets aan de hand.”

Van depressie komt psychose…

Er was in die tijd werk genoeg. Mo hoefde daar toch niet te blijven? Als hij eens moeite deed om de Nederlandse taal beter te leren. Ik praatte als Brugman maar Mo bleef maar in de put zitten en kwam tot niets. Hij kon me zo afstandelijk aankijken. alsof hij niet meer wist wie ik was en me als tegenstander zag.

2025. Na een leven vol ervaring weet ik nu dat Mo in die tijd in een depressie psychose zat en niets meer kon verwerken. Hij zat vol angst en onmacht… leefde in twee werelden waar onbegrip was. Een psychose is soms genetisch bepaald en kan tot agressie leiden. Mo wilde rust die hij maar niet kreeg… In die tijd was nog te weinig bekend over psychische stoornis psychoseremmers, verwarde mensen en waardoor de verwardheid ontstond.

Er kwamen brieven van zijn zus en broer. Wat erin stond werd niet meer woordelijk vertaald. Mo vertelde wel dat bij zijn familie de wens bestond dat het kind een Arabische opvoeding zou krijgen en moslim werd. Daar waren toch afspraken over gemaakt voordat ik zwanger werd? Het kind zou zelf mogen kiezen als hij/zij de juiste leeftijd had bereikt. Waarom nu die twijfel? Was Mo zo licht te beïnvloeden? Dergelijke belangrijke beslissingen, daar kwam je toch niet op terug?

Mo gaf aan, elk jaar naar zijn familie te willen en zou het beter zijn als ik bleef werken om die vakanties te bekostigen. Zeker nu iedereen hier zo tegen hem was. Hij hoorde nergens meer bij. Hij zou toch alleen kunnen gaan? Was mijn mening… Nee, hij wilde met het hele gezin en dat was niet te doen met een salaris.

 Ook daar waren afspraken over gemaakt. Ik zou het eerste jaar thuisblijven om ons nog ongeboren kind zelf op te voeden. In weekenden kon ik werk aannemen in de horeca, dat betaalde goed.

Mo had een “betere” oplossing. Zijn vriend Abdesattar, die binnenkort zijn vrouw uit Tunesië liet overkomen, zocht een bijbaan voor zijn vrouw. Ons kind zou van maandag tot vrijdag tegen een vergoeding in het Arabische gezin verblijven. Het kind zou Arabisch leren vanaf de geboorte en door de vrouw van Abdesattar worden opgevoed volgens de gebruiken van de Islam. Een goede oplossing volgens Mo. Op vrijdag de baby ophalen en op zondagavond weer naar het gastgezin brengen.

Ik zou fulltime kunnen blijven werken en hoefde alleen nog maar op mijn werk door te geven dat ik na het zwangerschapsverlof terug zou komen. Het was al geregeld met “Abslem.” Nou ik dacht er niet aan!!

“Voor mij, voor ons Annemiek” Terwijl hij zijn armen om me heen sloeg zweeg ik verbaasd. Verbijsterd over de metamorfose die Mo had ondergaan. Hij was labiel en onzeker, zo was hij toch eerst niet? Echt iets aanpakken deed hij niet. Geen sollicitatie voor ander werk. Geen cursus Nederlands. Alleen maar wentelen in de slachtofferrol. Mo leek steeds minder op de standvastige man waar ik voor gekozen had zo kort geleden nog maar…..

 Ons kindje zou een betere moeder krijgen dan degene waar ik het mee had moeten doen. Er was geen sprake van Mo zijn herziende plannen. Ik zou de zorg en opvoeding niet uit handen geven. Daar zou Mo het mee moeten doen.

Terwijl de laatste zes weken van mijn zwangerschap in rust moesten verlopen piekerde ik heel wat af. Thuiswerk zou een oplossing zijn. Geld verdienen en toch voor het kindje kunnen zorgen. Een stukje van Mo zijn probleem was daarmee opgelost en zou voor hem rust brengen als hij wist dat financiële ruimte voor familie bezoek was..

Er stonden regelmatig advertenties in de wijkbladen. THUISNAAISTERS GEZOCHT. Ik was niet gediplomeerd maar wel autodidact en kon best goed met mijn naaimachine overweg. Komt tijd komt raad. Na de geboorte zou ik gaan solliciteren. Terwijl ik probeerde Mo beter Nederlands te leren voelde ik dat het niet zo goed met me ging.

Het telefoonnummer van het ziekenhuis lag bij de telefoon. De bevalling kon wel eens vroeger starten.

Bezig zijn helpt tegen piekeren als ik niet slapen kon. Draadjes van gedachten in piepkleine slofjes gehaakt tijdens avonden dat ik op Mo wachtte tot diep in de nacht. Er was geen verwijt als hij te laat en aangeschoten de trap op stommelde. Alweer met een taxi thuisgebracht. Drankrekeningen en taxi’s. Er was wel een betere bestemming voor dat geld. Ik zag zijn strijd en betreurde zijn zwakheid.

 De dag na een dergelijke avond schaamde hij zich diep en beloofde beterschap. Een belofte die hij even vaak weer brak.

 Het idee van thuiswerk leek hem wel een oplossing. Toch bleef hij depressief. Hoe kon ik hem helpen? Met de huisarts gaan praten wilde hij niet. Hoe kon ik hem kracht geven om de problemen op zijn werk het hoofd te bieden? Wat kon ik hem zeggen om het beter aan te kunnen?

Piekerend frutselen aan spulletjes voor de baby… Ik maakte nog een patchwork spreitje voor het bedje. Vierkantjes van rood/witte stof met babyfiguurtjes. Een geplooide rand er omheen.

Het paste zo mooi bij het rood/witte bedje. Een wit voile hemeltje was mijn eerste werkstuk geweest en maakte een wiegje van het bedje. Een grote strik waar een speeldoosje aan hing in de vorm van een hart. De lakentjes hadden geborduurde randjes en onderleggers waren omgehaakt met een festonsteek. Alles was al tijden klaar. De hansopjes en de rompertjes. Een piepklein jasje met mutsje voor in de reiswieg als we van het ziekenhuis naar huis gingen…

En steeds maar weer sprak ik de wens uit: “blijf nog maar eventjes bij je ma” terwijl de achtste maand inging. Altijd nog wel iets vindend wat nog moest gebeuren. Er moest nog een randje gehaakt en een koordje aan de gewatteerde trappelzak gezet. Een figuurtje op de deur van de kinderkamer geplakt. Je kan beter nog maar eventjes bij je ma blijven, tot de zon wat warmer zal zijn… Jij zomerkind, mijn zonnekind.  Zodat je ma nog wat tijd krijgt om alle donkere wolken te verjagen…..”

Mijn zonnekind… 


Acht maanden zwanger en de kelder werd nog even geveegd. Stapels boodschappen naar huis gesleept. De ramen nog gewassen en een bloemetje op tafel gezet.

Later zou ik met een glimlach denken aan mijn “nest klaar maken” acties. Mo kreeg het allemaal niet zo mee.

Hij leek me niet te kunnen volgen in het wereldje van “nest klaarmaken.” Is dat niet altijd zo met een toekomstige vader? Ze staan er toch een beetje naast…..

Soms legde hij zijn grote handen op mijn buik. Dat waren intense momenten van ons drietjes. Wist ik maar wat Mo allemaal dacht. Wilde hij dit kindje nog wel echt? Hadden we het racisme onderschat? Cultuurverschil, taalbarrière en een ontheemd gevoel had bij Mo tot een diepe depressie geleid. Het sloopte de charmante vrolijke man van weleer. Had ik dit aan moeten zien komen? Was dit de rekening die je moest betalen als een Europese vrouw met een Arabische man een relatie kreeg?

Door duidelijk aan te geven waar mijn grenzen lagen wist Mo in ieder geval waar hij bij mij aan toe was. Misschien bracht dat steun, de toekomst zou het leren.

Op een vroege junimorgen leek de bevalling zich aan te kondigen. De vliezen braken een maand te vroeg, en... gebeurde er verder niets. Misschien was het alleen maar loos alarm. Er was wat pijn in mijn rug maar niet noemenswaard. Nog maar eventjes naar de Rabobank, die lag in het winkelcentrum tegenover de flat.  Dan maar bellen naar het ziekenhuis voor goede raad. In het ziekenhuis waren ze van mening dat ik maar direct moest komen en werd Mo gebeld op zijn werk.

Hij kwam direct naar huis en wist niet wat hij denken moest van die redderende Annemiek. Nog een kopje koffie? Een boterham? Het afwasje nog gedaan. Hij verwachtte me in bed aan te treffen. Even later zijn we toch maar naar het ziekenhuis gegaan waar ik direct op een monitor werd aangesloten. Geen weeën zichtbaar. Dan maar weer naar huis?

Nee… naar huis was niet aan de orde. De vliezen waren inderdaad gebroken. Kans op infectie en de bevalling kon elk moment echt beginnen. Later eventueel aansluiting op een infuus met een weeën opwekkend middel. Voorlopig werd er nog gewacht op een spontane bevalling. We liepen wat rond door de gangen en werd een bed klaargezet. Mo ging op mijn advies uiteindelijk naar huis, zijn zenuwachtig gedoe bracht hij op me over. Hij zou in de buurt van de telefoon blijven en was zo weer in Geleen.

 Waar bleef je nou mijn zonnekind? Er werd een polsbandje gemaakt met mijn naam erop.  Mevr. Ghoulem. De dagdienstverpleging werd afgelost door de nachtdienst en ik dutte een beetje in.

Vroeg in de ochtend van 15 juni 1977 werd ik aangesloten op het weeën opwekkende  infuus: Zou dat de dag zijn waarop mijn zonnekind geboren zou worden? Aanstaande zondag was het Vaderdag en mijn vader was de dertiende jarig geweest. Er was een kaart gestuurd.

Terwijl druppeltjes door een slangetje in mijn bloedbaan liepen, kwamen en gingen gedachten….. Ik hield zoveel van mijn pa. Waardoor was de band ook alweer zo broos geworden? Er trok iets in mijn rug naar mijn buik. Iets later wat duidelijker. Maar eventjes wachten met bellen. Een vervelend gevoel dat opeens heel scherp werd.

OH dat deed pijn! Een beetje paniekerig belde ik de zuster. Het bed werd weggereden. Naar een “verloskamertje” waar bevallingen plaatsvonden. Er hing een grote klok boven de deur. Tien voor tien. Mo werd gebeld en nam niet op. De telefoon ging gewoon over. Waar was hij nou? De gynaecoloog kwam even langs om te kijken of er al ontsluiting was.

Er werden wat vragen gesteld. Ik had zeker aan zwangerschapsgym gedaan en wist hoe het puffen zou gaan? Ik zou wel zien.

Was ik al naar het toilet geweest? Wat had dat er nu mee te maken! Kon nog eens gebeld worden naar Mo? IEMAND MOEST BELLEN NAAR MO!! ER MOEST IEMAND BELLEN!! Paniek opeens… “Rustig nou mevrouwtje.” Eventjes werd ik alleen gelaten. Er zat toch minder schot in dan werd verwacht, alsof ik het gebeuren tegenhield en misschien was dat ook wel zo.

Er werd weer gebeld en nogmaals. Ik raakte in paniek. Waar was Mo? “Blijven jullie bellen?” Was er misschien iets aan de hand? Een ongeluk gebeurd? Iemand stelde voor dat er naar het politiebureau gebeld zou worden en een kijkje genomen zou worden. Hij had beloofd erbij te zullen zijn.

Iemand vroeg of leerling-verpleegkundigen aanwezig mochten zijn om toe te kijken. Ik had er geen moeite mee. Ik had nergens meer moeite mee. Mijn ogen gingen steeds naar de deur waar Mo weldra binnen zou komen… Hij was misschien onderweg geweest?

Hij kwam niet!! Terwijl de weeën elkaar sneller opvolgden kwam een diep verdriet over mij. Naast me zat een verpleegkundige die me aanmoedigde en vertelde wanneer er geperst moest worden en wanneer niet.

De pijn sleurde me mee in een draaikolk waar niet uit te ontsnappen was. Tegen twaalf uur in de ochtend van 15 juni 1977 werd mijn zonnekind geboren. Een getint jongetje, dat fel schreeuwend ter wereld kwam. Donkere oogjes en haartjes… Eventjes lag de baby op mijn borst. Is toen onze bijzondere band ontstaan mijn zoon? Mohammed Samir Ghoulem 3200 gram, 50 centimeter lang en dat is heel mooi voor een achtmaands kindje.

Waar was Mo? Het werd zo ijselijk stil in mij. Mijn kindje en ik leken achtergelaten, ver van de bewoonde wereld. Wie zou ik kunnen bellen? Mijn moeder niet, mijn vader niet… Eén van mijn zussen? Om te zeggen dat ik helemaal alleen zonder Mo mijn geliefde kindje baarde en niet wist waar Mo was…?

Terwijl de uren verliepen werd het avond. Af en toe liep een verpleegkundige binnen. Woorden werden gezegd die door de kilte probeerden heen te dringen. De starheid niet konden verbreken.

“Er was geen bezoek geweest?” “Was er familie die gebeld kon worden?” “Een goede vriendin?” Er kwamen geen antwoorden op vragen die gesteld werden…

Laat in de avond kwam Mo opeens binnen. Bloemen in zijn armen. Een zoen vol dranklucht en een kegel om hem heen. Bloeddoorlopen ogen. Ogen die me ontweken keken vol bewondering naar zijn zoon. Vanuit mijn wereld van kilte keek ik naar de twee… Was deze dronkenlap de vader van mijn zoon? “Sorry Annemiek.” Ik luisterde niet verder naar wat hij te vertellen had en draaide mijn hoofd weg. Geen enkel excuus was aanvaardbaar. De barst in mijn liefde was een diepe kloof geworden.

Drijfzand…Ik keek naar de man die me vrouw en moeder had gemaakt. De man die voor het eerst in mijn leven een echte grote liefde liet ontbranden. Ik had hem vertrouwd en op hem gebouwd. Hij was een huis met een fundering van drijfzand. Een boom in de wind. De woorden wilden niet komen. Verpleegkundigen die binnenkwamen feliciteerden de jonge vader. Niemand vroeg waar hij was geweest. Het was duidelijk. Iedereen zag de bloeddoorlopen ogen en rook de drankkegel.

Hij is weer naar huis gegaan en beloofde de baby aan te geven op het gemeentehuis. De dag erna kwam hij met twee veel te grote taarten voor de verpleegkundigen, om te bedanken voor de zorg en de hulp bij de geboorte. Hij was weer even de charmante mooie man, die mijn echtgenoot was, hij straalde en de verpleegstertjes waren weg van hem. Terwijl die ijsblok in mijn hart maar niet wilde smelten.

Er werd een hielprik gedaan bij mijn kind. Mijn zoon…..onze zoon. Zijn huid was wel erg geel. Er was iets met het biliribine gehalte en zijn lever. Een kinderarts kwam kijken. De kleertjes gingen uit. Hoe geel was zijn huidje opeens toen hij daar bloot lag. Waarom gingen ze voor hem staan? Er werd niet overlegd….. Er werd niets gevraagd of medegedeeld. Het wiegje werd weggereden... Een snelle stap en een deur die dicht viel…

Toen ben ik ingestort en brak de dam van ijs. Vuisten die sloegen op muren en kasten. Tot Diepe rauwe snikken die werden gehoord. Een broeder die een spuitje zette en naast me zat tot de troostende duisternis alles toedekte en de pijn niet meer voelbaar was…..


Postnatale depressie…..?

En zo kreeg Annemiek een postnatale depressie die geen echte postnatale depressie was. Het moest er allemaal even uit. Eventjes was het leven te veel tegenslag en zwaarte. Wakker worden na een diepe sluimering en geen wiegje naast mijn bed. Samir lag ver weg in een couveuse onder blauwe lampen en ik mocht gaan kijken zo vaak ik wilde. Heel stilletjes lag hij daar, bloot onder het blauwe licht. Er was weinig beweging in zijn lijfje. Hoe moest dat nu met de borstvoeding die ik wilde geven?

Er volgde een gesprek met de kinderarts. Borstvoeding was niet aan de orde voorlopig. Misschien over een week of zo. Om de borstvoeding aan de gang te houden werd aan me gevraagd om de borstvoeding af te kolven. De beste voeding voor een tweeling met ondergewicht geboren, van een verslaafde moeder, dus afkickverschijnselen. Verder mocht ik enkele dagen langer in het ziekenhuis blijven. Misschien mocht mijn baby’tje toch nog samen met mij naar huis.

Ik was meer op de couveuseafdeling dan op de afdeling. Ik zond stralen van liefde uit naar mijn kindje. Diep in mezelf wist ik: Samir was vooral mijn kindje…  Zijn vader verzaakte vanaf zijn eerste levensuur. Zijn gewicht daalde en daalde. Van de 3200 gram bleef nog maar 1600 gram over. Het mooie bruine huidje werd dof en bleef aan de gele kant, ondanks de felle lampen boven het couveusewiegje. Ik geloofde in je levenskracht mijn zonnekind zoals ik altijd in je zou blijven geloven, hoe weinig doorsnee je ook altijd bent geweest. Wij zijn strijders… Vanaf je eerste levensuur was je ma je grootste fan.

Nog vele malen zou je in je latere leven opnieuw worden geboren. Daar, in juni 1977 aan je kleine wiegje van plexiglas, bad ik alle heiligen uit de hemel en Samir werd beter…  op eigen kracht.

Naar huis.

Alleen naar huis, zo heel gewoontjes, met de bus, alsof ik winkelen was geweest. De baby bleef achter in het ziekenhuis. De mooie beautycase en een koffertje de trap op naar de flat. Mo die nog lag te slapen. Middagdienst.

Het was niet bij hem opgekomen om zijn vrouw uit het ziekenhuis te halen. Een overhemd op een stoel en een paar schoenen op de grond. Stilleven van een echtgenoot.

De ronde was snel gemaakt. Eerst het kleine babykamertje waar Samir binnenkort zou slapen. Zijn badje en zijn knuffelbeestjes. Het speeldoosjeshart met het wijsje werd aangezet. “Slaap kindje slaap, daar buiten loopt een schaap.” Het raam open…  Als hij nu maar snel naar huis mocht. Wat was hij klein en  fijntjes….. mijn kind. Zou hij weer worden zoals direct na de geboorte? Het mooie donkere bolletje. Het glanzende donkere huidje.

Alles leek zo gewoon. Alsof ik niet was weggeweest. Een vrachtwagen stopte voor het stoplicht. De suikerpot rinkelde op tafel. Er stond een afwasje op het aanrecht en de cyclaam op de vensterbank moest nodig water hebben…..

Op tafel lagen wat felicitatiekaarten. Eentje met het handschrift van mijn moeder. De tekst: “Van harte gefeliciteerd met de geboorte van uwen zoon. Familie van Deursen Smits.” Een kaart van een zus en één van een collega. Even later de geur van koffie pas gezet en een echtgenoot die opstond.

Weer thuis! Een zoen en het bekende ritueel van alle dag. In de spiegel van de badkamer zochten zijn ogen de mijne terwijl scheerschuim in vlokken zijn baardgroei bedekte. Hij wist zich niet te gedragen. “Hoofdpijn,” zei hij. Alleen wat hij voelde scheen belangrijk. Waarom vroeg hij niet hoe het met mij was? Gestommel op de trap. De bejaarde buurvrouw van de flat begane grond kwam moeizaam naar boven. Ze had me zien aankomen. Even een bosje bloemen brengen. “Hoe was het nu met het kindje?” “Ze kunnen zoveel tegenwoordig.” “Ja, dat is zo.” “Als hij naar huis mag… kom ik kijken.” “Dat is goed.”

De was werd aangezet en de bus weer genomen. De afgekolfde borstvoeding brengen voor de tweeling en kijken naar mijn kind. Was er al wat meer beweging in dat frêle lijfje? Wat zei de dokter?

Mo ging mee als de werktijden het toestonden. Samir zou aan speciale voeding moeten blijven. Borstvoeding geven bleek geen optie. Als hij naar huis mocht zou ik het kolven voor de tweeling staken. Een baby verzorgen en ook nog naar het ziekenhuis borstvoeding afgeven was echt te veel. Misschien dat iemand het af kon halen? Van de moeder van de tweeling taal noch teken.

Er kwam een dag dat Samir van het infuus afging, maar zijn gewicht steeg pas echt toen hij flesvoeding kreeg. Hij mocht dan even uit de couveuse. Het flesje geven en het boertje tegen mijn schouder  De prachtige oogjes leken me te zoeken. Voetjes en handjes die groter leken dan die van de andere baby’s. Hoe mooi was het  hoofdje dat kleiner leek dan het hoofdje van de andere baby’s.

“Arabische bouw”, vertelde een verpleegkundige. “Kijk naar uw man en u ziet dezelfde skeletbouw. Denk het kroeshaar van uw man maar eens weg. Europese mensen hebben een groter hoofd.”

Tja…..daar had ik me echt nog nooit in verdiept. Was dat zo? In ieder geval leek mijn kind sprekend op zijn vader. Een wens vervuld. Hoe zou hij worden als hij groter werd? Zou er iets van mezelf in hem terug te vinden zijn? Welke karaktereigenschap?? De tijd zou het leren…..

Moeder worden of moeder zijn?

Moedergevoelens…..krijg je die direct als het kindje geboren is? Of leer je het moederen elke dag een stukje meer? De dag dat Samir mee naar huis mocht was een gouden dag. Steeds weer sloop ik zachtjes naar zijn bedje om te kijken. Met gebalde vuistjes boven zijn hoofdje lag hij te slapen, een derde van het bedje vullend. Het kleine lijfje in de grote handen van Mo terwijl ik het flesje klaarmaakte.

Hoe klein was het ventje maar hoe vurig zijn gehuil in de nacht. Zijn hoofdje rood van drift. Een man die vroeg op moest. Dagdienst begint om half zeven. Om vijf uur moest Mo opstaan. Een vrouw met een baby tegen de schouder en doorwaakte nachten. Lopen door de gang en de kinderkamer. Zo moest het NIET. Dat wist ik wel. Ach ja…..

Iedereen ter wille zijn. Zorgen dat Samir niet huilde. Het moest maar even zo. Als Mo maar naar zijn werk zou gaan. Daar deed ik alles voor. Zorgen dat hij genoeg rust kreeg als hij eindelijk van de kroeg huiswaarts keerde. Het kwam te vaak voor dat hij met een kater bleef liggen. Hoelang zou de werkgever dat tolereren? Maar niet te veel aan denken.

De friemelteentjes van piepkleine voetjes moesten daar nu echt sokjes aan? Een hemdje en een luier. Een truitje en een broekje aan een spartelend lijfje dat geen moment stil kon zijn.

Een mens zou er zenuwachtig van worden. Ik was er zo mee klaar. In een hansop ging het kind: truitje, broekje en sokjes tegelijk. De kinderwagen werd de trap afgedragen. Mooie witte lakentjes en een dekentje. Vijf minuten lag de boel nog recht tot spartelende beentjes er een puinzooi van maakten. En op het baby-peuterbureau vond ik mijn Samir de mooiste van alle baby’tjes. De andere baby’s  waren veel rustiger. Samir was gespartel zonder einde.

Het huilen in de nacht hield aan. Dat doet een baby niet voor niets. Er moest iets mis zijn… in zijn buikje misschien? De dokter werd erbij gehaald die niets meer vond dan een vurig ventje dat duidelijk moest leren wanneer het dag en nacht was. “Huilen laten”, was het advies. Een boze onderbuur mepte op radiatoren van de verwarming. Een schor geschreeuwd babystemmetje als ik hem liet huilen. En ik? Ik voelde me een waardeloze moeder. Soms won Samir en soms won ik.

Vermoeidheid alom en een Mo die maar niet begreep waarom dat laten schreeuwen zo nodig moest. In Tunis droegen de moeders de baby’s overal mee naar toe. Liepen nachten rond met klaarwakkere baby’s, volgens hem, of ze sliepen samen in een bed. Baby’s kregen altijd hun zin. Er was veel onenigheid over de aanpak van onze huilbaby tussen Mo en mij. Ik werd er onzeker van en luisterde toch maar naar de raad van onze huisarts.

Volgens Mo moest ik gewoon gaan werken en de baby bij de vrouw van zijn Arabische vriend brengen om op te voeden op de Arabische manier. Die zou er wel raad mee weten en zou veel rust in huis brengen. Het kind alleen in het weekend halen. Nu kon het nog. Het zwangerschapsverlof was nog niet om. Ik kon nog terugkomen op mijn ontslagaanvraag. En weer begon het overhalen met de bijbehorende ruzie. NEE! NEE! Ik zet geen kind op de wereld om het vervolgens uit te besteden… Zeker het eerste jaar niet.

Toch zou er een oplossing moeten komen voor de geldproblemen als Mo elk jaar naar Tunesië wilde.

Er was nu al geldgebrek ondanks dat mijn salaris nog binnenkwam. De drankschulden bij bar Abdella en de taxi’s. De dure melkpoeder voor Samir en de luiers. Als Mo na een ruzie weer eens richting Geleen vertrok kwam hij steevast in de kleine uurtjes naar huis.

De depressie van Mo kostte smakken geld. Hoe lang zou zoiets duren? Er zou extra geld binnen moeten komen. Moest ik dan gaan werken voor de taxikosten en kroegschulden van een labiele man? Mijn hoofd liep om van de zorgen. Ergens lag nog de advertentie met de tekst: “Ervaren thuisnaaisters gevraagd”. Slecht betaald werk, maar beter dan niets. Er zou een hoop bluf aan te pas moeten komen. “Ervaren” was ik zeker niet. Ik maakte wel eens rokken en een bloesje. Maar om me nu als “ervaren” te presenteren?

Nood breekt wet. In ieder geval zou er meer inkomen zijn en dat was een goede zaak…..

“Ervaren” thuisnaaister.+++

Het was een tijd geleden….dat ik een tijdje in een atelier had  gewerkt bij Chas Mackintosh.  Zo had ik het bij de sollicitatie verteld. Alleen waren dat mijn zusjes geweest en ik zeker niet. Gediplomeerd? Nou nee! Er werd bedenkelijk gekeken. “Kon ik omgaan met een industriemachine?” Dat zou toch niet zo moeilijk zijn? “Ja hoor!” Ik schrok van mezelf en mijn bluf…

Oefening baart kunst, nietwaar! Toen de grote industriemachine driehoog de trap werd opgedragen schrok ik wel van het gevaarte. Er hing een loeizware motor aan een zware stalen tafel waar de machine bovenop stond. Een elektrisch aangedreven vast voetpedaal en waar zat de spoel en het spoelhuis?

Voorzichtig merkte ik op dat de machines van het atelier waar ik werkte er wel anders hadden uitgezien.

Er werd wat uitleg gegeven en eens gezucht. Al dat werk van het gesleep en misschien maar voor een dag. Tot diep in de nacht heb ik geoefend en gerommeld met het ding. De zware motor daverde zijn geluid door de vloer naar de onderburen. Of ze waren op stap of ze sliepen vast. Er kwam (nog) geen commentaar, ze werkten tot laat in een sportkantine wist ik. Toen ik door de snelheid van het ding in mijn duim naaide en de naald brak die ik uit mijn duim moest trekken ben ik maar eens bij Samir gaan zitten in het donker.

God, waar haalde ik nog moed vandaan…..? De ademhaling van het slapende kindje bracht troost en rust, voor je kind doe je alles.  Vroeg in de morgen werd het eerste naaiwerk gebracht. Ceinturen van ochtendjassen dichtnaaien en…..omkeren. Ik kreeg er een flessenschraper bij. Aan een kop/kant en de zijkant werden de ceinturen dichtgenaaid. Het was akelige stretch synthetische stof en je moest er bij het stikken iets aan trekken maar ook weer niet te hard anders kwam er ruimte in de stof.

Op het stokje van de flessenschraper werden de ceinturen gekeerd. Daar moest je handigheid in krijgen werd me verteld. Als ze naar de goede kant waren gekeerd ging het laatste naadje dicht. Het duurde een hele tijd voor ik doorkreeg dat aanhechten en afhechten van draden niet aan de orde was. Je kon het beste alle ceinturen gewoon aan elkaar vastnaaien tot een slinger van dertig stuks en dan pas afknippen. De chauffeur die af- en aanvoerde gaf me de tip. Hij zag wel dat het niet mijn dagelijks werk was geweest.

Wat een “klerewerk”. Elke dag vier pakjes van dertig stuks waar een bon aan hing met het artikelnummer. Vijf dagen in de week.

Op de bon moest mijn werknummer komen. Het kostte nog veel te veel tijd maar ervaring zou tijd besparen wist ik…..

Mijn dierbaar kindje…+++

Geluksgevoel alom als mijn dierbaar kindje rondkroop tussen lapjes en pluche beestjes. De deur van de “werkkamer/balkon” open. Terwijl de naaimachine zong, zong zijn ma van schaapjes en bloemetjes in de wei. Al doende leert men. Het moederen en het naaiwerk kon best tegelijk. Samir was al acht maanden oud en trok zich op aan tafeltjes en krukjes. Wat waren we gelukkig met elkaar.

De ceinturen waren ochtendjassen geworden. Bloesjes en broeken, daarna jasjes. Zij- en schoudernaden dichtnaaien. Mouwen inzetten en kraagjes opzetten 120 per dag. Zo leerde ik spelenderwijs een jasje maken. Er waren wel eens teveel onderdelen in een pak. Die legde ik mooi aan de kant. Uit enkele rugpanden van grote jassen paste wel een kinderjasje. Een patronenboek voor kinderkleding werd gekocht. Alsof ik nog niet genoeg te naaien had.

Bij C&A hing een beeldig jasje maat 98. Wit linnen met een capuchon. Er waren genoeg lichte lapjes over en een stukje voering bij de lappenkraam koste bijna niets. Het jasje van C&A werd gekocht en goed bekeken. Ik haalde zelfs in de mouw de binnen voering los en draaide het jasje binnenstebuiten om te kijken hoe het jasje vanbinnen was genaaid. In de late uurtjes werd het jasje nagemaakt. De voeringmouw van het gekochte jasje werd weer dichtgenaaid en met de bon en de labels er nog aan terug gebracht naar C&A.

Wit stond zo mooi rond het mooie bruine lijfje van mijn kind. Mijn kind! De mooiste tijd van de dag was als we samen waren. Spelen tussen het werk door en liedjes zingen. Naar buiten met het kind… Pappa thuis? Dan kwamen de spanningen. Samir was niet volgzaam. Zijn pa was niet handig met het kind. Mo had wellicht te hoge verwachtingen. Soms kwamen de verwijten. Ik voedde hem niet goed op. “In Tunis”, enzovoort.

Mo vroeg niet meer om Samir uit te besteden. Er was meer geld, al werd het moeizaam verdiend. Door de vele lapjes en het naaiwerk werd ons huis een stofnest, al hield ik de deur van de naaikamer nog zo goed dicht. Vaak te moe om alles echt goed bij te houden. Zes tot acht uur per dag achter de naaimachine voor een habbekrats. Het kind en de wisseldiensten van Mo. Altijd tijd te kort. Hoe anders was het verlopen dan verwacht.

Mijn wereld was erg klein geworden zonder collega’s. Mijn Mo die nooit meer de lieve man werd van voorheen. Of hij had een kater, was moe geprikkeld of bezopen. Ik hield nog wel van hem maar de glans was eraf. Door met mij te trouwen was zijn leven gecompliceerd geworden. Ik voelde me verantwoordelijk voor zijn “ongelukkig zijn.” Alsof ik de enige was die de stap van een huwelijk maakte. Nou we waren er samen bij geweest.

 Bijscholing op zijn werk daar had hij ook al geen zin in. Hij bleef maar in de slachtofferrol hangen. Als ik boodschappen ging doen terwijl Samir sliep, stond Mo op het balkon me na te kijken. Hij nam de tijd op en “zag” dat ik met een man flirtte waarmee ik volgens hem een afspraak maakte. Die man zou in de flat komen als Mo werken was… Natuurlijk was dat niet zo.

Nu in 2025 weet ik dat Mo op dat moment weer een psychose had en hallucineerde. Later tijdens mijn werk in het consuminderhuis heb ik veel kunnen betekenen voor vrouwen die mishandeld waren door partners in psychoses. Ik was immers ervaringsdeskundig al heeft Mo me nooit lichamelijk mishandeld.

Terug naar 1978… Ik ging zoveel mogelijk met Mo samen boodschappen doen en als hij me nakeek bleef ik ver van mensen. Wetende dat hij dingen zag die niet gebeurden. Waarom dat zo was wist ik toen niet.

De dagen verstreken in een sfeer van zwaarmoedigheid met altijd spanning in huis. Het vrolijke geluk van voorheen kwam nooit weerom. Hij moest maar eens naar Tunesië. Alle drie moesten we maar eens naar Tunesië. Naar Saloa, de sinaasappels van Ammel Heddy en Fatoma die haar kleinkind zou zien.

Oh, die sfeer weer te mogen proeven. De heel aparte geur en de zonneschijn van Noord-Afrika. Er was zoveel veranderd in mij en ons gezinnetje. Hoe heerlijk even geen naaimachine te hoeven zien. Er werden cadeautjes gekocht. Eigenlijk veel te dure cadeaus. Een TV uit de opruiming voor Saloa. Bergen handdoeken en lakens met slopen voor zussen en schoonmama.

Lapjes stof van de markt en een wandklok. Die zou geruild worden voor de antieke klok van Ammel Heddy. De klok die mijn hart stal. Saloa had beloofd dat de klok mee naar Nederland mocht als ik een moderne meebracht. Ze waren gek op modern en ik op hun oude spullen wat ze maar niet begrepen. Haar klok was ook nog kapot. Haar antieke handkoffiemolentje werd geruild voor een elektrische koffiemolen.

De kan van de plee mocht gewisseld voor een degelijke plastic kan. Ze begrepen maar niet waarom ik zo weg was van die ouwe troep. Mijn hang naar sober leven… Mijn katoenen zelfgemaakte rokjes en de sobere T-shirts werden met verbazing bekeken.

Tunesië met zijn goud doorstikte stoffen en opgenaaide kraaltjes in druk dessin. Sierslingers van kleurig borduursel en arabesken van brokaat. De typisch Arabische stoffen waren prachtig. Als tafelkleed of gordijnen. Als kleding hield ik er niet van.

Van Latifa en Saloa kregen we een handgemaakt koffieservies voor ons trouwen. Fatoma maakte een jasje voor Samir van okergeel grof geweven stof. Borduurseltjes langs randen en zoom. Een puntmuts met een kwastje. Ali kwam met leren muiltjes met omhoog gebogen punt voor het kind. Hoe blij en gelukkig waren ze met het kind.

Samir bleek geen gemakkelijk kind. Driftbuien kwamen en gingen. Er werd bedenkelijk gekeken. “Kief-kief Mohammed”, wist Saloa. Oh, was Mo vroeger ook zo? Ze zuchtte eens en klopte troostend op mijn hand… haar ogen in medelijden.

“Kief Mohammed?” Nou…..er zat toch zeker weten de helft van mij bij Samir…

Verjaardag tussen bananenbomen.+++

Samir vierde zijn eerste verjaardag in Tunesië. Feest tussen de bananenbomen van Ammel Heddy. Een taartje van mierzoet amandelgebak met honing en noten. De jarige job blies samen met zijn ma het kaarsje uit. Zijn eerste stapjes zette hij in Mateur op de binnenplaats van het huis van zijn tante Saloa. Opeens waren de optrek acties aan de tafel of krukjes, kleine wiebelige stapjes geworden. Zonder steun waggelde mijn manneke als een eendje. Dikke kromme blote waggelbeentjes die richting koekje liepen. Zijn wil was sterker dan zijn beentjes. Als hij zich bewust werd dat hij losliep…..viel hij om.

Gele badstof broekjes op zijn blote lijfje en verder niets. Om het zindelijk-zijn te stimuleren. Dat kon in de tropische warmte. De luier overdag hoefde al niet meer. Als het misging was er zo een broekje gewassen en weer droog.

De zindelijkheidstraining was begonnen toen hij elf maanden oud was. Bij warm weer liet ik hem in de werkkamer thuis rondkruipen in zijn blootje. Met verbazing zag hij het warme vocht uit zijn plassertje komen en zijn ma die hem snel op het potje zette. Een slim kind en de link was zo gelegd. Altijd weer bleek zijn temperament sterker dan zijn lijfje. Te vroeg kruipen, te vroeg lopen. Als hij maar geen O-beentjes zou krijgen. Hij leerde supersnel en kon geen moment alleen gelaten worden. Overal aanzitten en uitproberen. In Mateur speelde Saloa babyspelletjes met het kleine manneke. Doebel faria hadaar doebel faria hadaar tor tor tor….. Zoiets als: er kwam een muisje aangelopen kiele kiele kiel…..

Toen ik de Nederlandse versie zong was ze heel verbaasd. Een kinderwijsje over de continenten. Ze paste op het kind als Mo eindelijk tijd vrijmaakte en de vrienden en de koffiehuizen liet voor wat ze waren. We gingen naar Tunis en de soeks.

Kilometerslange marktkramen waar ik wel iets wilde kopen. Eventjes samenzijn en me weer vrouw van een mooie man voelen die weer wat blijer leek. Samen uit. Er werd een zilverkleurig bord gekocht met mijn naam erop gegraveerd. Handbeschilderde aardewerken wandborden in felle kleuren vogels en bloemen. Primitieve volkskunst sprak me aan.

Ergens was er overeenkomst met de cobrastijl van Karel Appel en Corneille. Uit eten in een restaurant en genieten van de stad gezien door zijn ogen. De grote witte gebouwen van de regering en het huis van president Habib Bourguiba. Standbeelden van de kleine corpulente president te paard en de prachtige moskeeën. De klanken van de Shahada over de stad als de tijd van gebed was aangebroken.

Eventjes mocht ik binnen in het voorportaal van een moskee. Schoenen bleven buiten. Voeten en handen werden gewassen om het aardse slijk te weren in Allah’s huis. Ceremonieel reinigen wist ik…..

Aparte gebedsruimtes voor mannen en vrouwen, gescheiden door gordijnen. In de katholieke kerk zaten mannen en vrouwen vroeger ook apart. Rijen banken gescheiden door het middenpad. De vrouwen links en de mannen rechts…..

De witte stad en de vele witte gewaden. Mo en Annemiek Ghoulem-van Deursen daar ergens tussenin. Twee culturen in een huwelijk verenigd. Geen armen om elkaar heen en geen gestolen zoen, zelfs niet hand in hand.

Getrouwde stellen gedroegen zich heel correct in het openbaar. Alleen mannen omhelsden elkaar in het openbaar, alsof het hele land uit verliefde homo’s bestond.

Mo vond mijn gedachtegang en uitspraak beslist te ver gaan. Europeanen c.q. Nederlanders waren zonder fatsoen, merkte hij op. Zoenen in het openbaar? Zoals in Nederland? In de beschaving van de Arabische landen ondenkbaar. Normen, waarden en respect werden hier hoog in het vaandel gedragen. Druk in discussie merkte ik niet dat mijn tas werd gerold…..

Weg portemonnee en paspoort. Een scheur gesneden in mijn beste leren tas. Zo kwam een triest einde aan een mooie dag. Hoe kwam ik nu aan een nieuw Nederlands paspoort? Al het geld voor die dag was weg inclusief de mooie portemonnee. Aangifte doen loonde niet de moeite. Het geld en de pas zag je toch nooit meer terug. Bedrukt zijn we naar “huis” gegaan. Dat zou weer klauwen vol geld kosten, en een bezoek aan de Nederlandse ambassade.

De Nederlandse Ambassade.

“Corrupt dievenland” mopperde ik op weg naar huis (Mateur). Samir was mooi beziggehouden. Hij zat vredig met Galith te spelen met een nieuw autootje. Het paspoortverhaal werd besproken. Bezorgde gezichten en Saloa die met een lach opmerkte dat ik dan maar in Mateur blijven moest zo zonder paspoort. We hebben elkaar eens aangekeken, mijn schoonzus en ik. “Als dat zou kunnen?” Ik schrok van mijn eigen uitspraak.

 Ach, lieve schoonzus dat wilde ik zo graag. Maar mijn kind grootbrengen in dit land leek me geen goede zaak.  Voor mij persoonlijk voelde dit pure land geweldig! Voor een goede toekomst en scholing voor Samir leek het me minder.

Daarbij het uithuizige karakter van mijn moeilijke echtgenoot. Een heel normale zaak in deze cultuur. Een man kwam en ging wanneer het hem uitkwam. Bidden zoals Ammel Heddy en Ali heb ik hem nooit zien doen. Alcohol dronk geen enkel familielid, maar Mo wel. Zou hij dat hier stiekem doen bij zijn vrienden? Eigenlijk deed hij dat het laatste jaar in Nederland steeds meer. Mo was beslist verslavingsgevoelig en samen met hem in Tunesië wonen? Nee, daar koos ik niet voor. Mo was te wispelturig.

Van Saloa leerde ik nog wat recepten.  Leergierig wilde ik het leven van de vrouwen tot in details leren kennen, dus zeurde ik niet als Mo alleen ‘s nachts aanwezig was. De muziek, de vriendinnen van Saloa en alle familieleden die in en uit liepen bij mijn schoonzus bracht een geweldige sfeer. Dit hele boeiende leven. Ik voelde me liefdevol gedragen door vrouwen. Dat kende ik niet van Nederland. Een heel erg fijn gevoel moet ik zeggen. Als een spons zoog ik alle liefde op. Het meisje in mij, dat liefdeloos opgroeide en eigenlijk nooit geboren had mogen worden, koesterde zich in alle gul gegeven warmte.

In Tunesië leerde ik vrouwen aanraken en omhelzen. Het zou allemaal nog mooier zijn geweest als Mo me meer mee uit had genomen. Het kwam er niet van. Het was me een raadsel. Alsof hij zich schaamde voor zijn Nederlandse vrouw. Misschien was ons huwelijk hem  zomaar “overkomen.” Aangewaaid… Binnenkort zou de ramadan starten en ook daar wilde ik alles van weten. Een tijdje meedoen en ervaren hoe het voelt. Van zonsopgang tot zonsondergang geen eten, drinken, geen zoenen en geen seks.

Voor zieken, zwangere vrouwen en kleine kinderen werden uitzonderingen gemaakt. Mo raakte onzeker toen hij van mijn ramadan idee hoorde. Zo gelovig was hij helemaal niet. Een ziekte bedenken zou laf zijn. Eigenlijk moest hij wel meedoen met de ramadan als zijn vrouw meedeed uit solidariteit. Het maakte hem boos en kortaf tegen me. Waar had ik hem nu weer mee opgezadeld?

Er waren heel wat barsten ontstaan in ons geluk. De grootste wel bij de geboorte van Samir.  Eigenlijk wist ik nooit hoe zijn stemming zou zijn. Depressief? Dan ging hij aan de drank. Goed? Dan was het onzeker hoelang het goed zou zijn. Zijn stemmingen wisselden soms meerdere keren per dag en de angst voor conflicten liet mij op mijn tenen lopen. Zijn kritische aanwezigheid bracht vaak stress.

Waar was de vrolijke charmante man van weleer gebleven? Als hij de man was gebleven zoals ik hem had leren kennen, hoe graag zou ik dan in Mateur zijn gebleven. De eenvoud het simpele leven. Een stuk brood en wat groente zelf verbouwd.

Werk zoeken en sober leven. De zandstormen en het leidingwater dat soms zomaar afgesloten werd, voor een dag of zo. Het kon me allemaal niet deren. De was op de hand en een oude stoel. Het geluk van een sinaasappel zo van de boom warm van de zon. Ik zou daar heel gelukkig zijn.

De verantwoordelijkheid voor een kind dat ik alle kansen wilde geven woog zwaarder. En de verantwoordelijkheid voor een inmiddels van alcohol afhankelijke echtgenoot in een moeilijk verlopende relatie hield me tegen om te emigreren naar Tunesië. Die zwaarte kon ik alleen maar dragen in eigen land.

De diefstal van mijn pas had heel wat teweeg gebracht. Er zou een nieuwe pas moeten komen vóór de datum was verstreken van de geplande terugvlucht naar Nederland. Ik wilde echt wel terug. De komende dag maar weer naar de hoofdstad Tunis. Na telefonisch overleg bleek dat ik een uitreisvisum kon aanvragen bij de Nederlandse ambassade.

Terug in Nederland zou aangifte gedaan moeten worden van diefstal. Er zou een boete betaald moeten worden bij de nieuwe pas aanvragen in Nederland omdat ik niet goed voor staatseigendom had gezorgd. Zo zit de wet in elkaar…

Ramadan…..

Heel vroeg in de morgen stonden we op, nog voor zonsopgang. Drie of vier uur in de ochtend was geen uitzondering. Er werd haastig gegeten en…..weer naar bed gegaan. Niet iedereen stond vroeg op. Laat opblijven tot in de kleine uurtjes met een volle maag naar bed was ook een manier.  Een gat in de dag slapen maakte de ramadan gemakkelijker maar dat was voor zwakkelingen. Echt vasten deed je door op tijd op te staan en te gaan werken.

Als de Muezzin vroeg in de ochtend opriep voor gebed spreidde Ammel Heddy zijn gebedskleed gericht naar Mekka, bidden en naar zijn werk. Zijn vrouw Saloa deed niet aan ramadan. Ze was zo vreselijk mager dat alle vrouwelijke rondingen waren verdwenen. Het offer wat ze bracht voor haar kinderwens die nooit in vervulling was gegaan. Bij elke miskraam en dood geboren kind was ze smaller geworden. Ramadan houden zou haar alleen nog maar kwetsbaarder maken.

Of Mo echt vastte werd niet duidelijk. Hij verdween in de stad en kwam tegen zonsondergang  weer terug. Moeilijk te zeggen of hij meedeed of niet. Ali, Joessoef, Fatoma en Dalila deden allemaal aan de ramadan. Buitenshuis werken in de hitte van soms 40 graden en meer was het zwaarst. Gebarsten lippen en een droge tong. Als het kon hield ieder zich rustig en werkte eventueel halve dagen als het mogelijk was. Het moeilijkste was wel als aan het einde van de middag eten koken, zonder dat je proeven mocht. De heerlijke geuren opsnuiven na een dag zonder eten en drinken was zwaar. Het water liep in mijn mond.

Soms kreeg ik hoofdpijn van de honger, de hitte en de dorst. Er werd veel tussendoor gerust.  Aan het eind van elke ramadan/dag was er een feestmenu dat startte als de zon onder was gegaan. De mannen wisten precies welke minuut de zon onderging. Elke dag ietsje later of eerder naar gelang het seizoen. De ramadan verschoof door het jaar heen. Net als bij de Katholieke kerk de vasten en Pasen steeds verspringt.  

Bij de katholieke kerk heb ik als kind gezien dat snoepjes doordeweeks gekregen werden bewaard in een doosje. Die mochten in het weekend opgegeten worden. Snoepjes kregen we zelden dus dat doosje was voor ons niet van toepassing. Geen vlees op vrijdag maar vis zou wel lekker zijn geweest. We kregen een half ei.

Terug naar de ramadan in Mateur 1978 Als de vastentijd van die dag voorbij was, werd eerst een slokje water gedronken. Daarna bouillon van groenten en een mager stukje vlees. Je maag voelde vreselijk vol met dat beetje. Er werd rustig aan gedaan met veel pauzes tussen de gerechten door. Er werden verhalen verteld en gebeden… naar muziek geluisterd en gespeeld met de kindjes. De hele lange avond tot in de nacht werd met tussenpozen gegeten. De hoofdschotel laat in de avond. Dan waren de kleintjes doodmoe gespeeld en geknuffeld. Ze werden ergens neergelegd om te slapen.

Op een bed of op de grond in een mandje. Rond middernacht of later begon de theeceremonie. Een zwart geblakerde theepot op een komfoortje. Ammel Heddy zette zelf de mierzoete zwarte thee. Het werd stil op de binnenplaats onder de bananenboom. De thee werd met kleine slokjes gedronken uit piepkleine glaasjes. Hier en daar viel al iemand zomaar in slaap. Mo die heel aanhankelijk en aantrekkelijk werd in ons kamertje met het doorgezakte bed. Duizend en een nacht….

Een verliefd samenzijn in stilte waarin ik hem alles weer vergaf. Door zijn geur, zijn lijf en de liefde. Ze brachten me weer terug naar de man van weleer. Ik wilde zo graag geloven dat het ook echt weer goed zou komen met hem…met ons. Een moegespeeld kind met blozende wangetjes naast ons op een dikke schapenvacht met een grof geweven lakentje…..

De geur van dat heerlijke land en de warme nachten die nooit benauwd voelden. Het stuk vitrage voor de open deur dat zacht bewoog in de wind. Witte muren, blauwe kozijnen en deuren en een wakend mens. Weldra zou het afscheid nemen zijn. Met gemengde gevoelens. Dit land waarin ik me een schoonheid voelde en was. In Nederland moest ik maar weer eens aan de lijn gaan doen….. Rubensvrouwen waren in Nederland na de middeleeuwen nooit meer geliefd geweest…..

Hammam…..

Je zou het een sauna kunnen noemen. Het was een huis vol stoom en water waarin je de tijd vergat en heerlijk ontspannen kon. Bergen handdoeken en heerlijke zeep. Manden vol schone kleren en dozen crème droegen we gezamenlijk naar de Hammam. Saloa, Mabroeka en ik hielden vouwendag.

Voor enkele dinars per persoon de dag van je leven. Mo zou op Samir letten. Er was al gekookt dus niemand die vroeg naar huis hoefde. We bleven de hele dag tot sluitingstijd. Wegzakkend in zalige warmte en lui zijn. Het was eventjes wennen. Al die vrouwen die me masseren wilden.

Aangeraakt worden door vele handen. Hoe intiem waren we met elkaar in de hammam, zo zonder schaamte. Het keizersnee litteken van Saloa dat zichtbaar werd en de zoentjes die gegeven werden op littekentjes die gevonden werden tijdens de massage. Eén met hen voelen als bleek mens tussen de vele prachtige schakeringen bruin.

Volgens Saloa waren er zelfs blonde en roodharige Berbers die leefden in de woestijn. Enkele van de vrouwen droegen henna beschilderingen op onderkant voeten en binnenkant handen. Dat waren de jonge bruiden wist ik. Velen hadden geschoren schaamhaar en gladde okseltjes. Benen werden gestript met een mengsel van gesmolten suiker, citroen en nog iets. Prachtige mensen waarbij ik mezelf zo lelijk witjes en rood van de warmte vond afsteken.

De hitte en de massages maakten loom. Tussen handdoeken vielen we uiteindelijk in slaap op een rustbed van gele warme poreuze steen. Het was niet te hard. Het voelde goed omdat ik jong was en helemaal in de ban van dit land van duizend-en-een-nacht. Ik heb er de liefde voor sauna en naturisme aan overgehouden.

Ik zou wel eens een bruiloft mee willen maken. Dat zou een mooie ervaring zijn. Vier dagen ceremonieel feest. Er werd jaren voor gespaard en aan gewerkt wist ik. De jurk en de uitzet werd grotendeels met de hand gemaakt. Een jaar van tevoren ging de bruid al in voorbereiding voor de eerste huwelijksnacht. Het schoonheidsideaal was een lichte huid en vele rondingen. Een aanstaande bruid dekte lange tijd voor haar huwelijk haar hele lichaam inclusief hoofd en handen af tegen de zon. Ze at wat ze maar eten kon. Zoet en vet om maar kilo’s aan te komen. Daarom was ik zo in trek, mijn lijf was het ideale schoonheidsbeeld. En ze verklaarden me voor gek als ik in de zon ging liggen.

Zonnebaden deden mijn schoonzussen niet. Ik maakte ze helemaal van streek met mijn zonnebad. Ze bleven maar op me inpraten dat ik me moest bedekken. De zon was moordend voor huid en haar werd gezegd, je werd er ziek van. De Europeanen wisten in 1978 schijnbaar nog niets van huidkanker. In Nederland waren naaktstranden en naturisme. Bruin was in en bruin was mooi volgens mijn denkwijze. In Afrika dachten ze daar heel anders over…

 Bruiloft in Mateur…..

Of het bruidspaar familie of bekenden waren? Ik zou het niet weten. Een uitnodiging om de voorbereidingen mee te mogen maken was er wel. Er zou een fiks cadeau tegenover moeten staan begreep ik. Daar was overheen te komen. De voorbereidingen voor de grote dag waren op zich al feest genoeg. Ontelbare vrouwen die dagenlang kookten en bakten. Ik was erbij. Ik was er ook bij toen de henna op tafel kwam. Handen en voeten van de bruid werden met sierlijke krulletjes en bloemmotiefjes beschilderd. Haar nagels werden gepolijst en gelakt en haar bovenlip geharst.

Het bruidje werd van onder tot boven met amandelolie gemasseerd terwijl er zoete hapjes werden gegeten en thee geserveerd. Er werd gezongen en de lijst van gasten besproken. Verhalen en gelach terwijl het bruidje stilletjes alles over zich heen liet komen. Zou ze gelukkig zijn? Was haar man eigen keuze? Dat zal toch wel in deze tijd (1978)….. Vele onuitgesproken vragen gingen door mijn hoofd. De bruidsjurk bestond uit lagen nylon en was zeker niet mijn smaak.

Teveel nep kant en synthetische stof. De grote dag een starre bedoening. Versieringen van plastic bloemen in een feestzaal en een stugge aanstaande echtgenoot in een slecht zittend pak. De romantiek leek ver te zoeken. Het kwam zo armoedig over….. Ik had me er meer van voorgesteld. Maar was dat eigenlijk niet met alles?

Ik mat met maatstaven van Nederland en dat moest ik niet doen. De “winkel” waar Mo als kind geholpen had was een oud bij elkaar getimmerd schuurtje en het ziekenhuis was ook al zoiets raars. Toen we een oom opzochten was ik helemaal van streek geraakt door de aanblik van de “ziekenzaal.”

Een lange gang met aan weerskanten bedden tegen de muur met hier en daar een gordijn tussen de afdelingen. Smoezelige lakens en afgebladderde nachtkastjes.

Geëmailleerde ondersteken die in Nederland al tijden waren vervangen door roestvrijstaal. Familieleden liepen met pannetjes eten af en aan, leegden de ondersteken, namen de vuile was mee en brachten schone lakens. Er was alleen medische hulp en geen voeding. Zeer primitief was dat toen. Anno 2025 is dat natuurlijk heel anders.

Terug naar 1978…Patiënten die geen pyjama bezaten lagen met vreemde combinaties kleding in bed. De oom die door een ongeluk een onderbeen moest missen, liet ons de stomp zien omwonden met verband.

De genezing verliep niet volgens plan want weldra werd nogmaals een amputatie uitgevoerd tot boven zijn knie. Of de hygiëne hier wel goed was? Stel je voor er moest alweer een stuk been af door ontstoken wonden. Wisten ze wel wat ze deden in dit “ziekenhuis?” Werkte mijn schoonzus Latifa in net zo’n gribus vroeg ik me af.....

Ze woonden in een grote stad met de naam Ain Draham. Misschien was alles daar wel beter dan in Mateur. Onlangs vertelde ze dat in Tunesië hart- en vaatziekten weinig voorkwam, althans bij de gegoede burgerij. Dat kwam door goede voeding volgens haar. Geen varkensvlees. Olijfolie in plaats van harde vetten en veel groente en fruit. Zij hadden goede inkomsten dus konden dit betalen.

Baarmoederhalskanker kwam ook zelden voor volgens Latifa. Het werd voorkomen doordat de jongetjes kort na hun geboorte werden besneden. Achter die vieze velletjes, eh voorhuid van de penis van onbesneden mannen die zich slecht verzorgden, leefde een broeihaard van bacteriën die later tijdens de paring in de vrouw achterbleven volgens haar….???

Het viel me op dat in Tunesië je lijf schoonhouden de hoogste prioriteit had, daarna de was en als laatste het huis. In Nederland was de hoogste prioriteit het huis schoonhouden en de was. Daarna de persoonlijke verzorging.

Besneden mannen hielden hun geslachtsdeel veel gemakkelijker schoon. Ik kon me er iets bij voorstellen. “Wanneer Samir werd besneden?” Oh, voorlopig zeer zeker niet. Dat kon altijd nog. Ik wilde de keuze van godsdienst aan hem zelf overlaten…..

Samir had een vader die weinig aan zijn geloof deed en een moeder die wel in God maar niet in een kerk geloofde. Besnijden was volgens mijn schoonzus hoe jonger hoe beter en minder pijnlijk. Om Samir uit hygiënisch oogpunt te laten besnijden ging mij te ver. Ik zou hem leren zijn voorhuidje naar achter schuiven tijdens het douchen als de tijd rijp was. Salah, de man van Latifa was  arts en deed regelmatig besnijdenissen volgens Latifa. Ik geloofde het direct maar er kwam voorlopig geen mens aan mijn kind. Zeer zeker geen arts in dit land met de medische toestanden die ik inmiddels kende. Ik moest er niet aan denken…..Verloren pijpenkrullen…..+++ We zaten weer in het vliegtuig naar huis. Bij de Nederlandse ambassade  was een uitreisvisum geregeld. Samir was doodmoe van het reizen in de louage en huilde aan één stuk door. Met beide vuistjes wreef hij over zijn hoofdje. Zijn prachtige blonde pijpenkrullen zaten helemaal in de knoop van het gewrijf.

Oooh God, wat krioelde daar allemaal…..? Luizen! Mijn kindje had luizen. Moeilijk te zien omdat ze de kleur van zijn haar hadden. Daarom jeukte het zo. Radeloos keek ik Mo aan en wees….. Twee dagen geleden waren we bij zijn zus en zwager in Ain Draham geweest waar Samir speelde en sliep tussen zijn neefjes en nichtjes in de kinderkamer. Wat konden we nu doen? Niets! Tot we thuis zouden zijn en allemaal aan de luizenkuur moesten. Wellicht was er al eentje overgesprongen naar Mo en mij, bij het knuffelen van het kind.

Thuisgekomen na een moeizame treinreis van Schiphol naar Limburg werd direct de schaar in zijn krullenpracht gezet. Een flesje DDT-shampoo en een luizenkam tegen de neten werd aangeschaft. Als apen controleerden we elkaar op de beestjes. Samir was de enige. Hij moest ze in de kinderkamer in Ain Draham hebben opgelopen….

De neerwaartse spiraal.

Mo was weer aan de slag op zijn werk. Met lood in zijn schoenen; elke verkoudheid aangrijpend om ziek thuis te kunnen blijven. Terug in de sleur van alledag sloeg de depressie  bij hem weer toe. De uitstapjes in het weekend naar Bar Abdellah waren geen uitzondering maar een wekelijkse gewoonte geworden. De zondagen overdag wandelden we met Samir of gingen naar een speeltuin.

Er waren best mooie momenten die herinnerden aan de tijd toen we elkaar pas kenden. Vooral als we samen kookten en vakantieherinneringen ophaalden was er vredig geluk. De passie als we elkaar liefhadden. Mo was toch een erg mooie man. Ik betrapte mezelf erop dat ik hem ermee thuis probeerde te houden wat soms lukte en soms niet. Hij haalde nooit drank in huis maar bracht zoveel mogelijk avonden in de kroeg door.

Te vaak met een kater naar zijn werk of weer ziek gemeld… Stel je voor dat Mo ontslagen zou worden. Elke maandagmorgen werd het moeilijker om hem op tijd naar zijn werk te krijgen.

Een frans of Arabisch sprekende psycholoog of maatschappelijk werkster zou misschien helpen. Mo beheerste de Nederlandse taal nog steeds niet goed genoeg om over gevoelszaken met een vreemde te kunnen praten, als hij dat al wilde. We spraken drie talen door elkaar heen. Ons Nederlands was vergeven van Franse en Arabische woorden. Met een vreemde zou dat niet te doen zijn. Mo zou de Nederlandse taal beter moeten leren zodat hij zonder mij kon zeggen wat hem dwars zat. Misschien zat IK hem wel dwars. Van elkaar houden is loslaten… Mijn liefde was groot genoeg om hem los te laten. Misschien wilde hij wel scheiden omdat hij de problemen had onderschat die een huwelijk tussen twee culturen meebracht. Nederlands leren? Hij stond er nog steeds niet voor open.

Alle zorg maakte me stilletjes en minder vrolijk. Een mindere eigenschap stak de kop op: stress-eten. Terwijl Mo steeds smaller werd kwam ik aan. In kledingzaken liep Mo steevast naar het kledingrek maat 38. Daar hingen de leukste kleertjes, terwijl ik intussen bij maat 44 moest kijken…..

Mo zijn vrije val naar de diepte ging door. Er waren nachten in het weekend dat hij wegbleef. Te dronken om naar huis te komen. Dan sliep hij bij Abdessatar in Geleen en kwam in de loop van de volgende dag tegen de middag met rode ogen weer boven water. Tijdens die wakende nachten werkte ik vaak gewoon door, tot ik de onderburen thuis hoorde komen.

Samir sliep er wel doorheen. De motor van de naaimachine was voor hem achtergrondgeluid geworden. Soms zat ik lamgeslagen de hele nacht op de bank naar de TV te kijken tot er niets meer op was. Van tijd tot tijd maakte ik zachtjes de voordeur open, luisterend naar elk geluid in het trappenhuis. Nee, hij kwam nog niet naar huis. Angst, zorg, stress….. De afhankelijkheid van een man met een drankprobleem maakte me gek. Verdienste van twee dagen naaiwerk werd in één avond in de kroeg verzopen..

Hoe langer hij wegbleef, hoe hoger de kroegrekening. Hoe moest ik blij een kind grootbrengen met een depressieve zatlap als echtgenoot die steeds verder weg leek te zakken in een neerwaartse spiraal. Soms was er woede, soms medelijden en begrip en altijd verdriet.

Oh…..hoeveel respect zou ik voor hem hebben als hij eens iets deed om uit die slachtofferrol te komen. Dit passieve was niet mijn stijl. Mijn kindje zou ik toch een veel gelukkiger jeugd geven dan mijn eigen jeugd? Tijdens de pilcontrole bij de huisarts werd steevast gevraagd hoe het thuis was. De huisarts wist van de drankproblemen van mijn man.

 Ik moest steeds weer aandringen bij Mo om aan de antidepressiva te gaan volgens de huisarts. Mo bleef alle hulp van therapie en medicatie afwijzen ondanks herhaaldelijke gesprekken en smeekbeden. Mo was een zorgmijder. Ons gezinnetje leek meer en meer bij de “losers” van de samenleving te horen.

Probleemgezin? Dat wilde ik niet. Daar hoorden we toch niet bij? Het afglijden van mijn echtgenoot…..daardoor gleden ook ons kind en ik af. Samir was nog klein maar waar was de zekere toekomst?

Het kostte heel veel energie om de vuile was binnen te houden. Niemand mocht van zijn vluchten in drank weten. Kwam hij veel te laat thuis of helemaal niet….. Ik probeerde het voor de buitenwereld te verbergen en zweeg….. ik schaamde me dood. De stille verwijtende blikken van mij naar Mo….. Hij was er niet van gediend en noemde me gros hippopotame dans le (dik vet nijlpaard.)

Maar dan wel in de Franse of Arabische taal. En ze hielden zo van Rubensvrouwen? De voortdurende spanning als hij thuis was liet me zelfs verlangen naar de avonden dat hij wegging.

Seizoenen wisselden en een baby werd een piepklein kleutertje. Oh, wat hield ik van mijn zonnetje. Hij was heel erg ondernemend. Een driewielertje en een houten stepje werden aangeschaft. Dit blije kind...daar moest Mo toch beter door worden? Soms ging het ook even heel goed. De drie weken dat hij alleen naar Mateur ging waren een baken van rustige vrede. Nee, ik ging niet mee. Er was geen geld voor. Er was zelfs een kleine lening opgepakt zodat Mo tenminste kon gaan met koffers vol cadeaus omdat het beeld van de geslaagde man hooggehouden moest worden…..

Bezinning…..

Het geluk van de eerste dagen met mijn lief was als zand tussen mijn vingers weggestroomd. De vaderrol zoals die naar mijn mening moest zijn, pakte hij maar niet op. Het bleef bij even vasthouden als ik de fles klaarmaakte.

Op zijn manier hield hij van zijn zoon. Hij was trots dat Samirs zoveel op hem leek. “Wat een mooi kind, ” was de uitspraak van passanten als we erop uit gingen. Ik kleedde Samir in felgeel, okergeel en wit. Hij was een plaatje met zijn donkere huid en lichte krullen.

Hij sprak duidelijk en ontwikkelde zich voorspoedig. Dat kwam door zijn leergierigheid, het samen praten en zijn onderzoekende aard.

Alles moest door Samir open gemaakt en bekeken worden hoe het functioneerde. Als het object geen geheimen meer had kreeg het zijn aandacht niet meer. Een wetenschapper in de dop. Zijn drift en temperament baarde me wel zorgen.

Verder was hij overactief en vroeg voortdurend aandacht. Kwam er bezoek kon het voorkomen dat hij het bezoek in bovenbeen of arm beet. Hij was gewend mijn voortdurende aandacht te krijgen en zijn reacties als dat even niet zo was, waren fel. Dan zette ik hem kort even apart in zijn kamer voor straf en begon hij steevast het behang van de muur te scheuren.

Er waren wel meer manieren waarop hij aandacht vroeg. De oven of het gas aanzetten, speelgoed of sleutels van deuren halen en in de plee gooien. Vervolgens klom hij op de bril en trok alles door met een schaterende lach. Hij haalde veel kattenkwaad uit waar hij wel een korte straf voor kreeg. Na drie minuten was hij alweer geboeid door iets anders en wist niet meer waarvoor de straf was geweest. Een langere straf zou niet gewerkt hebben.

Ik zag soms wel en meestal niet de humor van zijn acties in. Hij zou een vrolijker ma moeten hebben met meer tijd, die met hem naar het bos zou gaan. Als een jong veulentje zou hij moeten rennen. Zijn energie uitschreeuwen in de natuur, klimmen en doodmoe gaan slapen.

Hoe mooi was het niet langs het Juliana kanaal. Picknicken en balspel met het kind en de speeltuin. Misschien een hond om uit te laten langs het talud bij de brug. Zomeravonden buiten en niet achter de naaimachine. Ik deed wat ik kon. Naar mijn mening was het altijd  te weinig. Tot laat in de avond naaiwerk om de volgende dag eventjes naar de speeltuin te kunnen.

Dit heerlijke prachtige kindje kwam tekort. Moest het dan zo verder gaan? Dit Godsgeschenk was toch wel Genoeg om jezelf bij elkaar te rapen, Goddomme Mo… Pak je nu eens bij elkaar Mo! Woede pakte zich samen in mijn hart en in mijn hoofd.  

Sinds kort was Mo mijn grote liefde niet meer. Ik kon zelfs niet meer naar hem opkijken met mededogen. Er was alleen nog maar meelij, woede en soms afkeer. Annemiek, de vechter, kon op de lange duur geen begrip meer opbrengen voor Mo die het jarenlang al erbij liet zitten. Ergens ver verscholen hield ik nog wel van hem, maar was nooit meer gelukkig. De liefde van mijn leven? De liefde van mijn leven was MIJN ZOON…..

De laatste druppel…..

Door alle spanning, teveel werk en zorgen was ik meestal te moe en te ongelukkig voor een liefdesspel.

Ik kon het niet meer opbrengen. Dat was wel eens anders geweest. Een man kan ongeluksgevoel wegvrijen. Een vrouw moet zich gelukkig voelen om er überhaupt aan te willen beginnen. Mo zocht er iets achter en dacht dat ik een ander had. Zijn collega’s hadden wellicht gelijk toen ze vertelden dat Nederlandse vrouwen allemaal hoeren waren? Mo zag overal minnaars die er niet waren.

Er was een ongegronde ziekelijke jaloezie bij Mo ontwaakt. Liep toevallig een man gelijk met mij de trappen af dan was dat mijn minnaar volgens Mo en hadden we een afspraak gemaakt Hij had het immers zelf gezien en gehoord! Alweer psychoses…  

Al dat geruzie is niet goed voor een kindje dus wendde ik ook wel passie en verliefdheid voor om Mo maar te bewijzen dat hij de enige was. Faken, noemen ze dat.

Ons kindje leek van alles niet veel mee te krijgen. Ik spon een web van licht rond het kind en hield hem ver van zijn sombere vader. Zijn wereldje bestond uit de pluche beestjes “muisie” en de beer, het fietsje en het veldje met de bal in de zon. Voor mij was het wel duidelijk dat het bij dit ene kindje zou blijven.  Samir zou vriendjes moeten krijgen, hij was teveel op zichzelf gericht.

Vlakbij de flat was een peuterspeelplaats. Dat zou wellicht iets voor hem zijn. Al was het maar voor één ochtend in de week. Zullen we daar maar eens een kijkje gaan nemen, zonnekind van mij?

Op een slechte dag stond Mo opeens twee uur na vertrek naar zijn werk, weer thuis. Zijn gezicht en handen flink gehavend. Hij was weer geschorst wegens slaande ruzie met een collega. Hij had gelijk en die collega niet, beweerde hij. Mo was gewoon doodziek! Het bleef maar aan de gang.

Nu in 2025 weet ik dat Mo aan een psychische storing leed die hij ontkende. Het meest lijkend op Asperger die in 2025 een vorm van autisme wordt genoemd.

Terug naar 1980: Er zou een maatschappelijk werker van het bedrijf komen praten. Het was niet duidelijk of Mo weer terug mocht komen. Dat zou afhangen van de resultaten van het gesprek met de maatschappelijk werker.

Gelukkig liet meneer niet lang op zich wachten. Het grootste deel van het gesprek fungeerde ik als tolk. Ik vertelde wat Mo verzweeg of door de taalbarrière niet zeggen kon. De discriminatie van Arabische collega’s omdat Mo een Nederlandse vrouw trouwde.

Mo die de zwaarte van discriminatie niet had verwacht en onderschat? Zeker niet aankon en in een zware depressie was beland.

Misschien toch therapie stelde de maatschappelijk werker voor.

Als Mo beloofde op gesprekstherapie te gaan zou hij komende week weer voor halve dagen het werk mogen hervatten. Bij weer een volgende slaande ruzie zou hij op staande voet worden ontslagen. PFF…..door het oog van de naald. De therapeute die kwam, sprak vloeiend Frans. Een Arabische man houdt de vuile was binnen. Dus kwamen de problemen niet ter sprake.

Ze babbelden wat over koetjes en kalfjes en de vrouw was zichtbaar helemaal weg van de mooie Arabier die met zijn charme de gesprekken leidde naar veilig gebied. Na een tijd ging het een stuk beter met hem, vertelde Mo, dus werd de behandeling gestopt…..zonder resultaat.

De peuterspeelplaats… De eerste ochtend dat Samir naar de peuterspeelplaats zou gaan was al ingepland. Wat zou ik veel doen in huis. Het kwam er niet van. Misschien was zijn ma nog wel meer van streek dan het kind. Het losmakingsproces tussen moeder en kind start bij de peuterspeelplaats. Onzin natuurlijk, maar toen voelde het wel zo.

De uren werden afgeteld naast de telefoon. Zou de juf wel bellen als het niet meer ging? Maar natuurlijk ging het wel en af en toe ook niet. Nee, hij was niet gemakkelijk en hij domineerde met vuur en vlam. Ik had niet anders verwacht. Het zou goed voor hem zijn te leren dat alles gedeeld moest worden, dat is de eerste les van omgang met leeftijdgenootjes.

Samir werd op een fijne leerzame manier beziggehouden en dat voelde goed. De tekeningen die hij vol trots mee naar huis bracht werden opgeplakt op muren en deuren. Een voorbeeld van een voorgedrukte muis inkleuren lukte niet erg. Mo kon het kind daar niet voor prijzen. Wellicht had hij hogere verwachtingen van zijn ruim driejarige zoon.

Wie en wat was eigenlijk wel nog goed bij Mo, alleen hijzelf? Hij kon een voorbeeld aan zijn zoon nemen die heel leergierig alles wilde leren. Een eigenschap die zijn vader zeer zeker niet (meer?) bezat. Alles wat Mo deed was met eigen ogen “zien” hoe fout iedereen was, en hij had altijd gelijk. Al die jaren heb ik niet beseft hoe ego Mo was…

Er vielen bittere woorden tussen Mo en mij. Samir moest vooral stil gemakkelijk en volgzaam zijn volgens Mo. Al die eigenschappen bezat het kind dus niet! Samir was vuur en vlam, korte concentratie en heel eigenwijs. Zoals zijn vader als kind was geweest…

Samir was verder zeer leergierig, bewegelijk en kon bij tijden moeilijk te bereiken zijn. Op zichzelf gericht, maar ook in zichzelf gekeerd, alsof hij in zijn eigen wereldje leefde. Hij hoorde je dan niet en moest je meer moeite en tijd nemen om zijn aandacht te trekken. Op ooghoogte hem aanraken en aankijken. Er kwam een moment dat hij weer eens niet “luisterde” naar zijn vader. Mo verdroeg dit niet en gaf hem een klap om zijn oren.

Misschien schrok hij er zelf wel het meest van. Wie zal het zeggen….. De klap kwam te hard aan. Wanneer zou de volgende klap zijn? Ik kan me een nacht herinneren waarin Mo tegen de morgen pas thuiskwam.

Ik werd wakker doordat hij stond te kotsen op de plee. De woede steeg naar ongekende hoogte en ik kon met moeite mezelf beheersen. Ik zou willen schoppen, slaan en trappen tegen die weerzinwekkende zatlap die alle moois uit het leven van zijn kind,  mij  en zichzelf beschadigde en vernielde… Dat moest hij maar in zijn eentje verder doen… Maar waar moest ik heen?

Tijdens nachtelijk waken maakte ik vluchtplannen die in de ochtend weer niet doorgingen. Angst voor het onbekende…waar moest ik heen?

 Een lente die ten einde liep. Geen enkel vriendelijk woord wat nog gezegd kon worden. Starre stilte en tersluikse blikken. Onterechte beschuldigingen over gekocht vlees wat volgens Mo wel eens varkensvlees (haloef) zou kunnen zijn. Hij smeet het in de vuilnisbak.

Er was een harde onverschilligheid over me gekomen. Alleen Samir kon me nog ontroeren en blijdschap brengen. Het was zo’n mooi kind vol leven en interesse. Moeilijk ook door zijn eigenzinnigheid. Eten was tijd verspillen volgens het kind. Je moest van goeden huize komen om hem aan tafel te krijgen en te houden. Regels en tafelmanieren werden al jong bijgebracht.

Mo was heel snel geïrriteerd als het kind dreinde… en ging het opeens weer mis. Een flesopener met een flinke houten steel kwam neer op het kleine handje. Het zal wel niet zo bedoeld zijn geweest maar het kwam heel hard aan.

Ik heb me met het kind op de kinderkamer teruggetrokken. Vertwijfeld en allebei van streek. Nee…..ik wilde geen sorry meer horen….. Het snikkend ventje met de natte lap op het handje was op den duur in slaap gevallen dicht tegen me aan. Het was alsof ik opeens buiten mezelf naar mijn leven kon kijken. Het werd heel rustig in mij.

Dit was de laatste druppel en Genoeg!! De volgende ochtend ben ik met het kind naar de huisarts gegaan. Het handje bleef dik en de wachtkamer vol mensen die aan het kindje met het dikke handje vroegen of hij gevallen was. Samir antwoorde: “Pappa daan.”

Toen we aan de beurt kwamen zag de huisarts genoeg aan mijn gezicht.  “Foto’s maken en vandaag weer terugkomen,” sprak hij kortaf. Mo was werken en de weg naar het ziekenhuis  snel gemaakt. Er werd een breuk geconstateerd in de middenhandsbeentjes, daar doen ze bij zo’n klein kind niet veel aan. Daarna weer naar de huisarts die net klaar was met zijn spreekuur. Hij keek me aan en vertelde dat ik de lijdensweg van het kind verlengde door de relatie in stand te houden. Ik stond er immers bij en liet het gebeuren….. Zo had ik het nooit bekeken. De huisarts zou deze keer geen melding maken bij jeugdzorg vertelde hij. Bij herhaling van dergelijke misstanden zou hij dat wel doen. Op den duur zou dat uit de ouderlijke macht ontzetten kunnen worden. Of ik me dat wel realiseerde?

Nee, daaraan had ik nog niet gedacht. Er volgde een lang gesprek met de arts waarin ik aangaf niet meer te geloven dat Mo van de drank af kwam of in therapie zou gaan. Niet kunnen en/of willen. Mo bleef een zorgmijder… Als voor een kind zijn vader gevaar betekend, moet zijn moeder de verantwoording nemen. Opeens wist ik dat Mo niet weg moest gaan, maar ik… samen met Samir. Een radicale breuk zodat Mo niet steeds weer terug zou komen, stennis maken aan de deur en me ergens zou opwachten. Het kind had genoeg geleden… Maar waarheen? De band met familie was verwaterd.

“Was er geen verre vriendin waar ik tijdelijk heen kon?” Vroeg de huisarts… Nee! Wel kennissen dichtbij en ik kon en wilde geen mens in gevaar brengen door te vragen of ik daar tijdelijk wonen mocht. De huisarts heeft wat heen en weer gebeld waarna een adres in Geleen werd gegeven. Ik kon er terecht vandaag nog of morgen. Het adres was een tijdelijk opvangadres voor dakloze moeders en kinderen, geleid door kloosterzusters. Ik kon er enkele dagen en twee nachten blijven. De ochtend daarna vertrekken om verder weg te zoeken naar onderdak.

Hoe laat was het eigenlijk? Nog enkele uren voordat Mo thuis zou komen van zijn werk. Ik had de kracht niet meer hem onder ogen te komen.

Terwijl Samir nog eventjes zat te spelen zijn wat tassen en plastic zakken gevuld met warme kindertruien terwijl het zomer was. De mooie koffers helemaal vergeten en alleen de beautycase meegenomen. Het lievelingsspeelgoed en het paspoort van het kind. De pas van mij. Warme jassen en een boterham voor onderweg. De ziekenfondskaart en alle contante geld wat er maar in huis was.

Voor mezelf ben ik alle kleding vergeten. Een laatste blik door de flat waar ik had liefgehad en een stukje ben gestorven. Niet de moed voor een afscheidsbrief.

Te lang gewacht? Te veel kansen gegeven? Te veel van een mens gehouden? Te veel verloren!!!  Ik zou Mo wel bellen… of niet. De sleutel nam ik mee. Samir wilde weer “zelf doen,” de trap af en vasthouden aan de spijltjes van het ijzerwerk. Ja, “zelf doen” en sterk zijn. Een gebroken hart geneest nooit meer. Zelf doen in een mist van tranen. Zo onbeschrijflijk moe! De straat over naar de bushalte. Het kleine handje in mijn hand. De bus naar Geleen…

Toi et moi… et je t'aime toujours, mais notre enfant juste un peu plus. Nos chemins doivent donc se séparer...

Annemiek

Einde van het herschreven manuscript van mijn boek

Overleven, Onderweg naar vrijheid.