Onderweg naar vrijheid

Herschreven manuscript boek Onderweg naar Vrijheid

Eindhoven…

Verhuizen…omdat mijn vader promoveerde. “Thuis is waar je werk je naar toe stuurt,” en dat was het centraal gelegen Eindhoven. Na een studie binnen het bedrijf, was vader een treetje hoger geklommen. Hij zou leiding gaan geven aan een team dat in Brabant en Zeeland pijpleidingen legde. Vanuit Limburg zou dat te ver reizen zijn.

De Gasunie gaf een flinke financiële vergoeding voor dit “ongemak.” Geld dat goed werd geïnvesteerd. Een nieuw huis moest er komen voor het grote gezin. Huren was niet meer aan de orde sinds de familie van Deursen er warmpjes bij zat. Er werd gekocht...

Als minderjarige heb je daar niets bij in te brengen. Verhuizen van een rijtjeshuurhuis in Elsloo naar een eigen woning in de nieuwe wijk Woensel in Eindhoven. Het huis was in aanbouw, twee onder een kap met een extra verlengde garage voor de vele fietsen.

Mijn ouders, Henk en Marie bouwden iets op. Drie van de acht kinderen hadden werk. Dat bracht ook geld in het laatje. De jongste dochter en de drie zonen zaten nog op school tot ze niet meer leerplichtig waren. Gerrie mijn oudste zus was getrouwd en in Limburg gebleven.

Het jaar 1969. Ik was 18 en wettelijk nog minderjarig, dat was zo in die tijd. Op kamers gaan wonen en in Limburg blijven was niet gelukt. Daar gaven mijn ouders geen toestemming voor. Er kwam maar gerotzooi van volgens moeder. Achteraf gezien leek het erop dat we zolang mogelijk inkomsten moesten binnenbrengen en zo weinig mogelijk kosten.

De bouw van het nieuwe huis vorderde gestaag… De wijk zo nieuw, dat de wegen nog in aanleg waren. Hele straten met nieuwe woningen. Ik had er niets mee. Niet met de grote stad en ook niet met het huis. Weer zou ik mijn bed moeten delen met een zus. De zolder (met een vaste trap) zou de meidenkamer worden.

Er werd niet veel poespas gemaakt. Onze bedden onder het schuine dak geschoven naast de strijkplank en de kerstrommel. Waslijnen tussen de balken. Het was maar voor tijdelijk. De meiden zouden immers binnen enkele jaren uitvliegen volgens moeder. Het was er smoorheet in de zomer; gelukkig was er wel een dakraam dat open kon.

De tweeling sliep op de eerste verdieping. Ze deelden de luxe van een ruime slaapkamer met ingebouwde kastenwand en openslaande ramen. Ernaast lag de echtelijke slaapkamer. Het kleinste kamertje op de eerste verdieping was voor de jongste zoon. Er paste net een bed en een stoel.

Verder was er een gigantische badkamer met een ligbad. Dat er geen gouden kranen in zaten verwonderde me wel. De tegels hadden goud gekost volgens moeder. De jongste dochter en de drie zonen werden aangemeld bij de diverse scholen. De drie oudste dochters (op Gerrie na) waren aangenomen bij Philips, dat was niet moeilijk geweest. Werk genoeg in die tijd. Het leek wel of de hele stad werkzaam was bij Philips.

Volgens mij sleepte ik het mooiste baantje binnen. Serveerster in het POC Philips Ontspanning Centrum. Het centrum bestond uit een megagroot gebouw (naast het PSV stadion) aan de Mathildelaan met o.a. drie restaurants boven elkaar. In twee van de restaurants werd dagelijks een lunch geserveerd. Hoe hoger de etage hoe belangrijker de gasten en hoe uitgebreider het menu. Op b.g.g. achter het restaurant lagen de keuken en spoelkeuken. Daarnaast de koffiezet hoek en de personeelskantine. Verder was er een filmzaal en een museum plus garderobe vanuit de hoofdingang bereikbaar, waar een portier in uniform achter de balie zat.

Naast de personeelskantine lag een supergrote hal ( jubileum hal) tevens personeelsingang waar ook een portiersloge was. In de jubileumhal werden grote evenementen gehouden. Bekende artiesten en grote orkesten traden er op o.a. James Last. Mijn jongere zus Tonnie werd baliemedewerkster in een fabriekskantine van een productieafdeling elders. Petra (de zus daar onder) werd productiemedewerkster.

Medische onderzoeken en testen waren met goed gevolg doorlopen. Werkgeversverklaringen werden ondertekend. Maar voorlopig werd er nog niet verhuisd. Dat zou nog wel enkele weken duren. Het huis was nog niet helemaal klaar.

Nog even kreeg ik uitstel en kon nog genieten van het Limburgse land waar ik zo van hield. Annemiek en Hansje! Zou dat na een jaar nog zo zijn? De afstand van een provincie, zou het te doen zijn? Het boeide mijn moeder niet. Er waren belangrijkere zaken…

Alle “oude” meubels gingen naar de familie van moeder in Loon op Zand. Moeder voelde zich geweldig als “rijke zus.”

Er werden nieuwe meubels besteld van zwaar donker eikenhout. Een leren bankstel op roomkleurige wollen vloerbedekking. Een staande klok en twee perzen voor op de tafels. Allemaal uiterlijk vertoon en later heb ik begrepen waarom ze zo geworden was…

Een eethoek met leren bekleding. De openhaard en de zonneschermen met het “oog.” moeder was er weg van zoals ze vertelde aan ieder die het horen wilde. De woonkamer had ook aan de zijkant een raam. Bij wisselende bewolking kwam de zon soms van de zijkant en soms van de voorkant. Dat “oog” was een sensor die het zonnescherm liet zakken of omhooggaan, naargelang de zon erop scheen.

Je kon erop wachten. Ik heb me vaak krom gelachen met die wapperende schermen. De binnendeuren werden van Oisterwijk eikenhout, witte deuren waren niet chiek genoeg. Geld in overvloed leek het wel. Vader die een hoger salaris kreeg en drie dochters die hun hele salaris af moesten geven, dan kan het wel wat lijden.

Het was schijnbaar heel normaal. We kregen kost en inwoning en een zakgeld wat aan de krappe kant was. Voor mij nog steeds 25 gulden per maand. Ik kon er twee keer van met een weekendretour naar Limburg. Er bleef bijna niets over voor panty’s en de verzorgende middelen. Ik zou een bijbaan moeten zoeken of overwerk. Niet naar Limburg daar dacht ik niet eens aan.

Nog geen twee weken bij P.O.C. aan de slag of ik vroeg een gesprek aan met mijn leidinggevende. Daarvoor moest ik bij de leidinggevende daarboven zijn, werd me gezegd. Bij Philips hadden ze meer bazen dan werkmensen. Uiteindelijk kwam ik in het kantoor van juffrouw M en de heer C. Met juffrouw M kreeg ik een gesprek...

Onderwerp overwerk. De reden daarvoor heb ik wel even moeten toelichten. Ze vond het maar vreemd dat ouders hun kinderen zo kort hielden. Ik moest toch naar mijn verloofde kunnen? Waarom dit ontmoedigingsbeleid? Ach, moeilijk uit te leggen allemaal en wilde ik ook niet. Als ze me maar aan overwerk hielp. Veel steun en tips heb ik door de tijd heen van haar gekregen.

Tijdens mijn vorige baan in Limburg, als verkoopster, had ik geleerd om representatief en mondig te zijn. Dat was misschien ook de reden dat ik die superbaan bij Philips heb gekregen. De dag van de sollicitatie was veel moeite gedaan om er piekfijn uit te zien. Representatief zijn kostte geld. Een goede kapper die mijn moeilijke haar (ik heb vijf weerwassen) aankon was meestal niet goedkoop. Goede make-up en verzorgende crème hoefden niet duur te zijn. Leve de Hema.

Hoe kreeg ik het allemaal rond als ik om de twee weken naar Limburg wilde? Eigenlijk wilde ik elk weekend wel gaan. Ik lag er nachten van wakker…

Juffrouw M hielp me weldra uit de brand. Ik kreeg drie avonden in de week werk in het restaurant van de tennisbaan. Daar hoefde ik niet ver voor te gaan. De tennisbaan met bijbehorend restaurant lag in de jubileumhal, een schuifwand verder dan de personeelskantine. Om vijf uur in de namiddag als iedereen naar huis ging, nam ik een uur pauze en liep daarna de trap op naar mijn avondbaan.

Met 21 jaar was je 1969 wettelijk meerderjarig, dan pas zou ik thuis weg kunnen. Een bankrekening openen op eigen naam kon al met achttien, vertelde juffrouw M. Nou… alweer wat geleerd. De salarisstrook van mijn overwerk en de afschriften van mijn eigen bankrekening kwamen op het kantoor van mijn werk. Ik bewaarde ze in mijn garderobekast achter slot en grendel.

Wederom een goeie tip… Moeder vond het vreemd, maar ze kon naar mijn werk opbellen en vragen naar juffrouw M. was de boodschap. Of ze het heeft gedaan weet ik niet. Wat was ik gelukkig met mijn bijbaan.

De hoogte van het salaris van mijn veertig-uren-baan van overdag heb ik nooit geweten. Het had geen zin, ik kreeg er toch niets van. Het kwam op de bankrekening van mijn ouders. De specificaties kwamen natuurlijk overdag met de post thuis aan. Ik heb ze nooit gezien. Vakantiegeld? Ik zou het niet weten. Daar hoorde ik collega’s over praten. Sparen voor de uitzet, zoals iedereen deed, gebeurde in mijn geval van mijn bijbaan potje.

De harde aanpak van mijn moeder voelde als ontmoedigingsbeleid. Misschien met de hoop dat mijn verloving met Hans uit raakte? Ik werd door moeders “regime” alleen maar strijdbaarder. Hans en zijn familie bleven mijn vluchtweg, zolang Hans het ermee eens was. Niets moet!

Wat hield ik van die mensen. Bij hen vond ik de gezelligheid die in ons gezin ontbrak. Ik dweepte vooral met zijn moeder.

Mijn vader leek zich nergens meer mee te bemoeien en werd helemaal opgeslokt door zijn werk, zijn nieuwe auto en zijn directiekeet. Eens zou ik vrij zijn! Ik moest gewoon mijn tijd uitzitten.

 Oh wat was ik jaloers op Gerrie geweest. Ondanks al haar zuinig oppotten van dubbeltjes en centen in het geldkistje was er net voldoende geld voor de uitzet geweest. De potten en de pannen en het linnengoed.

Haar toekomstige echtgenoot betaalde het leeuwendeel van de inboedel voor hun flatje. Er was thuis veel ruzie geweest wie de bruiloft moest betalen. Gerrie, die niet veel stress aankon, kreeg weer haaruitval. De “mooiste dag” van haar leven droeg ze een pruik. Een nylon blond geval en ik was een van de getuigen. Het moet een drama voor Gerrie zijn geweest…

Wat “romantisch” allemaal. Het gaf me weer een inkijkje “hoe het niet moest gaan.” Maar eens rustig de kat uit de boom kijken en met de stroom meegaan.

In ieder geval was er voor mij de zekerheid van het inkomen van mijn bijbaan. Daarnaast zou ik investeren in mezelf. Het bedrijf wilde goed opgeleid personeel. Er was een mogelijkheid om via Philips een gratis horecavakopleiding serveerster te volgen. Nou daar meldde ik me natuurlijk direct voor aan. Kennis vergaren in praktijk en theorie. Wat een wonder!

Bij Philips ontspanningscentrum was het dragen van bedrijfskleding verplicht. Dat scheelde veel in kosten. Het bedrijf betaalde de kleding en iedereen droeg hetzelfde. Dat paste wel in moeders straatje.

Ze hoefde voor ons alleen maar op de markt een stapel onderbroeken te kopen en af en toe een BH. In de opruiming een jurk voor de zondag.

Het uniform bestond uit een donkerblauwe jurk, waar je er twee van kreeg. Aan de hals van de jurk zaten knopen waar elke dag een  schoon wit gesteven kraagje in werd geknoopt. Bij het uniform hoorden drie schortjes. Elke dag een schone gesteven kraag en hagelwit schortje waren verplicht. Ik zorgde er wel voor dat er altijd een van elk reserve in mijn kast in de garderobe lag. Er kon immers een ongelukje gebeuren en de jurken waste ik zelf op de hand.

Verder waren twintig denier panty’s en dichte zwarte schoenen verplicht. Die panty’s kosten goudgeld en moest je thuis bewaken als ze uitgespoeld op de verwarming hingen. Ik kocht steeds hetzelfde merk en dezelfde kleur, dan kon ik ze bij elkaar dragen. Was er een ladder in een pantybeen dan knipte ik het been eraf en was er wel weer een andere panty met een heel been. Niemand zag de twee pantybroekjes over elkaar. Zuinigheid en vlijt bouwt huizen als kastelen.

Met een stopnaald en een kurk heb ik zelf gaatjes in mijn oorlelletjes geprikt. Daar gingen met sterilon zilveren oor stekertjes in. Die moest je de eerste dagen steeds draaien om het gaatje niet dicht te laten groeien. Er kwam een andere bril…en veel later contactlenzen…Ik deed wat me goed leek, zonder overleg met thuis…

Gelukkig was er mijn potje. Dankzij mijn bijbaantje van wekelijks tien tot vijftien overuren. Werkweken van zestig uur en meer, ik draaide er mijn hand niet voor om. Daar kon nog wel een cursus bij. Zelden was ik thuis en dat was heerlijk.

De tweeling werd aan mijn wekelijks huishoudelijke taak gezet, alle ramen buitenom wassen. Ik was de langste en had al jaren die taak. Daarvoor zou ik ze best iets kunnen geven volgens moeder. Dus niet!!

Het was te zot voor woorden. Hoe komt een mens op het idee? Het stoorde haar dat ik niet vertelde hoeveel ik verdiende met mijn bijbaan. Ze vond mijn bankafschriften niet tussen mijn spullen. Nee, die lagen op mijn werk. Zij gaf geen openheid? Ik ook niet! Ze had net iets te vaak gezegd: “Vuile rotjong, waren jullie maar nooit geboren.” Een van haar latere uitspraken was: “Aan het gas, met jullie” Mijn leven bleef een gevecht dat overleven heette… met in mijn kielzog de broers en zussen, alsof ik hun aanvoerder en beschermer  was.

De tweeling ging de krant rondbrengen en de jongste zoon reclameblaadjes. De jongste dochter had een poetsadresje… zo verdienden ze na school hun eigen zakgeld en daar is niets mis mee…

Serveerstercursus.

Eindelijk was het zover. Leren op kosten van het bedrijf, ik deed niets liever. Diploma’s halen hoe meer hoe beter! Het verzachtte het verdriet van niet mogen doorleren. De minderwaardige gevoelens zwakten wat af. Hoofd omhoog en door… In de pauzes op mijn werk kwamen de boeken op tafel. Het huiswerk voor de cursus was altijd tiptop in orde.

De moeilijke namen van de wijnen dramde ik in mijn hoofd. Wat was “droge wijn” wit rosé en rood? Op welke temperatuur de wijn geschonken werd. Uit welke druiven ze werden gewonnen en in welk land of streek die druiven stonden.

Zelfs bij welke gerechten de wijnen het beste tot hun recht kwamen. Likeuren en jenevers, aperitieven zoals port en sherry… allerlei soorten sappen en hoe ze geserveerd werden. Verschillende biersoorten en leren tappen. Wat was een receptie plateau? De uitspraak van moeilijke woorden kon ik niet oefenen, wat wel lachen was. Alle tekst leerde ik van buiten.

Nog steeds zitten de namen in mijn hoofd inclusief de foute uitspraak. Oh, het was zo boeiend allemaal. Het verschil van kwaliteit (dus prijs) na rijping van vijf, tien, of twintig jaar van bijvoorbeeld cognac. De V.O.P en de V.S.O.P.

De landen en steden waar de likeuren vandaan kwamen. Met mijn hang naar geschiedenis zag ik de monniken die de Benedictine D.O.M. maakten. Eeuwenlang hetzelfde bewaakte proces.

 Hoe je een couvert moest opdekken als je van de leraar het menu kreeg. Welk bestek bij welk gerecht hoorde. Groot bestek, klein bestek, visbestek, voorgerecht, nagerecht. Waar het bestek moest liggen was cm werk en moest je kunnen uitvoeren. De verschillende soorten wijnglazen de inhoud per cc. Gerechten inzetten van links en uitserveren…Het was praktijk en theorie tegelijk. Toen de dag van het examen naderde was ik er klaar voor.

Op de lijst van de uitslagen stond A van Deursen op de eerste plaats met de hoogste punten. Ik had niet anders verwacht na al dat leren. Er stond een foto van de geslaagden in het personeelsblad. De eerste zijn bracht een groot geluksgevoel maar ook onvoorziene tegenslag. Ik werd overgeplaatst naar de derde etage. Een allround serveerster hoort in het directie restaurant.

Een klein zeer sjiek restaurant met een pantry. Het leek wel een ivoren toren. Alleen bereikbaar met een speciale lift vanuit de hal waar een bewaker toezicht op hield.

Daar lunchte de directeur van het mega bedrijf. (ik noem liever geen naam een standbeeld van hem in Eindhoven is genoeg) Soms met een paar gasten, maar meestal meerdere…

Ik verveelde me rot en had helemaal geen zin in dat werk. Ik hield niet van die over het paard getilde lui. Of ze zagen je niet staan of ze keken teveel naar je alsof je als toetje bij het menu hoorde..

Als je dacht dat ze begripvol waren, had je het mis. De meeste tenminste niet, heb ik ervaren. Als je een gerecht uitserveerde gingen ze soms lekker achterover leunen om te genieten hoe ze werden bediend neem ik aan. Je moest bijna in spagaat om bij hun couvert te kunnen komen. “Dat gaat u goed af,” was de conclusie van een van de “heren.” Dat mocht schijnbaar omdat ze “hoge heren” waren? Lekker belangrijk zijn. Storen in hun belangrijk gesprek was niet aan de orde was me gezegd. Horen, zien en zwijgen. We moesten onzichtbaar blijven of zoiets.

Ik ben er uiteindelijk weggekomen doordat ik een kokend hete juskom “per ongeluk” in het kruis van een pantalon deponeerde.

De “meneer” vroeg erom, “ laten we het daar maar op houden. “De kosten van de stomerij zijn voor mijn rekening”, heb ik nog gezegd voordat ik trillend de lift nam naar kantoor en aan juffrouw M. vertelde wat er was gebeurd… Ze ging direct naar boven… Het had me mijn baan kunnen kosten, maar er was Godzijdank begrip en werd het gebeuren in de doofpot gestopt. Dat zal voor de “heer” wel het veiligste zijn geweest. Misschien heeft hij geleerd.

Geef mij maar de gewone werkman. Die heeft toch doorgaans een beter soort fatsoen. Ik voelde me er meer op mijn gemak. Na verloop van tijd wist ik opeens waar ik het liefst wilde werken. In de personeelskantine van het ontspanningscentrum.

Juffrouw M. zag intussen wel in, dat directieserveerster niets voor me was, ik moest meters maken en werd ingezet in het restaurant b.g.g. bij de buitenlandse gasten. Volgens haar was ik beslist nog te jong voor kantineleidster. Verder was het doodzonde iemand die met lof slaagde achter de coulissen aan het werk te zetten. Na regelmatig gezeur aan haar hoofd mocht ik het wel proberen. Dat was natuurlijk genoeg.

Als een tank ging ik ertegenaan en zette alles op z’n kop. Vanaf die dag was de kantine mijn troetelkindje.

Al het personeel dat in het gebouw werkzaam was, kwam daar de koffie en lunchpauze doorbrengen. Serveersters en technische dienst. Schoonmaakpersoneel en koks. Magazijnbedienden en kantoorpersoneel.

Mijn taak begon vroeg in de morgen met koffie en thee zetten voor het personeel en “mise en place” maken voor de geplande vergaderingen. Dat was mijn eerste uitgewerkte idee. Voortaan werd servies klaargezet in bakken die in rekken werden geschoven. Een briefje erop voor welke vergadering in welke ruimte op welke tijd. Op het laatste moment kwamen daar de nodige gevulde koffiekannen en thee bij. De serveersters haalden het op en brachten het door. Nou het liep al snel gestroomlijnd. Ideeën genoeg.

Terwijl de grote koffiezetapparaten volliepen werd de balie in de kantine opgebouwd. Koppen en schotels van hotelporselein, lepeltjes, melk en suiker klaarzetten in mooie bakjes. Serviesgoed voor de lunch in stapels op de balie. Bestek in bestekbakken en papieren servetten in glazen op de tafels. Dienbladen niet te vergeten op de hoek van de balie en een serveerwagen voor de vuile afwas. Om 10.00 uur kwam de eerste groep personeel al koffie drinken.

De koks brachten tegen elf uur de soep van de dag en de ragout voor de pasteitjes.  Het laatste kwamen de kroketjes. De koks smeerden harde broodjes met roomboter, goed belegd met ham en kaas. Bij grote drukte smeerde ik die zelf. In de koelingen in de keuken werd fruit gehaald, dat voortaan in een grote mand met rood/wit geblokte theedoek op de balie werd gezet.

Er waren slaatjes en melkproducten plus frisdrank. Klokslag 12.00 uur startte de lunch in de kantine voor de serveersters. Ze moesten op tijd weer in de restaurants zijn waar om 13.00 uur de lunch startte voor de hoge heren met hun gasten.

In de kantine lunchte in groepen het overige personeel met tussenpozen tot 14.00 uur. Het was bijvullen en bedienen, afwas op de serveerwagen naar de spoelkeuken en de zaak schoonhouden bij de koffiecontainer. Een eenman (vrouw) bedrijfje leek het wel.

“Mijn kantine” was half zelfbediening. De mensen namen zelf koffie en/of thee en liepen met hun dienblad voor langs de balie. De bestelde gerechten werden op voorverwarmde bordjes en in soepkoppen aangegeven.

De soep en ragout werden au bain-marie warm gehouden. Alles voor een lage personeelsprijs. Koffie en thee waren gratis.

Het waren nog de gouden jaren van het grote bedrijf Philips, en er was overvloed. De kantine was een gezellige ruimte met gemakkelijke stoelen aan de vele tafeltjes. Geblokte linnen tafelkleedjes en echte bloemen in vaasjes op tafel, plastic vond ik toen al helemaal niks.

De bloemen schooide ik af van de mannen van de groenvoorziening. Die kwamen ook wel eens koffiedrinken als ze de borders rond het gebouw bijhielden. Er was wel eens een broodje of kroketje over. Voor wat hoort wat. Na drie uur in de middag ruimde ik alle warme gerechten op, dat wisten de mannen intussen wel en bewaarde ik voor hen.

De ruil was snel gemaakt. Een flinke bos bloemen en/of wat takken, een lach en een kwinkslag in ruil voor wat er zoal voor lekkers over was. Anders ging het toch maar in de vuilnisbak. Weggooien van eten, daar kon ik toen al niet tegen.

Er stond altijd een bos bloemen in een kan op de balie en op elk tafeltje een vaasje. Al moest ik ze onderweg in de bermen plukken…

Tussen de pauzes werden de stoelen rechtgezet en de tafels zo nodig afgenomen. Bij een ongelukje kwam direct een schoon kleedje op tafel. In de namiddag moest de koffiezethoek nog schoon… De rvs koffiezet apparaten met de deksels schuin erop. De filters op een stapel.

Natuurlijk zorgde ik ook goed voor mezelf. Elke dag twee stuks fruit, een hard broodje kaas, een beker yoghurt en melk. Melk was er thuis alleen voor de baby’s geweest.

Tussendoor moest de administratie bijgehouden worden. Wat ik bestelde/innam, wat er uitging en afgeschreven werd. (niet houdbaar voedsel)

Aan het einde van de dag werd mijn administratie aan de chef-kok meneer van H. afgegeven, mijn kasboek en de geldkist. De planning voor de vergaderingen van de dag erna opgehaald en de bestellingen gedaan. Hij controleerde mijn werk en zette zijn paraaf in mijn kasboek. De volgende dag zat er gewoon weer twintig gulden wisselgeld in mijn geldkist die ik tegen lunchtijd bij hem ophaalde.

Met de hoofdserveerster van de restaurants had ik niets meer te maken. De chef-kok was mijn nieuwe leidinggevende. Daar moest ik wel aan wennen. Hij was een strenge baas maar wel rechtvaardig volgens mij.

Op onverwachte tijden kwam hij mijn werk in de kantine controleren, of alles voldoende en/of geen klachten waren. Hij keek eens naar de bloemen trok zijn wenkbrauwen op en gaf geen commentaar. Tot mijn verbazing kreeg ik veel fooi in de kantine. Dat hoefde ik niet af te dragen volgens meneer van H. Alweer een meevaller en kon ik elk weekend naar Limburg. De Goden waren met mij…

Die grote fooien waren misschien wel een compliment voor de gezellige sfeer. De tafelkleedjes de bloemen, servetten en de blijheid. Tegen Kersttijd maakte ik Kerststukjes en zorgde voor een zacht kerstmuziekje uit een cassetterecorder. Wie goed doet, goed ontmoet.

Mijn juichende zangstem schalde tegen de muren omhoog als ik dacht dat niemand het hoorde en de stoelen een sopje gaf. De mensen waren altijd blij als het koffietijd was. Ik deed daar nog een schepje bovenop.

Ach mijn werk… ik was er volmaakt gelukkig en was er zo graag dat ik er mijn bed had willen zetten, voor mijn part in een bezemkast. Naar huis gaan was voor mij straf en fietste ik soms nog een straatje om, tot ik dacht dat ze naar bed waren. Ik haatte de manier waarop mijn moeder thuis de kinderen drilde. Een militair opleidingskamp was er niks bij. Het liefst was ik zo weinig mogelijk thuis.

Mijn topdagen waren die van mijn bijbaantje. Als ik om 17.00 uur klaar was met werken in de kantine, at ik een broodje, dronk koffie, las een boek en knapte mezelf wat op in de garderobe van het stiller wordende gebouw. Even na 18.00 uur de trap op naar het restaurant van de tennisbaan. Drie dagen van de week (meestal aan de kop van de week) ging ik om half acht in de ochtend de deur uit en kwam tegen 23.00 uur thuis.

Vooral de avondbaan was meer ontspanning dan werk. Om het uur kwamen enkele mensen wat drinken als er gewisseld werd op de tennisbanen. Ik maakte wat schoon in de pantry en vouwde stapels damast servetten in hoedjes voor de restaurants. Altijd stonden wel bakken met bestek om te poleren. Daar legde ik dan een schone glazendoek overheen met een briefje erop. Soms was er het verzoek om vele dienbladen met glazen klaar te zetten en te poleren voor een receptie. Verder dronk ik sloten koffie en at dozen koekjes leeg om de tijd te doden en niet in slaap te vallen…

Er kwam wel eens een collega me gezelschap houden als ze moesten overwerken. Ook waren er regelmatig concerten in de jubileumhal. Artiesten zoals André van Duin, Udo Jurgens en de grote Duitse orkesten. Dan werden de tennisnetten door de toneeljongens opgeruimd en werkte ik opeens als persoonlijke serveerster voor een “ster” die achter de coulissen heel anders bleek te zijn dan op het podium.

Carnaval was een drie dagen durend feest in de jubileumhal. Dagen en halve nachten zonder pauze achter de bar. Dat kon allemaal nog in die tijd.  Marathons van werkdagen van wel 20 uur achter elkaar zonder ingreep van de arbeidsinspectie. Ik weet hoe het voelt als je niet meer op je benen kan staan. Als we een glaasje cognac op de goede afloop kregen, vielen we als blokken om.

Dan hingen we in een stoel of zaten op een traptrede opeens te janken van vermoeidheid in afwachting van een taxi die ons naar huis bracht…

Het was een geweldige tijd, als de ruzies met moeder er niet waren geweest. De weinige uren dat ik thuis was werd er gesnauwd en gegrauwd. Waar ik was en wanneer, ze wilde het allemaal weten want ik woonde nog thuis. Van mij hoorde ze niets, waarom zou ik?

Ze hoorde mijn zussen uit, gemakkelijke slachtoffers, als ze al iets hadden geweten. Ik keek wel uit. Eten hoefden ze thuis ook niet meer te bewaren. Al dat gezeur om niks…  Warm eten deed ik wel op mijn werk om 14.00 uur in de middagpauze.

Sinds ik de koks schandelijk verwende met koffie tijdens hun top drukke tijden voor de restaurants, at ik met ze mee. Super heerlijke “resten” van de exclusieve gerechten die van de lunch in de restaurants over waren. Ik hoorde bij hun team dus maakten ze voor mij gewoon ook een bordje met altijd een zalig nagerecht.

Daarna gingen de koks een kaartje leggen en ik las een boek. Thuis waren er  geen onkosten meer voor mij. Mijn schoenen en vrijetijdskleding kocht ik ook zelf.  De paar uren dat ik geen bedrijfskleding droeg wilde ik mooi en aantrekkelijk zijn, dat hoorde bij mijn stijgende eigenwaarde…

Elk lang weekend en zeker rond de feestdagen bracht ik door in Limburg met Hans, zijn familie en de vrienden. In Eindhoven een heel salaris afdragen voor 5 nachten per week een plek in bed op zolder, een beetje water om te douchen en een machine was van de kragen en de schortjes. Ik kon laaiend worden als ik eraan dacht. Het was niet anders. Ik zou geduld moeten hebben. Aftellen en uitzitten…dagen weken maanden.

Weglopen had geen zin, ik zou teruggehaald worden daar kende ik moeder wel voor. Ze bezuinigde op alles wat de kinderen nodig hadden wat ik met lede ogen aanzag.

Voor dokterskosten hadden ze indertijd een eigen risico bij het ziekenfonds. Dat kwam door het hoge salaris van vader heb ik begrepen. Doktersbezoek werd door moeder ontmoedigd. Met een nijptang werd een grote teennagel van Petra’s voet getrokken. Daarna met de voet in de soda. Moeder was met de auto over haar voet gereden, die gekneusd leek. Dat gebeurde zonder dat “onze pap” het wist. Uit angst werd gezwegen…

Ernstige acne? Daar zou deppen met de eerste ochtend urine voor helpen. Haaruitval en eczeemplekken van de stress, dan werd je hoofd met groene zeep gewassen en sodawater. Een van de tweeling had een val gemaakt en lelijke schaafwonden op arm been en heup, waar steentjes van het asfalt inzaten. Die werden met een borstel verwijdert en de wond met sodawater gewassen. De jongen viel flauw. Ik kan beter stoppen en de verdere lijst gesloten laten. Het was te erg…Ik had het geluk veel aan te kunnen en elders gezond eten te krijgen.

Hans was inmiddels goedgekeurd voor militaire dienst en bij de Koninklijke Marine ingedeeld. Weldra kwam de oproep en werd hij hofmeester (bediening voor de officieren) op bevoorradingsschip Hare Majesteit de Poolster. Het marine pakje met de witte kraag stond hem heel goed. De matrozen pet met het vaantje op zijn krullen.

 “Zijn” schip was meestal onderweg van Frankrijk naar Denemarken en had als thuishaven Den Helder. We schreven brieven en maakten plannen voor een wettelijk huwelijk. Dan zou aan hem een kostwinnersvergoeding worden uitbetaald door het leger. Dat bracht geld op voor de uitzet en ons doel dichterbij…

Elk weekend bleef ik naar Limburg gaan, ook al was Hans op zee. Dan bracht ik dagdelen door met Nelleke en Gerard en hielp mijn “schoonmoeder.” De problemen die Gerard bleef houden over zijn “geaardheid” kon hij niet meer aan.

Ook hij wilde thuis weg van zijn vader die het “homo zijn” eruit ranselde, wat natuurlijk niet lukte. Gerard werd heel depressief en ik kon niets voor hem doen, alleen maar luisteren.

Op een dag heeft hij de weg naar de vrijheid gevonden, sloot zich op in de schuur en zette zijn brommer aan. Daarmee was hij voor altijd verlost van de wreedheid van zijn vader…

Hoe moet zijn moeder en zus zich hebben gevoeld…en zijn vader die zijn zoon de weg naar zelfdoding op had gejaagd? We waren er kapot van… Het gevolg bij mij was, dat ik uiteindelijk ben ingestort! Al wist ik dat even uit te stellen tot het niet meer tegen te houden was.

Op maandag namiddag werd ik in de kantine gevonden door meneer van H.. Huilend met mijn hoofd op mijn armen op tafel. Hij kwam eens kijken waarom de administratie en geldkist er nog niet waren. Hij aaide eens over mijn rug, maar ik kon niet meer  stoppen met snikken. Wat doe je dan…

Hij ging naast me zitten, sloeg een arm om me heen en trok me zonder woorden tegen zich aan, zijn armen om me heen. Zijn schouder bracht troost en beschutting waartegen ik als een klein kind urenlang zou willen schuilen tot ik weer een beetje sterk zou kunnen zijn…

Hij vroeg niets,  hield me alleen maar vast, haalde later een glas water, een natte doek en was er voor een moe gestreden mens. Een schouder die Hans niet geven kon, die leunde altijd op mij… bij mijn moeder had ik nooit troost gevonden. Voor haar was ik alleen maar een inkomstenbron en mijn vader was tegenwoordig te druk.

Het gezin waaruit ik kwam was niet veilig… Ik streed alleen… met mijn rug tegen de muur, altijd controle proberen te houden en waakzaam…

Tijdens mijn werk bij het consuminderhuis heb ik deze lichaamstaal meermalen herkent en kon mensen helpen. Diep trieste verhalen die eindelijk werden vertelt van geweld tot incest en kon ik doorverwijzen naar een hulpverlening. Soms ging ik het eerste gesprek mee (indien nodig) en startte de weg naar genezing…Van mannen zowel vrouwen die ik daarna in volle bloei zag komen…

Terug naar de personeelskantine: Vanaf die tijd nam meneer van H. wel eens tijd voor me in zijn kantoor. Ik mocht hem Fred noemen… Hij moedigde me aan, gaf complimentjes, een knipoog, een lach tijdens ons werk en ontwikkelde zich langzaamaan een gevoel van wat wel eens vertrouwen zou kunnen worden. Later veranderde dat gevoel en ging lijken op verliefdheid zoals beschreven in de boeken die ik las…

Fred van H, achtendertig jaar, getrouwd en vader van een dochtertje. Daar zat ik niet op te wachten… Here Jezus.

Nu weet ik dat de hunkering naar liefde getraumatiseerde meisjes tot gemakkelijke slachtoffers maakt. Een mens met verkeerde bedoelingen pikt ze er zo uit en pakt zijn slachtoffer in met aandacht en surrogaatliefde en maakt ze emotioneel afhankelijk oftewel horig.

Tegenwoordig doen loverboys dit op dezelfde manier. In het consuminderhuis heb ik daar later vele voorbeelden van gezien en herkent. Daardoor kon ik vrouwen steunen…omdat ik ervaringsdeskundig was in alle shit die een mens maar kan overkomen…

Met gemengde gevoelens.

Bijna negentien en verliefd op mijn baas. Slecht slapen, steeds aan hem moeten denken. Zijn troostende armen weer om me heen willen voelen. Hoe beschut en veilig was dat geweest. Het zou mooi zijn als ik die gevoelens voor mijn verloofde Hans zou hebben. Zo was het nooit geweest en zou ook niet komen omdat Hans voelde als een jonger broertje… Hij was voorspelbaar en vooral gezellig. Dat was een andere manier van “houden van.” Hij voelde voor mij veilig. Liefde heeft vele gezichten. Met Hans samenleven zou een vrolijke bedoening worden. Open huis, vrienden ontvangen. Daar waren we het roerend over eens.

Sinds kort begreep ik dat bij verliefdheid passie kwam kijken. Tot mijn 19e jaar kende ik dat gevoel niet…

Als Fred “mijn” kantine binnenkwam wist ik dat hij er was zonder dat ik hem zag. Mijn lichaam reageerde direct. Vlinders in mijn buik en een snellere ademhaling.

Mijn ogen zochten de zijne. Ik weet niet wanneer hij mijn “symptomen” in de gaten kreeg. Moedigde hij ze aan? Zijn controles liep hij sinds kort op een tijdstip dat er meestal niemand aanwezig was. Als we alleen waren werden onze gesprekken persoonlijker.

Tijdens een van die gesprekken kwam hij terug op de dag dat hij me in tranen had aangetroffen. Hij vroeg waarom ik toen die black-out had gekregen en vertelde ik een beetje van de problemen met mijn moeder thuis. Hij vond het al gek dat ik zoveel werkte.

“Kan je verloofde haar niet eens de waarheid zeggen?” vroeg hij. Ik vertelde dat Hans bij de marine was en inmiddels alweer lange tijd op zee. Soms duurde het weken voor zijn schip weer aanmeerde in de thuishaven Den Helder. Ik vertelde hem maar niet dat Hans niet tegen mijn moeder was opgewassen. Dat was trouwens niemand, zelfs mijn vader niet. “Daarom ben je zo gespannen,” merkte Fred op.

“Omdat je verloofde op zee zit.” Hij had zo zijn eigen invulling; vanaf het begin nam hij aan dat ik Hans en de seks miste. Ach mannen! Wist hij veel dat seks niet bestond in de relatie tussen Hans en mij,… dat zou als incest voelen. Ik zweeg…

Fred was van mening dat ik een temperamentvolle vrouw was die niet zo lang zonder man zou moeten doorbrengen. Dat hij degene was die dat temperament deed ontvlammen, ontging hem.

Hoe was dit gevoel eigenlijk ontstaan? Hoe kreeg ik weer controle? We waren beiden niet vrij…en ik wilde geen huwelijk ontwrichten. Fred was twintig jaar ouder en had wijzer moeten zijn. Achteraf gezien was hij toen wellicht in de midlife crisis.

Als we alleen waren vertelde hij wel eens over zijn jonge jaren als kok op de wilde vaart. Ik hing aan zijn lippen en zag het schip voor me met Fred in de kombuis. In elke haven een ander schatje. Ja, ja….. Hij vertelde dat hij laat getrouwd was en nog steeds een beetje losbandig. Nou, dat was wel duidelijk. Dat krachtige van hem trok me aan, zijn leidersnatuur en zijn intelligentie. Een boeiende man en altijd op zoek naar hoe mensen in elkaar zaten door hun lichaamstaal te bestuderen. Dat heb ik van hem geleerd.

Het boeide me zijn pokerface proberen te doorzien. De manier waarop Fred zijn personeel boven hun kunnen opjoeg met een blik of gebaar. Kijken of ze stressbestendig waren. Daar had ik al wat staaltjes van gezien.

Wat was hij boeiend, mensen die het allemaal wel goed vonden, zoals de jongste kok Toontje, konden beter een andere baan zoeken. De manier waarop hij Toontje aan kon gaan was bikkelhard en wreed. Dat heb ik hem wel met mijn blikken vertelt maar niet met woorden, dat durfde ik niet. Ik had daar niets mee te maken. Waar gewerkt wordt vallen spaanders en ook echte mannen maken fouten.

Ik hoorde bij zijn team…Volgens hem joeg ik mezelf wel op…daar hoefde hij niets aan te doen. Omdat ik zo gemotiveerd en perfectionistisch in mijn werk was, had ik niet veel moeite met hem. Ik werkte hard, meer dan voor 100%. Er kwamen nooit klachten en had mijn baas geen klachten over mij. Er was maar een enkel iets waarin hij me corrigeerde.

“Ben je in bed ook zo fanatiek?” vroeg hij wel eens. Dan glimlachte ik maar. Ik zou niet weten hoe ik in bed zou zijn. Die paar oriënterende vrijpartijtjes met Hans waren niet voor herhaling vatbaar geweest, maar dat vertelde ik hem niet. Ik begreep niets meer van mezelf. Ik hield toch niet van mannen die me de baas waren? Die waren na de verkrachting door Koen toch een bedreiging? Tenminste volgens mij zat ik zo in elkaar. Waarom trok Fred me dan zo aan?

Hij  las me als een open boek vertelde hij, maar niet echt… en zag alleen wat hij wilde zien weet ik nu. Ik gaf geen verdere openheid, niet over mijn relatie met Hans en niets meer over thuis dan wat hij al wist en toch werd ik emotioneel steeds afhankelijker van hem.

De afgeschreven slaatjes en de broodjes die over waren gaf ik aan de armere werknemers, of aan de tuinlieden. Hij liet me merken dat hij het wist, maar verbood het niet.  

Soms kwam hij heel dicht bij me staan terwijl er nog mensen in de kantine waren en streek met een vinger over mijn dij terwijl hij me aankeek. Dat voelde van hem niet als een bedreiging, terwijl ik trilde van… ja van wat? Angst emotie? De macht die hij over me kreeg werd groter…

Ik had er iets van moeten zeggen, maar zweeg... Nieuwsgierigheid, de spanning, een wondere wereld die ik nooit had gekend en steeds weer opnieuw wilde ervaren. De vlinders in mijn buik duidelijk aanwezig als Fred dicht bij me stond. Dan werd ik zacht onder zijn blik. Als zijn ogen mijn mond zochten en mijn lichaam aftastten, om terug te keren bij mijn ogen. Dan werd ik warm, trillend als een blaadje in de wind. Soms bewoog hij zijn lippen als in een zoen.

Ik kreeg steeds minder controle over mijn lijf. Controle die Fred leek over te nemen. Opbouwende spanning die ik maar niet kwijtraakte en dat zag de ervaren man. Hij dacht dat het kwam omdat ik Hans te lang moest missen, maar het was verliefdheid en passie die voor het eerst in mijn leven ontwaakte door en voor de verkeerde man.

Halve nachten en dagen dagdromen, hoe het met hem zou zijn wat zeker nooit mocht gebeuren.

Spelen met de gedachte mocht wel. Daar deed ik niemand kwaad mee. Er werd tussen ons veel gesproken zonder woorden, met oogcontact. En heel soms iets van minieme lichaamstaal, dat is gevaarlijk spel en gedoemd om fout te gaan. Ik was verloofd en hij getrouwd, het kon niets worden, het mocht niets worden.

Stoppen ermee

Verstand en gevoel!

Wat was allemaal met me gebeurd?  Voor het eerst verliefd, terwijl ik nooit had begrepen hoe dat zou kunnen voelen. Ik was altijd van mening dat “verliefd zijn” een opgeklopt gevoel was uit boeken en de film. Gedramatiseerd om de spanning in het verhaal te houden en de verkoop van boeken te stimuleren. Inmiddels wist ik wel beter.

Verliefdheid en passie bestond dus echt! Wat ik voor mijn verloofde voelde was in ieder geval geen verliefdheid maar had meer met liefde van een grote zus voor een jonger broertje te maken. Hoeveel kan een mens niet van een broertje houden.

Hans en ik, hadden er schijnbaar genoeg aan. Anders was het allang “uit” geweest. Het gebrek aan passie daar maakte Hans zich wel eens zorgen over. Nou, daar moest hij maar zelf achter zien te komen, dat kon ik niet voor hem. Dat er geen seks in onze relatie was kwam mij wel goed uit, daar had ik slechte ervaring mee. En ook geen behoefte aan (dacht ik.)

Ik wilde nooit (meer) emotioneel of financieel afhankelijk zijn van wie dan ook. Niet meer van een moeder en zeker niet van een echtgenoot. IK zou de baas zijn en de broek aanhebben. Het was de enige manier om me veilig te voelen. Dat ik mezelf daarmee ontiegelijk tekort deed, had ik niet door, evenmin wat mijn partner te kort kwam. Het was toen geen bewuste keuze, er kwam geen greintje berekening aan te pas. Ik brak er mijn hoofd niet over!

Tientallen jaren later zou ik pas inzicht krijgen waarom het zo was gegaan.

Mijn leven stond op z’n kop toen Fred op het toneel was verschenen.

Hij was getrouwd en had een dochtertje. Het kon en mocht niets worden.  Hij was niet van mij en ik niet van hem. Er was toch niets gebeurd?

Alleen een arm om me heen, tijdens een huilbui in een zwak moment. Een keer een lichte streling. Er was niet eens een zoen geweest, ik moest me niet zo druk maken, die vlinders werd ik zo de baas. Mijn verstand had het nog steeds gewonnen, ik was niet dom, sprong niet in zeven sloten tegelijk. Er zat geen toekomst in vertelde mij mijn verstand.

Maar toch…de gevoelens als hij naast me stond. Zijn strelende ogen, de schok die door me heen ging als zijn hand me tijdens het werk miniem raakte.

Hoe zou het voelen als hij me zoenen zou? Hoe zou het zijn als we vrij waren, om te doen wat we wilden? Zou hij dat willen? Een man als hij, zo iemand zou heel wat ervaring hebben, nam ik aan. Eigenlijk verlangde ik ernaar, een keer in mijn leven te ervaren wat passie was, een gevoel dat ik sinds kort kende. Bij Fred voelde ik me mooi en vrouwelijk. Ik wilde onderdanig aan hem zijn, totaal overgeleverd aan zijn dominantie. Aan zijn voeten liggen en bekoren. Hoe kwam ik daar opeens bij? Met zo iemand leven dat kon en wilde ik toch niet? IK wilde toch de baas zijn? De regie in eigen handen om veilig te zijn.

Zo was het geweest. Zo moest het altijd blijven. Waarom bestond ik opeens uit tegenstrijdigheden? Ik kon er toch geen twee totaal verschillende mannen op na houden? Met de ene trouwen en leven als broer en zus omdat het veilig voelde en een minnaar erbij die aan me gewaagd was. Daarmee onze lichamelijke verlangens bevredigen en verder niets…

 Verder een derde persoon waar ik mee kon filosoferen. Dat zou een vriend of vriendin kunnen zijn. Ik kon beter in een commune gaan wonen.

Was dit normaal? Hoe was ik zo gegroeid? Kwam het door die verkrachting op dertienjarige leeftijd? Was ik daardoor beschadigd in denken en doen?

Later heb ik begrepen dat dit inderdaad zo was

Wat was mijn wereld verward. Proberen wijs te worden uit de warwinkel van verstand en gevoel die om de beurt wonnen. Als onze blikken elkaar kruisten leek het wel of Fred gedachten kon lezen.

Hij kon me met een bepaalde glimlach aankijken, alsof hij wist van de storm in mij die zich opbouwde… Hij hoefde alleen maar te wachten.

Gedachten lezen!

Misschien kon hij dat wel, al was het meer lichaamstaal lezen. Fred vertelde me eens, dat het over duidelijk was als ik “geil” was, zoals hij het grof noemde…

Alleen maakte hij een denkfout als hij dacht dat het was omdat ik Hans miste die ergens op een schip zat.  

De spanning steeg en moest wel een keer tot ontlading komen. Op een dag stonden we samen in de lift, verdrinkend in elkaars ogen. Opeens smeet hij me zonder woorden met geweld tegen de liftwand. Hij zoende me hard op mijn mond en drukte me tegen de wand. Om me meteen weer los te laten… omdat de eerste verdieping was bereikt waar we beiden in een bespreking werden verwacht…

De trein van de passie was toen geen stoptrein meer en daverde door. Die zoen was veel geweest maar niet genoeg. Het leek alsof Fred de controle had overgenomen en me bespeelde als een instrument.

Het vervolg kwam tijdens een personeelsfeestje, er werd gedanst en gedronken. Fred danste niet, maar zijn broeierige blikken volgden me zwijgend de hele avond lang. Voor het eerst was iedereen in eigen kleding. Ik had mijn best gedaan om er sexy en aantrekkelijk uit te zien. Zelfs mijn lingerie was mooi, een duur setje passend bij het bloesje dat ik droeg.

Stralend witte broderie met kant op gebruinde huid.

Aan het eind van de avond, toen velen aangeschoten waren en er nog een laatste plaat werd gedraaid, vroeg Fred me pas ten dans. Dat deed hij met een knikje van zijn hoofd.

Er werd niet gesproken, hij raakte me nauwelijks aan. Kortaf deelde hij me mee dat hij me naar huis zou brengen. Het was een kennisgeving, een bevel leek het wel. Op een toon waar ik niets tegenin kon en wilde brengen. Zwijgend ben ik hem gevolgd de trap af naar het parkeerterrein. De meester en zijn slavin.

Nu weet ik dat het een liefde uit horigheid was en zeer gevaarlijk.

Ik herinner me nog de autorit. Welk merk auto hij had, ik zou het niet meer weten. Het was in ieder geval een sportief model waar hij te hard in reed. Van verlegenheid en spanning kon ik niet veel zeggen. We naderden weldra mijn ouderlijk huis. Hoe wist hij eigenlijk waar ik woonde?  Fred remde iets af. Zou het nu voorbij zijn? Nee…..hij reed een stukje door. Het straatje uit, de hoek om waar het wat stiller was onder de bomen aan de bosrand. Een smal weggetje in, dat zelfs ik niet kende.

Daar parkeerde hij zijn auto en hoorden we een poosje alleen maar de geluiden van het bos in de late avond. Ik herinner me de geur van zijn sigaren die in zijn auto hing en de kleur van zijn coltrui in de schemering.

Ik herinner me de eerste echte zoen waar hij me lang op liet wachten en wat het met me deed. Alsof ik verdronk…vergetend wat en wie we waren. Vergetend dat het niet mocht zijn….. Gevangen in zijn net van totale horigheid! Ik herinner me zijn handen die op verkenning gingen en zeer gewenst. Het mooie bloesje waarvan de knoopjes veel te langzaam werden geopend.

Hoe mooi hij mijn behaatje vond. Die avond in de stilte op dat bosweggetje beleefde ik mijn eerste orgasme onder zijn vaardige handen. Bijna negentien zal ik zijn geweest. Er was geen schaamte omdat zijn ogen me vertelden hoe mooi hij me vond. Ik had daar uren willen blijven, bloot in het bos tussen de bomen  waar ik me altijd al thuis had gevoeld, dichtbij mijn moeder de natuur. Leunend tegen zijn auto en zijn armen en handen die me omvatten en bleven opwinden, steeds opnieuw. En nee ik was geen maagd meer, na de gewelddadige verkrachting die ik als kind had ondergaan… Dat was voor altijd opgeborgen ergens diep in mij…

Fred liet me voelen hoe een echte man zou kunnen zijn, al bleven al zijn kleren aan en “het” niet heeft plaatsgevonden. Later thuis in mijn bed deed ik geen oog dicht en beleefde keer op keer de avond opnieuw als in een film…

Enkele dagen later vertelde Fred dat zijn vermoeden was bevestigd. Ik was zeer temperamentvol. Hij wilde het zo, op de manier hoe het was gegaan. Me “helpen” omdat mijn verloofde op zee zat, de spanning eraf halen. Zoals hij het vertelde klonk het als een goede daad. Zijn verhaal was een klap in mijn gezicht. Voor mij was het echte pure verliefdheid en zeker geen “in plaats van Hans,” dat was een heel ander soort liefde.

Verder vertelde Fred nog dat hij zelf niet vreemd wilde gaan. Daarom had hij al zijn kleren aangehouden. De eigenlijke daad had niet plaatsgevonden. “Je mag bij een ander wel honger krijgen als je thuis maar gaat eten”, vertelde hij nog. Was ik dan degene die wel vreemd was gegaan, omdat ik een orgasme kreeg? Ook nog de eerste keer in mijn leven.

 Ik was geschokt! Wat kunnen mannen de waarheid toch geweld aan doen. Ik liet het maar zo, eerst maar eens nadenken over wat hij me allemaal op de mouw had gespeld. Als Hans weer aan wal zou zijn, moesten we maar eens praten….. De verloving verbreken…

De werkelijkheid ontvlucht!

Waarom kwam steeds de gedachte bij me boven dat ik bij de neus was genomen? Was ik vreemdgegaan en Fred niet, zoals hij me wilde laten geloven? Of allebei niet en was “vreemdgaan” alleen als er sprake was van de daad? Als ik Fred moest geloven was vreemdgaan als je een orgasme kreeg. Ja, ja! Als hij een orgasme kreeg bij zijn vrouw terwijl hij aan mij dacht, wat was dat dan? Hij had niets meer met zijn vrouw? Vreemdgaan begint met de eerste kus! Het moest direct stoppen!! Ik wilde geen huwelijk ontwrichten, ook geen slecht huwelijk. En nog wat…

Kon ik wel vreemdgaan, als Hans en ik niet eens “bekend” gingen? Ik was verloofd, ook al was het met mijn “broertje,” dan doe je dit alles niet met een ander. Misschien was het beter om vrij te zijn, nu ik wist dat verliefdheid en passie bestond.

Mijn ogen waren geopend. “Vaders knechtje” van weleer bleek toch een echte vrouw te zijn. Fred die me wakker kuste als Doornroosje uit haar slaap.

Het mocht niet, het had geen toekomst, het moest stoppen voor er onherstelbare schade werd aangericht. Of was het al te laat?

Beiden waren we vreemdgegaan, ook al deelde Fred niet mijn mening, het was echt wel zo. Hij was gewoon een flierefluiter en ik deugde ook niet!

Inmiddels wist ik wel welk type man bij me paste… Een krachtige man om naar op te kijken die me tot bloei kon brengen. Veiligheid en geborgenheid kon geven. Een man om mee te praten op mijn niveau om de hele wereld voor hem te kunnen zijn.

Helaas was dit jong meisje verpest, in de knop gebroken door de verkrachting als kind en zou nooit meer een normale man/vrouw relatie aankunnen, al wist ik dat toen nog niet. Het was beter geweest nooit te trouwen…

Ik had tijd nodig om te accepteren  dat ik een goedkoop avontuurtje voor Fred was geweest.. Toen wist ik nog niets van dit soort mannen. Uiteindelijk kwam de ontgoocheling.

En die kwam snel! Zijn vrouw zou op een feest aanwezig zijn in de grote hal. Een feest waarvoor o.a. Fred en ik moesten werken. Ze was aan de vroege kant en kwam even achter de coulissen kijken bij haar echtgenoot. Hij leidde haar rond en hield haar ver van mij… Ze was zeker vijf jaar ouder dan hij of leek veel ouder. Ze had mijn moeder kunnen zijn. Ze werd voorgesteld aan alle belangrijke mensen van de top en van dichtbij kon ik horen hoe trots hij was. Later hoorde ik meer… Ze was een dochter uit een van de rijkste families van Eindhoven.

Ik was niets!!  Dat begreep ik toen wel. Ze negeerden me, Fred en zij, terwijl ze me voorbijliepen, alsof ik bij het interieur hoorde. Hoe had ik zo stom kunnen zijn!!  Ik was een jong lijf van negentien, een gebruiksvoorwerp dat een man van tegen de veertig even nodig had.

Hij hield toch zo van avontuur! Vooral als zijn vrouw al in de veertig was. Daar was hij al op uitgekeken en beslist uit berekening mee getrouwd. Rijkdom en aanzien, op de valreep nog een huwelijk en een kind toen het net nog kon. Ze zal hem wel dankbaar zijn geweest en hij haar.

Een jong vastgelopen meisje binnen handbereik met een opgelopen trauma gemakkelijk te manipuleren. Dat bleek met zijn ervaring en mijn hang naar liefde niet zo moeilijk.

Toen ik instortte tijdens die maandagmiddag had hij van me af moeten blijven en juffrouw M moeten roepen.

Toch had ik een schuldgevoel dat lang bleef… Ik was toch meegegaan? Had me zelfs aangeboden en laten nemen, (al had “de daad” niet plaatsgevonden) maar toch… Hij had me niet gedwongen.

Natuurlijk droeg Fred de meeste schuld weet ik achteraf. Hij droeg als oudere man en vooral als mijn leidinggevende de verantwoording. Ook dat besef kwam pas jaren later.

Er heeft nog een gesprek plaatsgevonden, tussen hem en mij, waarin hij hoofdzakelijk aan het woord was.

Hij had wel gemerkt hoe verbitterd ik was, ik moest het niet zo serieus nemen. Er was toch niets gebeurd? Wat wij beleefden zou altijd een mooie herinnering blijven. Voor hem en voor mij… Het was voorbij! Terug naar de realiteit! Ik moest gewoon trouwen met mijn marineman en veel kinderen krijgen, daar had ik de lichaamsbouw voor, beweerde de kenner. Ja, dat zal hij wel goed hebben gezien daar in dat bos.

Een blote Rubens nimf in de maneschijn die hij bespeelde als een instrument. Het was leuk geweest, volgens hem maar voorbij! Binnenkort vertrok hij naar Luxemburg.

Er was een hotel gekocht aan de Sûre. Natuurlijk met het geld van zijn vrouw. Hij zou weggaan bij Philips, zijn contract werd niet verlengd. Waarom niet? Ik heb het niet gevraagd. Lamgeslagen door de mededeling.

Onze laatste weken van samenwerking in POC! Het was een rustige tijd middenin de vakantieperiode, dan verliep alles wat meer ontspannen. De radio in de keuken werd wat harder gezet. Arbeidsvitaminen met tussendoor de verslagen van de Tour de France. In die tijd kwam het nummer Que sera van José Feliciano vaak voorbij. Fred zong meestal mee. Hij kende vele talen en wist wat de tekst betekende.

Hij vertaalde het voor me. “Wat voorbij is, is voorbij, en komt nooit weer…..!” Oh ja, was het goed dat het voorbij was? Waarom had hij dan tranen in zijn stem toen hij woest tegen me zei: “ik heb geen spijt!”

Wat was er gebeurd? Opeens viel bij mij het kwartje…..Had iemand van de leidinggevenden gemerkt dat er iets was geweest tussen Fred en mij? Was daarom zijn contract niet verlengd of zelfs ontslagen? Hij wilde er niet over praten, keek weg van mijn vragende ogen, en zong zijn Que sera. Na een kort zwak moment kreeg hij zichzelf weer in de hand.

Hij vertrok….. Ons afscheid was zonder woorden geweest. Tranen in ogen en monden die niets meer zeggen konden. Gevoelsmatig had het hem toch wel iets gedaan? Voor een laatste keer zijn krachtige armen om me heen, voor een kort moment. Het was goed zo. Geen huwelijk ontwricht. Ik bleef achter met de hoop dat ik misschien ooit nog eens op dezelfde manier van iemand zou kunnen houden. Misschien wel iemand waar ik net zo tegenop kon zien als naar Fred... Vol vuur en passie. Iemand die me “meidje” of kind zou noemen en mentor en minnaar tegelijk voor me zou zijn.

Vele jaren lang heeft het verdrietig gemis en de hunkering geduurd van even te hebben beleefd hoe totaal opgaan in de liefde zou kunnen zijn. En eigenlijk ben ik Fred nooit vergeten.

Misschien omdat hij me liet ervaren hoe het zou kunnen zijn als ik als kind niet door Koen verkracht zou zijn? Fred had me net zo goed misbruikt…misbruik makend van de puin die Koen achterliet.

Hij was niet voor mij! Niets was voor mij… Niet de zachte lieve moeder, nooit de schoolreis, niet de studie, en ook niet de grote liefde.

De trouwe lezer van de mijmeringen weet inmiddels dat ik tientallen jaren later en drie mislukte huwelijken verder een man ontmoette die “de woensdagvriend” werd.

Johan, dertien jaar ouder, intelligent, met normen en waarden, veel geduld en begrip waardoor hij voor mij de volmaakte minnaar werd. We waren aan elkaar gewaagd en beiden vrij…

Alhoewel…het trauma van het kind zat nog steeds in mij en na wat miscommunicatie werd onze “relatie” wekelijks een dag met elkaar doorbrengen. Meer was ondoenlijk en zelfs een weekend bleek te lang.

We noemden de woensdag “huisje, boompje, beestje dag” en heeft 25 jaar geduurd. Daarna kwam een periode van vijf jaar dagelijks laat in de avond telefonisch contact en is nog steeds zo…

Het was/is wederzijds de grote liefde… in een vorm die we beiden aankonden… Het bewijst dat je niet samen hoeft te wonen om intens van elkaar te houden…

Met open kaart!

Bevoorradingsschip Hare Majesteit de Poolster was onderweg naar haar thuishaven in Den Helder. Aan boord mijn verloofde Hans M. Telefoongesprekken waren niet mogelijk. Alleen in noodgeval was hij te bereiken via het telefoonnummer van de marine.

We schreven brieven en de post kwam niet eens regelmatig. Die werd doorgestuurd vanaf een haven in Frankrijk of Denemarken, de landen waar ze meestal aanlegden. Per brief wilde ik Hansje niet inlichten over mijn “vreemdgaan”. Zoiets doe je persoonlijk.

Toen hij eindelijk met verlof kwam ben ik op tijd naar zijn ouders in Limburg gereisd. We moesten maar eens praten!

Er heerste een vreemde stemming bij “huize M.” Er waren wat kaarten binnengekomen geadresseerd aan Hans van een zekere Ayleen uit Denemarken. Er stonden ook wat kruisjes op. De ouders van Hans vonden het schandalig! Hans was immers verloofd met mij. Ik zag er de humor wel van in. Hij “vreemd” en ik “vreemd”. Tijd voor een goed gesprek.

Hans vertelde dat hij het meisje Ayleen had leren kennen bij het “passagieren” in een haven in Denemarken. Er werd gedanst en later op de avond was er wat gezoend en gestreeld. Het stelde niet zoveel voor. Er waren nog wat afspraakjes geweest tot de reis weer verder was gegaan. Het deed me niet veel, ik gunde hem zijn ontdekkingstocht.

Als een “grote zus” hoorde ik zijn verhaal aan waarna ik aan hem mijn verhaal heb vertelt. Hans werd daar ook niet warm of koud van en namen we onze relatie nog eens onder de loep. Je zou verwachten dat het nu wel uit zou raken. Maar dat was niet zo. Hans moest er niet aan denken weer alleen te zijn, hij had grote steun aan mij.

Na rijp beraad besloten we bij onze afspraak te blijven. Vrienden blijven en gaan samenwonen. Trouwen hoefde niet van ons. Desnoods maar doen alsof… omdat mijn ouders “samenwonen” of alleen op kamers wonen niet accepteerden. Ons doel was als studenten in een studentenhuis samen leven... Dat daar een huwelijkscontract bij hoorde moest dan maar en kozen we voor de weg van de minste weerstand.

Alle vaste lasten samen delen en ieder de helft van de huishoud pot. We verheugden ons op een eigen flatje met voor ieder een eigen slaapkamer. Dat leek ons het beste voor als er nieuwe partners aan de horizon verschenen.

De rest van de ruimte zou gemeenschappelijk zijn. Familie hoefde niet te weten op welke manier we samen leefden.

Van tijd tot tijd kwam bij mij de twijfel. Misschien was het beter te wachten tot ik meerderjarig zou zijn en alleen gaan wonen. Hans was het daar niet mee eens. Op de “ware” wachten duurde misschien nog jaren en hadden we ondertussen wel als vrienden een fijn leven samen. Beiden hadden we meer dan genoeg van het “ouderlijk huis.” Hij zeker nu hij in dienst was geweest.

Dus gingen we in ondertrouw. Hij voelde zo veilig als huisgenoot, door zijn gewilligheid en zijn gezelligheid. Hij was een echte goedzak, er zat geen greintje kwaad in.

Getrouwde mannen kregen maandelijks een kostwinnersvergoeding bij de marine. Dat liep lekker op dus trouwden we voor de wet in Eindhoven. Het leek wel om een ander stel te gaan. Alsof er een verwisseling had plaatsgevonden.

 Was ik dat? Waren wij dat? Daar stonden we dan op het plein voor het stadhuis. Hans in een tweedelig kostuum en ik in een pakje. Een wit jasje afgezet met een ruiten randje. Het plooirokje was van dezelfde ruit. Een gewone doordeweekse dag. De wederzijdse ouders erbij en een ambtenaar die maar bleef zeuren over de liefde…Na afloop werd er koffiegedronken bij mijn ouders thuis, waar de ouders van Hans een rondleiding kregen door “het kasteel.”

Prijzen van de vol eikenhouten deuren werden genoemd en de marmeren plavuizen geprezen die de wollen vloerbedekking alweer hadden vervangen. De wederzijdse ouders hadden niets met elkaar. Ach, voor ons was het alweer een stapje verder naar de vrijheid. Daar ging het immers om. Daar deden we het voor. Je moest er iets voor overhebben.

Hans ging weer naar zijn schip en ik werkte verder bij Philips in mijn geliefde personeelskantine. Samenwonen deed je in die tijd pas als het huwelijk kerkelijk was ingezegend. Dus zou moeder nog een tijd mijn salaris binnen harken. Nu maar zien dat we een woning kregen in Stein of Elsloo in Limburg. Ik wilde weg uit Eindhoven dat vol herinneringen was. Misschien kon ik dan verder met mijn leven

Het spel dat “huwelijk” heet.

Als ik maar even vrij kon krijgen was ik bij het woningbureau. Mijn doel was zien dat we op de urgentielijst kwamen. Na een “dramatisch” gesprek met een wethouder lukte het een flatje toegewezen te krijgen in de Stadhouderlaan in Stein. Gelukt! Eindelijk de vrijheid in zicht.

De inrichting werd besproken en het geld geteld. De gezamenlijke pot was ongeveer achtduizend gulden. Jan van zijn kostwinnersvergoeding en ik van mijn bijbaan. Genoeg om meubels te kopen, vloerbedekking, een gasfornuis en een koelkast. Er waren al wat pannen en serviesgoed. Ook was er een sobere linnenuitzet. Daar zaten wat zelf gehaakte washandjes bij en een setje voor op de plee.

Van tante Mien uit Loon 12 badhanddoeken die ze gespaard had van de zegeltjes. Alleen heb ik tante Mien nooit kunnen bedanken omdat moeder had gedaan of de handdoeken van haar waren. Veel later ben ik daar nog achter gekomen.

Hans bezat een stereo-installatie en een hoop platen. Zijn bed mocht hij ook meenemen. Wat een mazzel, het was een twijfelaar. Die paste  mooi op mijn kamer.

Hans gaf al zijn geld aan mij. Hij moest weer aan boord. Ik moest maar kopen wat me goed leek. Naar zijn mening hoefde hij daar niet bij te zijn.

Het was aan me toevertrouwd! Al die winkels aflopen om te kijken wat er in mijn huis, eh… ons huis zou komen. De prijzen vergelijken en onderhandelen. Alle meubels werden in een en dezelfde zaak in Sittard gekocht. Ik hoefde niet het nieuwste van het nieuwste. De aanbiedingen deden het ook. Alles bij een zaak kopen wist ik; dan kreeg je de hoogste korting.

Een donkere eikenhouten eethoek en eenzelfde soort bankstel met groene stoffen bekleding is het geworden. In die tijd waren er megagrote wandmeubels. Supergrote kasten van spaanplaat (gefineerd eiken) die een hele wand innamen. De verkoper deed er gratis een persje bij voor op tafel en een minisetje van eikenhout. Ik rekende als een meikever en kocht goedkope “slaapkamerkwaliteit” vloerbedekking voor de hele flat, met uitzondering van de keuken.

Daar lag een restje novilon. Dat heb ik zelf nog gelegd met een veel te scherp stanleymes. Er was zelfs geld voor een TV. Die kreeg ik met korting met mijn personeelskaart van Philips.

Er kon zelfs een “echtelijke” slaapkamer af. Daar zou Hans in slapen. Het bed van Hans thuis werd in de logeerkamer gezet. De logeerkamer zou mijn domein worden. Helemaal voor mij alleen! Geen zus meer naast me. Hoera! Nooit meer panty’s en toiletspullen hoeven te verstoppen, omdat alles werd “gejat” uit pure nood.

Ik kocht een beeldig kastje met enkele open vakken voor in mijn slaapkamer, waar mijn potjes en flaconnetjes werden uitgestald. Een mooie sprei op het bed, hetzelfde stofje als de gordijnen, ik had ze zelf gemaakt.  Geborduurde Chinese muiltjes onder de stoel, gewoon voor de sier. Met mijn lompe voeten kon ik daar niet eens in.

Ergens onderin de muurkast lagen mijn “oma pantoffels” met bontkraag en pompoen voor koude dagen. In de muurkast kwamen mijn kleren en er kwam een nachtkastje met een lampje erop met een eigen gehaakt kapje. Tot diep in de nacht zou ik boeken kunnen lezen met een doos bonbons erbij als ik wilde. Of een berg chocoladerepen.

Niemand die zou roepen dat het licht uit moest. Een pot koffie erbij en de verwarming hoog. De bonte overgordijntjes met een wazig romantisch dessin sloten zo veilig voor de deur naar een piepklein balkonnetje. Het was mijn eigen paradijsje. Een verlate meisjes- en studentenkamer tegelijk. Zoals ik me altijd al wenste. Ha, ik had het eindelijk voor elkaar. De vrijheid in zicht!

Steeds weer maakte ik nieuwe kussentjes van restlapjes in bijpassende kleuren. Het hele bed lag er vol mee. De rest van de flat zou ik er nog door vergeten. De meeste tijd zat ik maar op dat bed van mijn meisjeskamer te dromen. Geen moment erbij stilstaande dat de “logeerkamer” wel erg veel aandacht kreeg in de ogen van de familie.

En de keuken? Mijn schoonmoeder was van mening dat de keuken voor een huisvrouw tot in de puntjes moest zijn. Oké, de keuken. Er kwam een knalrood tafeltje met twee stoelen. Voor het raam een rood-wit geblokt gordijn met opneembanden met koperen ringen en haken aan de muur. Van dezelfde stof een tafelkleedje.

Een Keulse bloempot met een cyclaam op de vensterbank. Uren en dagen was ik op pad om “gezelligheid” te kopen. Woekerend met mijn beperkt budget. Absoluut onmisbaar was volgens mij een plastic nagelborsteltje in de vorm van een varken. Ik kocht een viskom met visjes die nog namen moesten krijgen. “Jut en Jul” leek me wel aardig.

Een fruitmand op tafel met opgewreven rode appels. Gewoon “zonde” om die op te eten. Mijn blinkende BK pannen op het pannenrek. Plakhaakjes in de vorm van beestjes op de tegels voor de handdoek en de theedoek. De pannenlappen die ik nooit zou gebruiken naast een ovenwant. Wat een weelde!

Ik zou er Hans nog door vergeten….. Zijn slaapkamer was maar een sobere bedoening. Een tweepersoonsbed met een ombouw en een vierdeurs kleerkast in groen/beige. Daar gingen zijn kleren in en de linnenuitzet. Zijn eigen kamer kon hij beter zelf “aankleden.” Hij moest daar maar wat eigen persoonlijke spulletjes bijzetten als hij weer aan wal kwam.

Wanneer kwam hij eigenlijk weer aan wal?

 De bruid in het wit.

Het huwelijk werd aangekondigd in het kerkblaadje. Was het maar voorbij! Wat zag ik ertegenop. Hans en ik wilden het zo sober mogelijk houden. Voor ons had het kerkelijk huwelijk niet gehoeven. Alsof ons toneelstukje daardoor minder erg zou lijken. Het ging met ons op de loop. Het liep totaal uit de hand. We hadden er niets meer over te zeggen. Iedereen bemoeide zich ermee.

Mijn moeder die weer eens de “rijke moeder van de bruid” wilde uithangen, had een tweedehands bruidsjurk op de kop getikt. Hij paste van geen kant. Het was een rot jurk! Glanzend wit satijn met veel grove kant en weer eens was de boven wijdte te groot Een jurk in A-lijn zou me beter hebben gestaan. Er zou een paar sokken in het bovenlijfje moeten. Het leek te veel op een echte bruiloft… Het was een echte bruiloft. Ik werd er doodzenuwachtig van.

Mijn schoonmoeder was het helemaal met de keus van de jurk eens. Die wilde een maagdelijke bruid in het wit voor haar oudste zoon. Nou maagd… dat was ik als kind al niet meer na die verkrachting. Moest ik dat zeggen soms? Daarbij was de bruid  ook nog vreemd gegaan…en de bruidegom was ook niet helemaal zuiver. Wat voelde ik me gemeen. Ik werd er beroerd van. Dat kwam er nu van als je niet op kamers wonen mocht en meende een toneelspel op te moeten voeren.

Tijdens de huwelijksmis speelde mijn vriendin Nelleke op haar gitaar mijn lievelingsmelodie “What a wonderfull world”. Toen was het me allemaal even teveel geweest en vielen wat tranen. De bruid die huilde van “geluk”. Ze moesten eens weten.

Na afloop van de huwelijksmis werd rijst gestrooid bij de kerkdeur terwijl de gedachte door me heen ging: “Dit is zonde”. Doodzonde! In het aangezicht van God trouwen met mijn beste vriend die voelt als een broertje en denken aan een ander.

Hans had er helemaal geen moeite mee. Die lachte zich kapot. Al die enveloppen met geld. En nooit meer zijn kamer hoeven te delen met die vervelende broer van hem.

Het flatje en de inrichting. Hans was er helemaal weg van geweest toen hij het resultaat zag. We gingen er komende nacht voor het eerst slapen. Wat verheugde ik me daarop. Eindelijk de vrijheid!!

Maar eerst het bruiloftsfeest nog nadat er een fotoreportage was gemaakt in het kasteelpark in Elsloo. In de feestzaal werd de bruidstaart aangesneden en de receptie begon met aan kop alle collega’s van Hans van het confectieatelier. Het bedrijf waarnaar hij terug zou gaan als zijn diensttijd voorbij zou zijn. Dat was zeer binnenkort. Hans verheugde zich op de flauwekul met zijn collega’s. Wat was hij nog een kind. Wie wilde nou zijn leven slijten als broekenperser in een confectieatelier?

Nou ja, het was zijn zaak. Als hij maar gelukkig was… mijn klein broertje.

Ook mijn collega’s uit Eindhoven de koks waren gekomen met de nieuwe chef-kok Jan M. Deze dag zou ook voorbijgaan. Het was de rekening die we moesten betalen. Vanavond zouden we vrij zijn! Nooit meer de ellende van het ouderlijk huis hoeven te verdragen. Gewoon uren aftellen naar de vrijheid…

Mijn sollicitaties van de afgelopen weken waren succesvol geweest. Komende week zou mijn nieuwe baan beginnen in het hoofdkantoor van Chas Mackintosh. Met mijn diploma werd ik serveerster bij de directie. Hetzelfde bedrijf waar Hans op de productieafdeling aan de haven broeken perste.

Er was al een rondleiding geweest toen ik aangenomen was.. Vanuit de pantry werd koffie en thee rondgebracht langs de kantoren. Heel klein en amateuristisch allemaal.

Er was geen keuken waar gekookt kon worden. Als gasten van buitenaf bleven lunchen werden gerechten besteld bij Rotisserie De Lijster van Sjo Feron in Geleen. Er werkten al twee serveersters, ik zou de derde worden. Degene met de vakopleiding. Volgens mijn toekomstige baas kon het veel professioneler. Dat had ik wel gezien tijdens de rondleiding en de kennismaking. Bedrijfskleding was er niet. Iedereen had zijn eigen stijl van kleding. Daar was niets mis mee. Wel zou het een verbetering zijn als iedereen een serveersterschortje zou dragen volgens mij, of een naamplaatje met catering erop. Ik verheugde me op de reorganisatie…

Maar eerst een paar dagen vrij en genieten van het flatje. De huwelijksnacht brachten we door met enveloppen openen en geld tellen. Gezellig samen in pyjama op het grote bed in de echtelijke slaapkamer. Doodmoe zijn we naast elkaar in slaap gevallen, uiteraard zonder echte huwelijksnacht. Dat deed je als broer en zus niet. De dag na het huwelijk is de bruidsjurk in een hoekje achterin de kast verdwenen. Die zou naar Loon op Zand gaan. Een nichtje van me ging trouwen en er was haast bij begreep ik.  

Ook een reden voor een huwelijk. Nou, ze mocht die rot jurk houden, helemaal voor niets. Ik hoefde hem niet terug. Volgens mijn schoonmoeder was het prachtige stof voor een doopjurkje, als er een baby zou komen. Nou er kwam geen baby! Ik moest er niet aan denken. Weg met die jurk!

Ik ging boodschappen doen. Biefstuk halen, verse groente en bergen fruit. Een goed kookboek was ook op zijn plaats. Wat hadden we het goed! Een fles witte wijn in de koelkast en een fles vieux in de bar van de kamerkast voor de “cola tic”. En Hans zijn kratje bier… Leve ons “studentenhuis.”

Komend weekend zou ik de oven eens uitproberen. Een mokkataart leek me zalig en een goed boek vol romantiek over een prins op een wit paard, “ waar ik bij weg kon dromen. En ze leefden nog lang en gelukkig”…..

De buitenwereld.

Wat een heerlijke tijd hadden Hans en ik. We genoten met volle teugen van onze vrijheid. Nooit hadden we ruzie. Elke dag, na ons werk, bespraken we bij een glaasje wijn en hij zijn biertje wat ons zoal bezighield. Koken werd weldra een hobby waar ik veel vrijetijd in stak. Ik bakte zelf brood van zuurdesem en alle soorten gebak. Terwijl Hans de stofzuiger hanteerde, de was aanzette of boodschappen deed. Samen deden we in een handomdraai wat er zoal gedaan moest worden. Ieder hield zijn eigen kamer bij. Soms lagen we samen te kletsen in zijn bed (groter dan het mijne) met onze kleren aan, onder het dekbed als we het koud hadden. Geen geheimen, maar ook geen seks. We raakten niet opgewonden van elkaar.

We hadden een bordje met de tekst “NIET STOREN”. Het bordje werd aan de deurklink gehangen van onze eigen kamer als we privacy wilden. Daar hielden we ons aan. Wilde een van ons met iemand op stap dan kookte de ander alleen voor zichzelf. We werden op den duur wat laks in het “geheimhouden” van onze leefwijze. Mijn schoonmoeder zag wel eens een open deur van mijn kamer en een (nog) niet opgemaakt bed. Ze vroeg wel eens of we een logee of ruzie hadden, of ons huwelijk wel een succes was. Het was een gigantisch succes! Het bracht ons de vrijheid die we gewild hadden. Maar dat vertelde ik maar niet.

Hans ging regelmatig met vrienden op stap in België. Eerst naar een bioscoop en daarna wat drinken. Dan werd het zeer laat. Allemaal vrijgezelle jongens onder elkaar. Inmiddels was mijn vervolgopleiding horeca in de avonduren gestart. Na de les ging ik wel eens wat drinken met de medecursisten. Nelleke, mijn vriendin, was ook weer in beeld. Samen met haar zussen gingen we regelmatig dansen bij het “Klaverblad” in Geleen op de rijksweg.

Het was een druk en geweldig leven waar de gezapige buitenwereld grote moeite mee had. We gingen ieder onze eigen weg en genoot Hans mee van de gezelligheid van mijn vriendinnen die veel binnenliepen.  

 We gaven thuis wel eens een feestje, altijd met de jaarwisseling of als een van ons twee jarig was. Dan kwam familie van beide kant en altijd wel een zus uit Eindhoven, maar nooit mijn moeder. Die werd gewoon niet uitgenodigd. Ik wilde haar voorlopig niet meer zien. Jammer dat mijn vader daardoor ook niet op verjaardagen verscheen. Hem miste ik wel het meest.

Mijn zussen schreven brieven hoe het zo ging en probeerden ook thuis weg te komen. Ze waren altijd welkom voor goede raad of opvang. Ik heb eens een zus aan de after morning pil geholpen via een weekenddienst. Ze wisten dat ze altijd bij me terecht konden…

Een van de tweeling was uit huis gezet omdat hij verkering kreeg met een meisje dat moeder niet aanstond. Ik heb bergen linnengoed voor hen gekocht zodat de uitzet sneller bij elkaar kwam en ze konden trouwen.

Mijn vader kwam wel eens koffiedrinken als hij in de buurt was. Kijken hoe het zo ging met “vaders knechtje.” Heerlijke momenten waren dat. Hij deed dan steevast de groeten van moeder, als ze die al gegeven had, kreeg ze die niet terug. Ze wilde dat ik “thuis” bleef komen voor de buurt…voor buurvrouw dit en dat…

Mijn heerlijke ‘getrouwde” leven. Het was de hemel op aarde. Wat voor Hans en mij “gewoon” was geworden, daar hadden zijn ouders wel moeite mee. Ze woonden in hetzelfde dorp. Eigenlijk veel te dichtbij. Dan hoor je wel eens wat. Ik werd gezien bij dancing het “Klaverblad” terwijl ik close met een andere man danste. Dat zou best kunnen. Soms probeerde ik bij iemand het “Fredgevoel” te krijgen als ik een cola tic teveel op had. Helaas tevergeefs en had nooit een vervolg.

Hans was bij het Klaverblad nergens te zien geweest. Nee, die zat in het weekend meestal in België om uit te vinden wat zijn geaardheid was. Wat die daar deed zag geen mens van het dorp.

Ze zagen wel een “getrouwde” vrouw alleen in een dancing met vriendinnen, dat deed de ronde. Dat die vrouw zo “getrouwd” niet was dat wist niemand. Aan onze blauwe hemel van vrijheid kwamen weldra donkere wolken opzetten.

De afrekening!

Door de sociale controle in het dorp, werd ik goed in de gaten gehouden. Als ik me al bewust was van de spiedende blikken, ik lag er niet wakker van. In het kader van mijn vervolg horeca opleiding werkte ik enkele avonden per week in een driesterrenrestaurant in Geleen op de rijksweg. Jawel Rotisserie De Lijster van Sjo Feron.

Wat ik in de toekomst zou gaan doen hing af van wat me beter zou bevallen op den duur. De bedrijfscatering of de horeca. Mijn leven was druk en vol met werken, studie en aanloop…

Hans voelde zich daar prima bij met altijd wel iemand die op bezoek kwam. Zelf bleef hij hangen in zijn kleine wereld van het confectieatelier. Dat moest hij weten. Dat was zijn goed recht. Hij was een meeloper zonder eigen initiatief.

Door mijn dubbele baan stegen mijn inkomsten maar ook mijn uitgaven. Tijdens mijn werk bij “De Lijster” was ik gekleed in het zwart, dat hoorde bij de stijl van het huis en de entourage. Door een goede kapper liet ik een “pijpenkrul”-permanent zetten in mijn stijle haar. Dat was modern in die tijd.

Mijn eeuwige brilletjes waren al een tijdje geleden contactlenzen geworden. Pas in opkomst en geweldig duur.

Mijn start bij Chas Mackintosh was heel moeizaam verlopen en had veel frustratie gebracht. Achteraf gezien heel terecht en forceerde ik een gezamenlijke werkbespreking met onze leidinggevende die aangaf  dat er veranderingen zouden komen. Daarvoor was een gediplomeerde kracht (ik dus) aangenomen. Hij was alleen “vergeten” de dames in te lichten de lafbek…Waarvoor was hij eigenlijk leidinggevend?

En zo leerde ik dat het op de lange duur met veel geduld na een valse start ook wel lukt.

Waarom waren het altijd mannen die zo laks met hun (vrouwelijke) collega’s omgingen?

We wenden aan elkaar. Nicky, Marlies en Annemiek. Grotere verschillen waren er niet mogelijk. Nicky was klein, donker en fel met een doorrookte stem die helemaal niet paste bij haar frêle verschijning.

Marlies was lang, smal en van nature hoogblond. Ik maakte het stel compleet. Uiteindelijk kregen we alle drie zeggenschap over de geplande verbeteringen. Dat kwam de sfeer ten goede.

Er kwam nieuw serviesgoed en kunststof dienbladen. Roestvrijstalen thermoskannen voor koffie en thee. Verpakte suiker en cupjes koffiemelk.

Er kwam een weekplanning op een memobord. Een geplande vergadering of lunch moest ruim van tevoren in de pantry bekend zijn.

Er kwam een bordje op de pantry met Verboden Toegang.

Het moeilijkste was minder opvallende kleding erdoor krijgen. Geen decolleté, wel shirtjes of bloesjes met korte mouwen, geen korte broekjes of te korte rokjes. Een naamplaatje met catering en de naam erop. Sjaaltjes heb ik er niet door gekregen helaas.

Na verloop van tijd liep alles op rolletjes. Ik leerde de mensen kennen die er werkten en zij mij.

Nog steeds miste ik Fred die toch ook een mentor voor me was geweest. Er was geen liefde in mijn leven. Maar wel veel vriendschap en tevreden geluk. Een mens kan niet alles hebben.

Mijn leven bleef boeiend; leergierig en nieuwsgierig van aard moest alles wat op mijn pad kwam onderzocht worden. Er was een “ontwerper” bij het bedrijf die besliste welke kleding in de productie zou gaan. Altijd hingen er rekken met kleding in zijn kantoor/werkplaats en overal lagen stalen stof.

Een spannende plek en meneer bekeek me wel eens als ik de koffie bracht. Hij keek natuurlijk met vakkennis naar een vrouwen lijf...

Annemiek met de Rubens maten…..volgens de ontwerper was ik een voorbeeld hoe mooi een vrouw met een maatje meer kon zijn. Als hij een model nodig had om even iets te passen? Mocht hij me dan roepen? Daar was ik helemaal voor “in.” Wat een compliment! Ik zou nog naast mijn schoenen gaan lopen.

Alweer wat nieuws in mijn leven. Marlies en Nicky keken elkaar eens aan, bij dit nieuwtje. Misschien waren ze jaloers? Uiteindelijk bekenden ze schoorvoetend ook al eens in die val te zijn gelopen. De “ontwerper” stond niet goed bekend. 

Ach… was hij iemand met losse handjes! En ik maar geloven hoe mooi een Rubens vrouw kan zijn! Ja, ja! Nooit werd er iets van gezegd natuurlijk. Zo kon hij jarenlang zijn gang gaan. Nou daar zou ik eens wat aan gaan doen.

Hij zou nog eens spijt krijgen ooit die Rubens vrouw te hebben leren kennen.  “Annemiek, wil je even wat bloesjes showen?” Tijdens mijn ronde met koffie langs de kantoren sprak de ontwerper me aan. “Een momentje, ik kom zo”. Een rustige ochtend daar had hij natuurlijk op gewacht. Even krijgsraad met Nicky en Marlies. Als ik te lang weg zou blijven moesten ze maar eens een kijkje komen nemen en brutaal binnen lopen met de boodschap dat er telefoon voor me was.

Ha… ik was er klaar voor. De ontwerper wees me een kamerscherm waar een stoel stond en een grote spiegel hing. Zoiets als een paskamer.

Mijn bloesje ging uit en het “modelbloesje” aan. Niets aan de hand. Hij bekeek met kennersblik mijn lichaamsbouw. “Maat 44 heb je hè?” “Naar beneden iets meer”. “Daarom draag je altijd tweedelig”. Hij vond me gespierd vrouwelijk, vertelde hij. Dat kon…ik deed inmiddels aan bodybuilding.

Veel pigment. Een herfsttype. Voorouders met buitenlands bloed misschien? Ik zou het niet weten met wie oma vreemd was gegaan. Hij wist welke kleuren me het beste stonden.  Olijfgroen bij die groenbruine ogen was zijn mening. Warme aardkleuren en steenrood. Nou dat wist ik ondertussen ook wel. Hij wilde me graag tips geven om mijn maatverschil te camoufleren…..

Ik zou er haast nog ingelopen zijn zo boeiend was zijn verhaal en deed ik passant nog tips op.

Er kwam een kleurige oosterse lap aan te pas die hij om mijn blote schouders drapeerde. De bandjes van mijn behaatje werden omlaag geschoven. “Kijk eens in de spiegel hoe mooi je bent met blote schouders,” klonk zijn stem.

Terwijl hij achter mij stond schikte hij de lap in plooien. Er kwam steeds meer huid bloot terwijl ik zijn erectie tegen mijn billen voelde.

Met een glimlach beantwoordde ik zijn blik in de spiegel. Even mocht hij nog genieten van zijn triomf. Het maakte hem onvoorzichtig en onoplettend.

En terwijl hij voorover gebogen nieuwe stofjes zocht (en bedacht hoe verder te gaan) schoof ik de BH bandjes weer omhoog en viel hem van achter aan. Een trap van mijn “gespierde vrouwelijkheid” was genoeg. Hij vloog dwars over een tafel. In de wirwar van bureaustoel en prullenbak trapte ik nog eens en nog eens op hem in.  Zoals ik als kind Koen had moeten trappen…

Eens kijken of hij nog graaien wilde en kon. Terwijl zijn armen beschermend om zijn hoofd lagen, klonken in mijn hoofd de paukenslagen van ouverture 1812.

De verkrachting uit mijn kindertijd. Ik zat er weer helemaal middenin en trapte door! Kapot moest hij! Misschien was hij wel doodgetrapt als het allemaal niet zo’n kabaal had gemaakt.

De deur vloog open en er verschenen wat mensen in de deuropening. Verschrikte, verbijsterende blikken waarlangs ik in mijn behaatje de gang ben ingelopen.

Aangekomen in de pantry kwamen de tranen vanzelf!  En terwijl we met een kopje koffie bij kwamen van alle commotie, dacht ik met genoegen aan mijn “afrekening.” Ricky en Marlies waren er stil van en hebben mijn bloesje nog gehaald.

Er volgde een gesprek met personeelszaken. Ik overwoog een aanklacht in te dienen voor aanranding. Daar waren ze niet blij mee… Ze wilden liever geen publiciteit. De “arme” man was getrouwd, nou ik ook… (maar eh niet echt.) Zijn naam was naar de knoppen, teveel toeschouwers waren getuige geweest en de ontwerper werd overgeplaatst naar een kantoor aan de haven. Eigenlijk te dichtbij en het dorp was klein. Elk mens verdient een tweede kans nietwaar? Daar was ik het helemaal mee eens…Hopelijk heeft de sukkel geleerd…al weten we allemaal dat een vos wel zijn haren verliest maar niet zijn streken.

Huwelijksplichten 

Aan mijn blauwe hemel van geluk waren donkere wolken verschenen. Haast ongemerkt was dat gebeurd. Opeens was me iets vreemds opgevallen. De vele bezoekjes van mijn vader en mijn schoonouders. Op de vreemdste tijden stonden ze aan de deur. Keken argwanend rond alsof ze iets of iemand zochten. Het was me niet ontgaan. De vele vragen over onze weekendinvulling. Hun bemoeienis begon me behoorlijk te irriteren. Vooral de verdrietige en beschuldigende blikken van mijn schoonmoeder. Oh…..ik begreep het allemaal wel.

Het klassieke soort huwelijk voor Hans en mij waren bij haar in gedachten. Nog steeds geen baby’tje in aantocht. Nou, dat waren onze zaken. Daar had niemand iets mee te maken. En terwijl de irritatie bij mij groeide vroeg mijn schoonmoeder of ik eens langs wilde komen. Ze wilde met me praten….. Nou dat kon. Het was als vanouds, de gezellige eenvoud van de keuken. De geur van koffie die met de hand werd opgeschonken door het filtertje in de thermoskan. Terwijl ik aan de formica keukentafel zat, met het besef dat er vele gelukkige momenten aan die tafel waren doorgebracht.

De bergen aardappels die we schilden op zondagavond tijdens de verkeringstijd. De frites pan op het vuur. Het snijden en voorbakken, soms een emmer vol. Voor zes personen. Af en toe kwamen de buren op de geur af en bakten we gewoon door. Aardappels genoeg. Die kostten niet veel.

Gezelligheid kende geen tijd. Mijn schoonmoeder was meer moeder voor me dan mijn eigen moeder. Het besef dat ze verdrietig was om Hans en mij zat me dwars en gaf me een schuldgevoel. Daar hadden we niet bij stilgestaan.

Terwijl mijn schoonvader erbij kwam zitten werd de koffie ingeschonken, de deur naar de kamer gesloten. Ik voelde me alsof ik “op het matje” werd geroepen. En dat was ook zo! Hij deed het woord met een verbeten gezicht, terwijl zij huilde. “Waarom Hans en ik apart sliepen? Waarom ik alleen uitging in Geleen? Was er iemand anders? Ik was gezien terwijl ik met vriendinnen was en met andere mannen danste.

Met stemverheffing sprak hij alsof hij een klein kind ter verantwoording riep. Nou, dat kon ik ook, op die toon. “Ja, ik ging uit met Nelleke en haar zussen en troffen vrienden.” Nee! Ik had niemand anders, ook niet op het oog. En hoe wij ons huwelijk invulden was een zaak tussen Hans en mij!!

De afspraken die wij daarover hadden gemaakt ging niemand iets aan. Ik vroeg toch ook niet hoe hun huwelijk was? Of we van elkaar hielden en op welke manier, moesten we daar ook nog verantwoording over afleggen? Er was zelfs door mijn schoonouders overleg met mijn ouders geweest, hoorde ik. Buiten me om nota bene…en waar was Hans? Hoefde hij niet op het matje te komen?

Boos was ik, laaiend. Maar ook verdrietig met het besef hoeveel pijn ik hen deed. Dat was nooit mijn bedoeling geweest. Dat hadden ze niet verdiend. We hadden niet stil gestaan bij het feit dat de buitenwereld, in het bijzonder de schoonfamilie, zo gekwetst zou zijn door ons “nephuwelijk”. Geen moment was daaraan gedacht. Hans en ik moesten maar eens overleggen wat ons te doen stond.

Hans en Annemiek.

Hans en ik besloten verder geen verantwoording af te leggen over onze relatie. Toch bleef het me irriteren. Ik werd merkbaar in de gaten gehouden en als “slecht” bestempeld. Ik was “op het matje” geroepen waar Hans niet bij was. Waarom eigenlijk niet?

Hij was schijnbaar niet “slecht”. Over zijn rol was tijdens het gesprek helemaal niet gesproken. Ze wisten niet eens waar hij in de weekenden was. Daar werd niet naar gevraagd. Moest dan alleen een vrouw verantwoording afleggen en kon een man maar aanrotzooien? Wat hij deed daar allemaal in België met die vrijgezellen? Mij maakte het niet uit maar waren zij daar nooit achteraan gegaan?

Enige tijd later werd ook Hans ondervraagd. Hij heeft toen alles verteld. Dat we geen seks hadden en samen woonden als twee vrienden. Dat er geen baby’tje zou komen. Toen was het hek van de dam. Ik weet niet op welke manier Hans het verteld heeft. Ik kan me er iets bij voorstellen. Hij heeft ze natuurlijk naar de mond gepraat…

 In ieder geval werd mij aan het verstand gebracht dat er huwelijksplichten waren. We waren immers getrouwd. Ik moest Hans “zijn gang laten gaan”, werd me verteld. “Nou daar kwam toch niets van, ” was mijn antwoord. Dat soort relatie was er niet tussen ons. Ze waren verbijsterd en geschokt! Er moest een oplossing komen…..

En terwijl Hans en ik de humor er wel van inzagen en tot de orde van de dag overgingen werd ons wel en wee van alle kanten besproken. Schoonmoeder was naar de huisarts geweest en het advies was:  “Hans en ik moesten maar eens naar de Rutgerstichting of de N.V.S.H.” Nou dan deden we dat toch! Had ik geen moeite mee.

Eens kijken wat die te vertellen hadden. Wel interessant om eens heen te gaan. Voor mij hoefde het niet. Ik wist wel wat ik weten moest. Maar voor Hans zou het misschien meer duidelijkheid brengen. We maakten een afspraak en gingen lacherig op weg.

De meneer, waarbij we op spreekuur gingen, noemde zich een “seksuoloog”, wat dat ook betekenen mocht. Er werden veel vragen aan ons gesteld en hij vond ons “nephuwelijk” wel kluchtig.

Volgens hem werd het nooit iets. Tenminste niet tussen ons als man en vrouw met de zogenaamde “huwelijksplichten”. Ik zou me als een kindvrouwtje moeten opstellen volgend de seksuoloog en dat leek hem (en mij) een onmogelijke opgave.

We waren meer broer en zus dan geliefden, nou dat wist ik al tijden. Hadden we daar moeite mee? Nee! De familie wel… Hoeveel mensen zijn eeuwenlang om verstandelijke reden getrouwd. Om de stand of een boerderij…een stuk grond en ook velen om thuis weg te komen leek me…

Wat Hans en ik als heel eenvoudig ervaarden werd door inmenging van familie en de buitenwereld grote stress.

Mijn ouders werden regelmatig op de hoogte gehouden door de ouders van Hans en Hans werd overspoeld met goede raad door zijn ouders. Hij kletste dan maar mee.

Er was een vrouwtje op zijn werk met een kindje. Was dat niet iets voor hem? Hans raakte zo onder de invloed van zijn ouders dat er een verwijdering tussen hem en mij ontstond. Het weekendontbijt sloeg hij voortaan over. Dan ging hij naar zijn moeder. Daar was het vrouwtje met het kindje op zaterdagochtend.

Hij was als een kameleon en paste zich aan, aan degene met wie hij omging. Wat zijn eigen kleur was, daar kwam geen mens achter! Het vrouwtje was heel aardig toen ze op bezoek kwam bij Hans. Ze zag het helemaal zitten. Ze woonde nog bij haar ouders, iets dat uiteraard niet beviel. En terwijl Hans vertelde dat we ieder een eigen kamer hadden, keek zij met goedkeuring naar het meubilair. Ze zag zichzelf al zitten op het bankstel. Mijn kamer zou als kinderkamer kunnen dienen voor haar kindje. Ik zag wel wat ze dacht.

Niet veel later voelde ik me regelmatig te gast in mijn eigen huis opgesloten in mijn kamer, terwijl het kind rondrende in de gemeenschappelijke ruimtes en “het vrouwtje” het gasfornuis uitprobeerde. Al gunde ik hen het groeiend geluk, erbij zijn was net iets teveel… Hij dacht wel dat hij van haar hield en zijn moeder dacht dat ook. De families kenden elkaar en het kindje was helemaal weg van de nieuwe oma en iedereen leek gelukkig!

Als “sterkere” heb ik het initiatief genomen, een flatje gezocht en de echtscheiding gestart. Ook daar begreep geen mens iets van.

We zijn maar een keer bij de rechtbank in Maastricht geweest en zijn we nog op het Vrijthof koffie gaan drinken met gebak. De goede afloop vierend…

Nu was het wachten op mijn flatje. Hans en zijn vriendin mochten van mij alle meubels wel hebben. Een goede start voor het stel. Ik nam mijn persoonlijke bezittingen, wat serviesgoed en bestek mee. Mijn dekbed en wat linnengoed plus mijn cyclaam in de Keulse pot. 

Een nieuwe bladzijde…

Tweeëntwintig jaar en gescheiden van iets dat nooit een huwelijk was geweest. Een nieuwe periode brak aan in mijn eigen flatje. Drie hoog op de hoek van een groot kruispunt tegenover een winkelcentrum. Ik besefte dat ik de flat zo snel kreeg omdat er weinig interesse voor was. Geen ideale plek om te wonen.

Als er een vrachtwagen voor het stoplicht stond rammelden de kopjes op de keukentafel. Zette je een raam aan de voorkant open dan werd je vergeven van de uitlaatgassen. Maar het was van mij!

 Rustig aan begon ik mijn “kasteeltje” op te bouwen. In wat eens de woonkamer zou worden lag een nieuw matras op de grond met mijn dekbed. Er stond een oud nachtkastje met een tweedehands t.v. erop. Een koelkastje en een gasstel in de keuken. Volgende maand een wasmachine. De rest kwam wel mettertijd.

Er waren enkele muurkasten die, goed schoongemaakt, mijn kleding bevatten. De keuken en het toilet waren klaar. Op de keukenvloer lag een restje Novilon, dat ik zelf had gelegd. Gewoon geknipt met een keukenschaar. Daar was ik trots op. Er was alweer een rood tafeltje en twee stoelen. Iets anders van vorm dan de vorige keer.

Op de vensterbank stond mijn Keulse pot met de cyclaam. Deze keer  een eigen gehaakt valletje aan een koperen roede voor het raam. Het was een experiment. Nicky (mijn collega) heeft het haakpatroontje voorgedaan. Kilometers gemerceriseerde katoen en een haaknaald. Zo haakte ik elk vrij moment aan mijn huis. Een mens leert mettertijd…

Mijn huis inrichten duurde langer. De vaste lasten werden niet meer gedeeld. Ik kon niet zoveel overhouden. Mijn avondbaan uitbreiden dan maar? Het was een afweging. Meer werk betekende meer geld en minder tijd om te klussen. Ook ging ik niet meer uit. Uitgaan kost geld. Daar kon ik alweer rollen behang voor kopen.

In een aanbieding kocht ik effen groene stof voor slaapkamer overgordijnen, Die maakte ik zelf op mijn naaimachine aan de keukentafel.

Behangen en plafons witten was me niet vreemd. Als kind was ik al jong aan het werk gezet en had gezien hoe het moest. Een trapje leende ik van de onderburen. Eerst maar oefenen op een plek waar niemand kwam. De slaapkamer. Een behangtafel hoefde niet. Op de grond in de woonkamer werd een rol vuilniszakken uitgerold. Daarop werden de banen behang geknipt en in gepapt. Behang met bobbeltjes zonder patroon, dan zag je de oneffenheden op de muren niet en was zuinig. De woonkamer lukte nog beter dan de slaapkamer. Al doende leert men.

Goedkope vloerbedekking voor woonkamer slaapkamer en gang was het volgende doel. De rest van de kamers kwam later wel. Nelleke kwam heel regelmatig aan. De andere vrienden mochten pas komen als het klaar was… Maar wat duurde dat lang!! Ik raakte meer en meer in een isolement.

Mijn leven bestond alleen nog maar uit werken. Bedrijfscatering bij Chas Mackintosh en in de weekenden de bijbaan bij Rotisserie de lijster en klussen maar weer. Van elke gespaarde gulden!

Doodmoe viel ik tegen middernacht op mijn matras. Mijn vader kwam wel eens op bezoek en bood zijn hulp aan. “Nee hoor! Het behangen was bijna af.” Alleen de gang nog! Door de vele deuren kon ik de muren die overbleven behangen van de restjes. Het bobbeltjesbehang zonder patroon kon overdwars en ondersteboven. Je zag er niets van.

“De badkamer dan maar opnieuw betegelen”, stelde pa voor. Het zou een cadeautje worden. Samen zochten we een bruine tegel uit. Met hier en daar een beige bloemtegel ertussen ter afwisseling. Daar kwam een beige badmat bij. Bruin was IN, in die tijd.

En terwijl vader de badkamer betegelde vroeg hij of het goed met me ging. Ik zou het niet weten, even te druk. Hij wilde dat ik weer eens naar Eindhoven kwam. Binnenkort was het Moederdag. Oh was het dat? Een toneelstuk…doen alsof we een liefhebbende moeder hadden?

Altijd weer was er een rekening die vereffend moest worden. Eerst iets “geven” en dan de “rekening” presenteren! Als jong kind al door moeder. Je zus verlinken voor surrogaat moederliefde. Als ze wist wat ze wilde weten gooide ze je al weer weg, want je had nooit geboren moeten worden en aan het gas.

Vader wist zoveel niet van moeders uitlatingen… ”Was het dan zo erg?” vroeg “onze pap.” Ik zou wel zien…Voor hem zou ik wel gaan.

De valletjes waren eerder af dan dat er meubels waren. Vakantiegeld en sparen… Eerst maar een bed, of eerst een bankstel? Uiteindelijk kocht ik een goede tuinstoel met een kussen erin en een  complete slaapkamer uit de zomer opruiming. Als ik in dat heerlijke bed lag droomde ik nog steeds mijn dromen van Fred. Hij was een voorbeeld geweest van welk soort man voor mij ideaal zou zijn.

Veel ouder zou die man moeten zijn…Een man om naar op te kijken, om van te leren boeiende gesprekstof mee te hebben en elkaar aanvullen. Het leek me onmogelijk en was tegelijk mijn grootste verlangen.

Mijn zus Gerrie was in verwachting van haar eerste kind. Waarom leek ze zo gelukkig in het huwelijk en was bij mij alleen maar verwarring.

Hoe zou seks zijn tot het einde? Van intimiteit naar seksualiteit… Ik zou het niet weten. Fred was nooit tot het einde gegaan… Dat was alleen gebeurd bij de verkrachting als kind en te gewelddadig om ooit te vergeten.

Rotisserie “De lijster.” 

Mijn bijbaan bij De Lijster in Geleen was heel leerzaam en boeiend maar te onzeker om van te bestaan. Als ik mijn hoofd baan bij Chas Mackintosh zou opgeven, was er geen garantie voor voldoende uren in het restaurant.

Een tijdlang hield ik beide banen aan. Vanaf vrijdag 18.00 uur was ik in het weekend inzetbaar bij De lijster. Eigenlijk was dat veel te zwaar maar bracht extra geld op voor mijn flatje. Zondagavond op tijd thuis dan ging het wel.

De bedrijfsleider (Wim) van De Lijster hield daar rekening mee.  De eigenaar van de zaak (S.F.) was zelden aanwezig, er waren meerdere zaken begreep ik.

De Lijster was stijlvol al leken ze achter de coulissen altijd wel aan het verbouwen. In de zaak hingen gobelins, kristallen en koperen kroonluchters. Lodewijk-XIV-meubels, duur behang en fluwelen draperieën rond de ramen. Er was een gigantische open haard, omgeven door houtsnijwerk. Een oud herenhuis met het interieur van een kasteeltje. Alles was er navenant. Later heb ik dit soort interieur en stijl alleen nog  in kasteel Hoensbroek terug gezien.

De espresso na de diners werd in zilveren koffiekannetjes geserveerd met dezelfde soort zilveren roomstelletjes. Ik werkte gekleed in zwart/wit met de nadruk op zwart. Representatief zijn, daar wist ik inmiddels alles van. Een rok tot op de knie en dunne zwarte panty’s. Een witte blouse met een zwart giletje...

In de hal van het huis hingen jachttrofeeën o.a. de kop van een wild zwijn naast een oud portret. Het is me nooit duidelijk geworden van wie dat portret was…..Niet belangrijk. De perzen die hier en daar op de vloer lagen hadden meer mijn aandacht. Je zou er je nek nog over breken.

Als ik in het weekend ‘s morgens moest werken, was dat meestal om tafels te dekken in de aangebouwde zij zaal. Het startte met de tafels en stoelen kaarsrecht  zetten. De moltons op tafel, daarover de witte damast tafellakens, stijf van de stijfsel. Het couvert en het zilveren bestek, op de millimeter precies tegenover elkaar. De wijnglazen poleren met dunne linnen theedoeken en tot slot de gevouwen servetten Voorbereiding voor de rotary club die regelmatig kwam dineren. Het hoefde maar klaar te staan…

Wim kon me dat wel toevertrouwen. Vanaf een afstand keek hij met toegeknepen ogen langs de tafels of alles recht lag. Een kort knikje als het zijn goedkeuring kon wegdragen.

Tussen de bedrijven door telde ik de vuile was en vulde lijsten in voor de wasserij. Verder was er porselein dat met de hand moest afgewassen. Limoges! Te duur en te fragiel voor de afwasmachine.

Hoe je zwart geworden zilver schoonmaakt heb ik daar geleerd. Met een prop aluminiumfolie en veel soda in een pan kokend water op het gas. Het zilver erin dompelen en even laten trekken. Daarna direct weer afwassen. De eigenaar kocht het op van veilingen en faillissementen. Het meest boeiend was de wijnkelder.

Daar lag een fortuin volgens mij. Het was er stoffig en vol spinrag zoals in een oude kerker. Daar mocht niets van de plaats of gepoetst worden. Wim was de enige die de wijn haalde en een enkele keer mocht ik wel eens mee.

Rotisserie “De Lijster” laat in de avond. Omvallen van de slaap, de koks naar huis, de afwas gedaan. Dan vouwde ik wat linnen servetten om de tijd te doden. Waar had ik dat meer gedaan? Het natafelen van de laatste gasten waar tijdens de espresso en/of cognac wel eens een sigaartje werd opgestoken.

De geur van sigaren deed me altijd aan Fred denken en dwaalden gedachten. Soms deelden Wim en ik een beetje mee in de gezelligheid. De laatste gasten in hun jas helpen en de deuren sluiten. Als het laat was geworden met een taxi naar huis, ook al bood Wim aan me wel thuis te brengen… Daar begon ik niet aan.

Wel wilde ik van hem leren aan tafel saus van Boeuf Stroganoff te bereiden en flamberen. Ik werd Wim zijn rechterhand. Hij was mijn mentor en liet me wel eens in praktijk brengen wat ik had geleerd.

De eigenaar van de zaak had daar moeite mee hoorde ik. Wim moest zijn werk doen en niet zijn taken delegeren. Ik was serveerster en geen gastvrouw.

Als zijn baas in de buurt was deed Wim kortaf. Was de kust veilig dan werd hij overdreven aardig. Tijd om De Lijster te verlaten, veertig uur werken per week was voorlopig genoeg en wat bijslapen…Overgordijnen voor de woonkamer maken.

Mijn bankstel met toebehoren was besteld. In zes maanden had ik dat toch maar bij elkaar gewerkt en gespaard. Op de plek waar de eethoek nog zou komen zou ik een echte mega kerstboom zetten en mijn huisje in Kerstsfeer hullen…

Een huis om in thuis te komen…

Uiteindelijk kwam de rust en het genieten. We maakten boswandelingen, Nelleke en ik, naar plekjes met herinneringen. Onderweg werd van alles verzameld om Kerststukken te maken. De bibliotheek voorzag me van historische romans, de Engelse en Franse koningshuizen en de invloed van godsdiensten door de eeuwen heen.

Een Kerstconcert in de oude kerk van Elsloo en plekjes herontdekken waar moeder natuur het meisje Annemiek troost had gegeven. Het kasteelpark en “onze boom.” Het bunderbos… Eindelijk was ik thuis gekomen…

Nelleke gaf gitaarles aan kinderen, terwijl ze zelf nog studeerde aan het conservatorium. Ze woonde vlakbij en soms kookten we samen.

In Eindhoven waren nog twee van mijn zussen en een broer getrouwd en kwamen wel eens aan. Met mijn zussen schreef ik brieven die ik nog steeds heb, zo ging dat in die tijd. De volgende scheiding zat eraan de komen, deze keer mijn zus Petra. Mijn oudste zus met de baby zat in een andere levensfase. We groeiden wat uit elkaar en was goed zo. We waren en zijn tegenpolen…

Voor mijn vader ging ik met regelmaat naar Eindhoven en verdroeg moeder, al nodigde ik haar in die tijd nooit uit…

Elk weekend gingen we wel een keer naar het klaverblad Nelleke en ik, en wie mee wilde van Nelleke ’s zussen sloot zich aan. Even dollen met elkaar en was de tic in de cola welkom. Steeds weer gingen er kwartjes in de jukebox. Altijd weer dezelfde nummers. George McCrae Rock Your Baby… Procol Harem: A whiter shade of pale, Otis Redding: Sitting on the dock of the bay… Bekenden werden dansmaatjes en na verloop van tijd vrienden.

We gingen meestal met de bus en als het weer het maar even  toeliet, lopend terug…via Beek naar Elsloo. Het maakte niet uit hoelang we daarover deden, als Nelleke en ik de zussen maar veilig thuis afleverden…

Bij ons groepje hoorde weldra een Noord-Afrikaan. Een jonge man uit Tunesië. Daar wilden we alles van weten. Waarom hij hier was en hoe hij tegen de Nederlandse samenleving aankeek. Of hij moslim was en wat zijn geloof inhield…

De gesprekken met hem verliepen moeizaam. Hij sprak Arabisch en Frans. Enkele woordjes Nederlands. Als we naar huis liepen ging hij met ons mee. Hij woonde ook in Elsloo waar de zusjes van Nelleke woonden. We kwamen langs zijn huis aan de stationsstraat.

Onderweg beantwoordde hij onze vragen en zong wel eens Arabische liedjes. Met veel gebaren begrepen we wel hoe het zat. Waar hij vandaan kwam en hoe hij heette. Mohamed, geboren in Mateur. We noemden hem weldra Mo of Matri. Zo noemden ze hem ook op zijn werk. Aan zijn lach te zien leek hij er geen moeite mee te hebben. Wat zijn achternaam was daar kwamen we voorlopig niet achter. We begrepen er niet veel van. Soms heette hij: “Tahar”. Een andere keer “Ghoulem” of “Larbi”. Hij gebruikte afwisselend alle drie de namen.

Dianne, de jongste, had zijn voorkeur. Ze was achttien, klein van stuk met blond kroezend haar. Ze deed hem denken aan zijn eerste meisje “Malika,” vertelde hij. Maar dan in het blond. Steeds weer vroeg hij of ze een afspraakje met hem wilde maken. Kon ze hem eens opzoeken in zijn huis? Dianne zou het overdenken. Ze was wel een beetje huiverig voor de mooie maar aardige Afrikaan. Als haar zusje mee mocht? “We mochten allemaal mee”, vertelde Mo. Hij zou voor ons Arabisch koken…

Mo.

Achtentwintig jaar, een opvallend mooie man. Tenger van bouw en met zijn “Africa-look”-kapsel paste hij perfect in het modebeeld van die tijd. Soul, reggae en kleurlingen. Hij was trots op zijn enorme bos kroeshaar waar hij veel aandacht aan besteedde. Een zeer verzorgde meneer waar menigeen een voorbeeld aan kon nemen. Altijd glad geschoren en bij elkaar passende kleding. Ik herinner me een lichtgrijze pantalon met zeer wijd uitlopende pijpen. Dat heette in die tijd een “soulbroek”.

Verder droeg hij jeans van het Italiaanse merk Panmo. Het enige merk dat hem leek te passen met zijn lange benen en smalle heupen. Zijn schoenen blonken altijd als een spiegel en hij hield van leren jasjes. Hij bezat een colbertmodel van lichtbruin leer en een jackmodel in zwart. Verder was er nog een donkerblauw leren jasje voor naar zijn werk.

Mo werkte als lasser bij de Volvo in twee/ploegen/diensten. In zijn vrije tijd deed hij aan hardlopen, zijn kleine huishouding, ging op stap en schreef met grote regelmaat brieven naar zijn familie in Mateur en Ain Draham in Tunesië.

Zijn verzorgde uiterlijk, zijn melancholieke ogen en zijn charme maakten hem snel tot het middelpunt van onze groep. Jammer dat hij zo slecht Nederlands sprak. Maar dat was te leren. Met z’n allen gaven we hem les. Daar voelde Mo wel wat voor. We keken eens rond voor lesmateriaal.

Wie had nog kinderboekjes van de eerste klas? Maar eerst gingen we bij hem eten! Daar wilde hij graag hulp bij hebben. Dianne misschien? Dianne durfde niet alleen. Thuis was er commentaar geweest over de afspraak met de buitenlander. Als Annemiek meeging? Dan mocht het wel…

Chacchouca, couscous en harissa.

Het huis van Mo lag achter een slijterij. Na het uitgaan, tijdens onze tocht huiswaarts, waren we steeds aan de voorkant voorbij gekomen. Het was even zoeken. Drie kleine woningen met plat dak stonden in de achtertuin van de zaak. Huisje 22A, 22B en 22C lagen achter een parkeerterrein van grind. Het leken wel seniorenwoningen. Bij het middelste huis ging de deur open en Mo verscheen in de deuropening.

Dianne was best zenuwachtig en ik ook wel een beetje. De ons zo bekende Mo leek heel anders in zijn huisje. Er klonk Arabische muziek en er was een huisgenoot begrepen we. De huisgenoot stelde zich wat nors voor. Hij droeg vreemd gevormde leren sloffen met een spitse punt naar boven gekruld. Via de buitendeur kwamen we direct in een kleine woonkamer waar ook een kookgedeelte was. Er stond een eethoek die de kamer bijna geheel vulde. Er was een aanrecht en wat planken met kookgerei erop.

Mo liet ons zijn kamer zien die links van de woonkamer lag. Een eenpersoonsbed paste precies tussen twee muren. Vlak daarnaast stond een tweedeurskast. Ook was er een wasbak met warm en koud water met een badmatje ervoor. Alles was piepklein maar kraakhelder. Verder was er in het gebouwtje nog een toilet en een douche. De kamer van de huisgenoot Abdesalam lag rechts van de woonkamer, daar zijn we uiteraard niet geweest… Sanitair en woonkamer waren voor gemeenschappelijk gebruik. Ze huurden het gemeubileerd voor een woekerprijs, hoorde ik later.

Voor de ramen hingen overgordijnen met grote bloemen erop. Zoals de slaapkamergordijnen van vroeger bij mijn moeder thuis. Inboedel en aankleding waren van het soort spul dat de mens zoal wegdoet, maar Mo was trots op zijn huis. Dianne en ik keken elkaar eens aan. Terwijl Mo Arabisch sprak met de medebewoner kregen we de indruk dat ze elkaar niet mochten. Dit werd later bevestigd. Een Marokkaan en een Tunesiër dat ging niet zo goed samen. Er was een groot verschil begrepen we na verloop van tijd. Maar eerst werd er chachouca gemaakt.

Kookles van Mo.

Een grote pan kwam op het gasstel, daar ging olijfolie in. Dianne en ik maakten groenten schoon terwijl Mo lamskoteletjes aanbraadde. Dat zou Chacchouca worden vertelde Mo. Het eenpansgerecht kende vele variaties en altijd werd plat brood erbij gegeten. Dat was te koop bij een Arabische winkel in Geleen. Er gingen uien knoflook stukken wortel, paprika en  geweekte kikkererwten in, plus een kwart witte kool inclusief stronk. Verder Arabische tomatenpuree wat water zout en harissa. Overal werd aan geproefd en de harissa bleek erg pittig te zijn.

Dianne en ik wilden alles weten over de Arabische keuken en hoe couscous werd gemaakt. We spraken af om in de toekomst eens bij mij thuis te koken. Ik had inmiddels een gasfornuis met oven en daardoor meer mogelijkheden. Dianne zag zichzelf niet bij haar moeder thuis met een Tunesiër aan de kookpot staan. Verder waren we een beetje bang van de norse medebewoner van Mo. Tussen het koken door dronken we zwarte thee uit piepkleine glaasjes met mierzoet amandelgebak dat droop van de honing. We vonden het zalig.

Even later kwamen Nelleke en Lisa erbij en barstte het huisje uit zijn voegen. De medebewoner vertrok na een korte woordenwisseling. Toen werd de sfeer vrolijker. Met z’n allen gezellig rond de tafel met de pan in het midden. Het brood had eigenlijk warm moeten zijn en we hadden net genoeg bordjes. Mo at het gerecht met zijn handen. De groenten en de saus handig opnemend met stukjes brood. We spraken af om bij elke ontmoeting elkaar woordjes te leren. Zo leerden wij Arabisch en hij Nederlands.

Het eerste woord dat we elkaar leerden was: brood, “gops” in het Arabisch. “A tini gops” (fonetisch) “ik wil brood”. Al snel kregen we in de gaten dat de Arabische taal heel moeilijk was. De keelklanken, de “hash” zoals Mo die uitsprak, was onmogelijk na te doen. We leerden die dag nog goedendag zeggen: “Salem Malaikum” met de bijbehorende hand op het hart en smakelijk eten. Fonetisch schehe taiba…

Het huisje daverde van ons gelach toen het kinderboekje eerste klas op tafel kwam. Het boekje ging over een meisje en een hond. Mo leerde de klemtoon op woorden te leggen. Nooit meer vergeet ik hoe hij dat deed. Heeft de hond geen huis?? Met heel overdreven het laatste woord de hoogte in.

Wat later schreef Mo onze namen in Arabische leestekens. Tot onze verbazing schreef hij van rechts naar links. Hij liet ons een Tunesische krant zien die hij kocht in Geleen. De achterpagina was de voorpagina. De letters leken in niets op wat wij kenden. Het was een leerzame dag en het eten was verrukkelijk. De volgende les zou couscous maken zijn. Er werd bedankt met omhelzingen en huiswaarts gekeerd. De komende dagen was Mo en zijn huisje het gesprek van de dag.

En zo werd Mo een regelmatige gast in mijn huis. Het lag voor de hand, Annemiek altijd in voor iets nieuws leerde couscous maken. Een gerecht waar we wel een halve dag mee bezig waren. Echte couscouskorrels waren in die tijd alleen te koop in Arabische winkels.

We waren samen naar zo’n winkel in Geleen geweest en ik keek er mijn ogen uit. Gedroogde peulvruchten en vele specerijen met vreemd opschrift. Een Arabisch sprekende winkelbediende prees het lamsvlees aan, dat in stukken in de vitrine lag. Halal geslacht…waar we ook van alles over wilden weten. De prachtige groenten die altijd net iets anders waren dan bij de groentewinkel van ons dorp. Er waren ook soorten die ik helemaal niet kende. Het boeide uitermate…

Ik kocht een couscous pan. Die leek het meest op een rijststomer. Het was een aluminium pan in twee delen. Onderin de pan ging water en er bovenop kwam een soort zeef/vergiet met een deksel erop. In dat vergiet gingen de couscouskorrels om gaar te stomen. Op de naad tussen vergiet en pan werd een lap katoen gewikkeld om te voorkomen dat stoom ontsnapte. Zo werden die korrels dikker…  Ze moesten ook nog kleuren begreep ik.

Tijdens het kookproces werden de couscouskorrels vele malen vanuit het vergiet in een platte bak geschud. Vervolgens werd wat saus uit de groenten/vlees pan over de korrels verdeeld.

Alles werd voorzichtig door elkaar gehusseld. Dat was precies werk, de korrels mochten niet gaan plakken maar moesten wel de saus opnemen, voordat ze weer in het vergiet gingen voor de volgende ronde.

Dit kon je alleen leren door ervaring, werd me duidelijk. Na verloop van tijd werden de korrels dikker. De saus met vlees en groenten was toen al lang klaar. Heerlijke geuren doortrokken mijn keuken. Het lamsvlees, de specerijen en de vele groenten. De Arabische muziek, zeker als Mo meezong met “Oem Kartoem” zoals hij haar noemde. En ik? Ik raakte helemaal in de ban van de mooie Afrikaan. Hij vertaalde de tekst en ik leerde de betekenis van de woorden.

Soms kwam Nelleke kijken hoe ver we waren. Dan dekte ze alvast de tafel met mijn mooiste tafelkleed en kaarsjes. Couscous eten deed je met een grote groep mensen, je dierbaren. Met familie tijdens hoogtijdagen zoals Laid Kebier of met vrienden zoals bij ons.

Als iedereen aan tafel zat en druk bezig met eten werd Mo melancholiek. Ik zag het wel. In gedachten was hij dan thuis in zijn land bij zijn moeder en de familie. We leefden met hem mee! Zeker toen hij vertelde dat hij de maan een boodschap meegaf op haar weg naar zijn land. Wat een gevoelige, poëtische man!

Thuis in Tunesië…

Als Mo vertelde van zijn thuis hingen we aan zijn lippen. Hoe verliep het leven van alledag van zijn familie? Moeizaam vertellend half in de Franse taal, met vele gebaren, begrepen we: Zijn vader was gestorven en ambtenaar van de burgerlijke stand geweest. Zijn moeder leefde nog, dat wisten we al. Ze was veel jonger dan zijn vader en het was een gearrangeerd huwelijk. De geboortedatum van zijn moeder was niet eens bekend. De oudste broer van Mo… Joesoef was werkzaam bij de spoorwegen en zijn oudere zus Latifa verloskundige in een ziekenhuis in Ain Draham… Ze was gehuwd met een arts en had vier kinderen. Er was nog een zus Mabroeka met vele kinderen en een zus gehuwd met een meneer die een sinaasappel plantage had. De dochter daarvan werkte in een atelier.

Verder een broer (Ali) met een klein schildersbedrijfje daar had hij foto’s van. Zijn jongste broer Mustafa studeerde in Parijs. Waarvoor werd niet helemaal duidelijk.

Mo was als klein jongetje winkelbediende geweest. Voor en na schooltijd. Van jongs af aan had hij zijn draai op school niet kunnen vinden. Nadat zijn vader was gestorven had hij alleen nog maar gespijbeld en was de winkel zijn toevluchtsoord geworden. Losgeslagen van verdriet? Wie zal het zeggen! Hij leek het “zwarte schaap” van zijn familie te zijn. In ieder geval kregen zijn oudere broers geen vat op het weerspannige broertje en was hij niet meer naar school gegaan.

Enige tijd had hij nog bij zijn zus en zwager in Ain Draham gewoond. Maar ook daar kon hij zijn draai niet vinden. Na een conflict kwam hij terug naar Mateur. Er moest geld verdiend worden en de winkel van zijn jeugd was te klein om een betaalde werknemer in dienst te nemen. Een loopjongen vergoeding? Daar was niet van te leven. Te weinig scholing… diploma’s ontbraken en was Mo vastgelopen.

Toen een bedrijf vanuit Nederland arbeiders kwam ronselen heeft hij zijn kans gegrepen. Hij wilde werk avontuur en geld, maar vooral ver weg van de bemoeienis van zijn broers die zich allemaal met hem bemoeiden. Zo was het leven verlopen van een man die zijn draai niet vinden kon. Maar ook hier scheen hij niet echt gelukkig te zijn, met zijn mooie huidskleur in de kou. Hij vertelde eens dat alle kleurlingen in Europa een grijzige tint kregen en ziek van kou en heimwee werden.

Gelukkig gaf het bedrijf in Born in die tijd extra vakantiegeld voor hun werknemers uit den vreemde (voor een vliegticket) en wat meer vakantiedagen dan gebruikelijk om hun thuisland te bezoeken.

Ik herkende wel iets in hem… Beiden weinig doorsnee en beiden onrustig op zoek naar een plekje en/of mens om lief te hebben. Outsiders met een rugzakje… Hunkerend naar warmte en een beetje aandacht. Zelfs mijn moeder had niet van me gehouden!

Mo! Hij was een boeiende vriend geworden. Hij hield van mijn sterke karakter, vertelde hij, een soort grote zus waar hij zich thuis bij voelde. Alweer iemand zijn grote zus? 

Bar Abdellah.

Aan de rand van Lindenheuvel Geleen lag Bar Abdellah in een wijk waar veel allochtonen woonden. Met zijn allen gingen we er een keer naar toe. De eigenaar was een Marokkaan met de naam Abdellah. De mensen die er kwamen waren hoofdzakelijk Arabisch.  De gelegenheid was duidelijk een ontmoetingscentrum. De muziek die werd gedraaid  was gemixt. Arabisch en gemengd met wat er zoal gehoord werd in het “Klaverblad”.

Hoe later de avond hoe mooier. Als er wat gedronken werd kwam het heimwee boven. Dan dansten en zongen de mannen samen met veel handgebaren, geklap en gezang. De strenggelovige Mohammedanen dronken trouwens geen alcohol. Die zaten apart en aan de thee. Daar hoorde Mo niet bij… die dronk bier. De klanken van de taal en de muziek gaven een heel bijzondere sfeer.

 Nelleke met haar conservatorium opleiding was er weg van. Je waande je in verre landen. Het was een complete cultuurschok als de avond nacht werd en we huiswaarts keerden. Uiteindelijk werd het voor Nelleke en de zusjes wat veel van het goede. Bar Abdellah was uit de gratie. Ik was de enige die er af en toe met Mo heen bleef gaan.

Tunesische gastarbeiders waren in de minderheid in Nederland, vergeleken met de vele Marokkanen Spanjaarden en Italianen. Ik leerde de verschillen zien. In Geleen woonde een dorpsgenoot uit Tunesië van Mo met de naam Abdesattar Marouani en ik vond hem een griezel. Hij leek veel ouder en had gluiperige oogjes. Meestal was hij samen met een Nederlandse veel oudere vriendin die Netty heette.

 Ik was perplex toen ik hoorde dat Netty acht kinderen had. Een verlopen type met  kapot geverfd lang zwart haar, een uitgezakt lijf met te strakke kleding en te diep decolleté. Als ze uitging paste haar ex-man op de kinderen die nog thuis woonden. Meneer woonde voor het gemak weer bij haar in.

Als ik een kind had zou ik geen moment aan uitgaan denken. Maar wie ben ik om te oordelen/veroordelen. Bij Bar Abdellah kwamen twee soorten vrouwen leek het wel. De enkelen die een serieuze relatie hadden met een Afrikaan en de velen die van man naar man gingen. De zogenaamde “vlinders!” Die waren zeer in trek bij de mannen die een vrouw of verloofde in hun “thuisland” achter hadden gelaten. Die lieten ze overkomen als ze een huis hadden bemachtigd. De vlinders waren als schepen in de nacht, samen een tijdje met elkaar opvaren. Daar is niets mis mee. Het is een persoonlijke keuze die je maakt…Als je het daar beiden maar mee eens bent!

Een bloeiende bloem in zonneschijn.

Als iemand van je houdt stijgt je eigenwaarde. Ik voelde me mooi, vol liefde en leven. Met stralende ogen deed ik mijn werk, vol energie. Huppelend rende ik trap op en af, dansend door het leven. Collega’s kregen het snel in de gaten.  Annemiek was verliefd! Dan wil je delen en vertellen hoe geweldig “hij” is. Met verbijstering hoorde ik de reacties aan: “Hoe heet hij?” “Een buitenlander?” “Ben je niet bang?” “Is iemand van hier niet goed genoeg?” “Weten je ouders het?” “Dat heb jij toch niet nodig?” Oh, ze hadden het beste met me voor. Maar wat deed het pijn!

Rassendiscriminatie!

Was dat nog niet voorbij in Nederland? Blijkbaar niet! De vele negatieve reacties temperden mijn blijdschap een beetje. Er waren ook uitzonderingen. Mijn vrienden leken Mo als mijn geliefde wel te accepteren. Het maakte de pijn wat zachter. Toch was er iets veranderd. Vriendschappen onderhouden kost tijd.

Hoe moeilijk was het om tijd en aandacht te verdelen tussen mijn geliefde en mijn vrienden. Hoelang was het geleden sinds we allemaal samen waren geweest?

Een afspraak werd gemaakt. Een etentje bij mij thuis zou alles wel weer in het reine brengen. Als vanouds kookten we een grote hoeveelheid couscous. Met couscous vierde je een feestelijke gebeurtenis nietwaar.

We vierden onze prille liefde met mijn vrienden die inmiddels ook de zijne waren geworden. Maar waarom was de sfeer niet als voorheen? Waar lag dat toch aan. Was Dianne een beetje jaloers misschien? Had ze Mo toch voor zichzelf gedacht? Nelleke was ook al zo stil. Kon dan niemand echt blij zijn met ons geluk? Ik begreep het niet en vroeg er ook niet naar.  Misschien meende ik door te negeren de spanning te laten verdwijnen?

Later op de avond toen iedereen weg was kwam het pas ter sprake met Mo die niets had gemerkt. Namen ze ons kwalijk dat er minder tijd voor vrienden was? Misschien moest iedereen nog wennen. Maar even afwachten, later erop terug komen en toch maar uitpraten. Gissen had geen zin.

Tijd om eens naar Eindhoven te gaan om mijn geliefde voor te stellen aan mijn familie. Mo was er een beetje huiverig voor. Wat niet hoefde. Hoe mijn ouders ook reageerden het deed niets af aan mijn gevoel voor hem. Nou…..het werd een ramp! De taalbarrière, het Brabants dialect van mijn moeder tegenover de man die Frans, Arabisch en een paar woorden Nederlands sprak.

Mijn tactloze moeder. Ze begon steeds harder te schreeuwen, alsof dat hielp. Mijn vader zei ook al niet veel. Die voelde de spanning van moeder natuurlijk aan. Ik vertaalde zoveel mogelijk in woorden die Mo wel begreep en hield daarmee moeizaam het gesprek op gang.

Er werden broodjes met ham geserveerd waar Mo bedenkelijk naar keek. “Haloef?” (varken) vroeg hij een beetje huiverig. Dat beviel mijn moeder niet. “Nou, ze zijn niet bedorven hoor. Daar is zij mee grootgebracht. Spek en worst”, vertelde ze.

We zijn maar niet te lang gebleven. Het was geen succes. Die nacht bleef Mo bij me slapen. Het was immers weekend. We zochten troost bij elkaar. Er werd niet meer over het bezoek gepraat. Alleen maar gevreeën alsof we de nare zaken snel wilden inruilen voor mooie momenten. Zijn armen om me heen. Kon het altijd maar zo blijven!

“Spik en wors. Haloef  koop jij niet?” was zijn vraag. “Nee! Nu niet meer, nu ik jou ken.” Ik wist dat een mohammedaan geen varkensvlees eet. Daar had ik geen enkele moeite mee. Lamsvlees was heerlijk en er was kip en rundvlees. Ik miste niets. “Geloofde ik in God?” “Ja, ik geloof in God. Of hij nu Allah heet, God, of De Schepper!” Ik geloofde in God maar niet in een kerk. Daar zou hij het mee moeten doen.

Ik zag God in al wat leeft, de natuur, in bomen en planten, in kinderogen en sinds kort in de liefde. Dat was mijn persoonlijke mening. Na een tijdje begreep ik dat zijn God (Allah) veel van zijn mensen verwachtte. Ook was er een oneindig vertrouwen in Allah. Mo gebruikte een vaak terugkerende uitspraak: Bismallah (het is de wil van Allah)! Het scheen zijn stopwoord te zijn. Mo vertelde over zijn familie…

Latifa, zijn zus, baarde vier kinderen. “Dat was toch wel genoeg met een fulltime baan erbij”, volgens mij. “Als Allah het wil zou ze er nog tien krijgen”, was zijn mening. Nou, als ik de pil niet nam, zou ik ook al zwanger zijn geweest. Dat doe je pas als je zeker weet dat een relatie goed is en er een toekomst voor je kind is.

Als ik van een brug spring en erop vertrouw dat God me vangt, waar ben ik dan mee bezig? Een mens draagt zelf de verantwoording voor zijn/haar daden dus zeker voor het aantal kinderen dat hij/zij op de wereld zet. God gaf ons hersens om te gebruiken. Volgens Mo was mijn geloof niet sterk genoeg! God (Allah) stond en staat boven alles. “Als God het van je verlangt sterf je voor hem”, was zijn mening. “Waarom zou een God dat verlangen?”

Er was veel te bespreken. Het verschil in cultuur, opvoeding, godsdienst enz. Te veel om op te noemen. De rassendiscriminatie. Hoe ging hij daar mee om? Dat was hij niet gewend in zijn land. Zijn vader was ambtenaar geweest. Hij was van gegoede familie waar naar opgekeken werd. Hoe ging hij om met de neerbuigendheid van mijn familie die misschien wel wat niveau betreft onder de zijne stond? En terwijl ik keek naar de slapende man naast me nam ik me voor hem bij te staan bij al die discriminatie. Houden van is geven! En alle slechte zaken weghouden van degene die je liefhebt. Weldra zou ik weten hoe dat voelt…..

Einde van een zomer. 

Een zomer naderde zijn einde. De scholen waren weer begonnen. Nelleke was druk met haar studie en gitaarles geven. Het bracht wat extra geld op naast haar studiebeurs.

Mijn werk in de bedrijfscatering bracht weinig verdienste en geen overwerk. Om vijf uur zat het erop.

Mo was naar Tunesië met vakantie, de bofkont. Mijn vakantie waren lange fietstochten geweest o.a. naar Maastricht langs het kanaal en verder. Een nieuwe hobby voor in het weekend werd geboren, steeds verdere fietstochten tot wel 100 km per dag en ergens overnachten bij een B&B. Altijd een blocnote bij me waar ik ervaringen in schreef of gedichten. Meestal waren mijn trektochten alleen, dat gaf me het pure vrijheid gevoel. Volmaakt gelukkig kon ik zijn ergens middenin de natuur met mijn thermos koffie en een boterham. Niet weten waar de weg heenvoerde en hoe weer naar huis te komen… In de armen van moeder natuur.

In mijn flatje werd het steeds gezelliger! Als het kouder zou worden maar weer even wat gaan bijverdienen bedacht ik. Er was een café/zaal in Beek op de Rijksweg waar bruiloften en partijen werden gehouden. Ze vroegen oproepbaar personeel voor feesten in het weekend. Ik ging er maar eens solliciteren en kwam op hun lijst na proef gedraaid te hebben.

En weer ging er een nieuwe wereld voor me open. Een bruiloft in “Café Beek” op zaterdag betekende van te voren een koud buffet maken. Werk genoeg! Of ik ook in de keuken wilde helpen? Ja, zeker! Ook daar was iets te leren. De aardappelsalade werd er nog zelf gemaakt, evenals zalmsalade en van alles wat daar bij hoorde.

Gevulde eieren opspuiten en van tomaten werden mandjes gesneden gevuld met o.a. erwtjes en takjes peterselie. Een citroen werd creatief omgetoverd tot een varkentje. Kilo’s gehakt werden “broden” gevuld met gekookte eieren. Afgekoeld werden ze in plakken gesneden. Hele hammen gebraden.

Een trouwerij uit liefde. Daar ging het anders aan toe dan die bruiloft van mij van “lang” geleden. De liefde spatte eraf. Meestal zag je wel dat ze gek op elkaar waren. Maar evengoed kans dat het geluk over zou gaan. Als de glans eraf was zoals het echtpaar waarvoor ik werkte. De eigenaar van de zaak was zijn eigen beste klant. Als zijn zaak een dag in de week gesloten was ging hij naar zijn stamkroeg een straat verder. Wat een idioot… Als hij later op de avond wat veel ophad en zijn vrouw niet snel genoeg reageerde schopte hij haar de keuken door. Daar was ik al eens bij geweest en wist niet wat ik zag.

Wat een bruut! De vrouw huilde stilletjes, verzorgde een schaafwond of kneuzing, plakte een pleister en werkte weer verder. Zou dat vroeger ook de “grote liefde” zijn geweest?

Voor geen goud zou ik in de plaats van die vrouw willen zijn. Geen mens die me ooit een keuken door zou schoppen. Mijn thuis was een veilig plekje met een boek en een muziekje terwijl knippatronen en lapjes, rokken en bloesjes werden.

Schuilen bij elkaar.

Schuilen bij elkaar en elkaars zorgen dragen. Begrip, troost en aandacht geven. Samen oplossingen zoeken voor problemen die zich aanmeldden. Het waren er meer dan we aankonden. We waren er druk mee. De huisgenoot van Mo was behoorlijk irritant bezig.

Steeds weer was er een woordenwisseling over van alles en nog wat. Het werd me maar niet duidelijk wat de oorzaak was. Tijd om het minihuisje alleen nog maar als postadres te gebruiken. Maar wel de huur blijven betalen. Eens kijken of we met elkaar konden leven. Samenwonen op proef, zou rust brengen.

Wat een heerlijkheid als hij tijdens de middagdienstweek laat in de avond thuiskwam. Dan was het eten klaar en iemand die op hem wachtte. Tijdens de dagdienstweek werd ik verwend. Mo stond al te koken als ik thuiskwam van mijn werk en nam ik het over. Natuurlijk waren er wel mindere zaken.

Hij was zo vreselijk precies dat er nog geen kopje op het aanrecht bleef staan als we naar bed gingen. Ik ben altijd een chaoot geweest en een rommelkont. Knutselen deed ik niet meer, het gaf rommel waar Mo zich aan ergerde. Op een dag trof ik hem na mijn werk aan terwijl hij het bankstel in de boenwas zette. De salontafel stond op zijn kop en de poten blonken.

Voor mij hoefde dat allemaal niet, wat is er mis met een doorleefde tafel?

Als we samen boodschappen deden werd elk stuk groente of fruit betast en bekeken. Hij wilde waar voor zijn geld. Ik gunde de kooplui dat ze ook van het iets mindere afkwamen, of bij de super een pak rijst met een deuk. Dan waren ze daar ook vanaf.

Halal vlees kocht hij bij de Islamslager in Geleen. Daar ging hij altijd alleen naar toe. Waarom eigenlijk! Ik zou wel eens mee willen gaan. Dat vond hij geen goed idee. Natuurlijk ging ik op een dag gewoon mee. Het werd spitsroeden lopen. Ik werd bekeken en er werd over me gesproken. Dat had ik wel door. Ik kon alleen niet verstaan wat er werd gezegd. Mo werd er nerveus van. Ik zag wel dat het moeilijk voor hem was.

Later thuis legde hij me uit dat de meeste Arabische mannen die in Leenhout woonden van laag allooi waren een Nederlandse “vlinder” erop nahielden. Zo werd ik ook bekeken en werd gevraagd of hij zijn vlinder wilde delen, daar kon hij niet tegen. Ik was geen “vlinder!” Hij kon niet vertellen dat we een serieuze relatie hadden volgens hem. Dan werd hij uitgestoten. Hij bewandelde de weg van de minste weerstand en vond het beter dat ik in de schaduw bleef.

Nou, zo zat ik niet in elkaar, ik hou niet van stiekem. Rechtdoorzee zou ik de strijd aangaan. Volgens Mo had hij dan geen leven meer op zijn werk. De mening van menige Arabier waar hij mee samenwerkte was een serieuze relatie aangaan met een maagdelijk veel jonger meisje uit eigen land.

Tot aan die tijd een “vlinder” aanschaffen voor de fysieke behoefte. Het was beter iedereen in het ongewisse te laten vertelde Mo. Daarom hield hij me weg van zijn collega’s en Arabische kennissen. Hoe minder ze wisten hoe beter! Als ik geen Arabier zag, kon ik me ook niet verspreken. Mijn spontaniteit en openhartigheid, daar was hij niet zo blij mee. Het was allemaal de schuld van klassieke denkbeelden was zijn mening. De islam werd in elk land anders geïnterpreteerd. Tunesiërs met de bijbehorende moderne opvattingen waren in de minderheid. In heel Nederland waren er in die tijd maar een stuk of 300.

Zijn verhaal voelde nogal dubbel. Dus hij kwam niet voor me op? Alsof hij zich schaamde leek het wel. Dat vond ik teleurstellend. Het kiezen voor de weg van de minste weerstand vertelde iets over zijn mindere persoonlijkheid. Eigenlijk best slap, al begreep ik het ook wel. Oh, wat was het allemaal moeilijk! Ik probeerde begrip op te brengen, zoals hij begrip opbracht voor het feit dat hij niet echt welkom was bij mijn familie die grotendeels racistisch was.

Hij moest verdragen dus moest ik ook maar verdragen? Ik zou met hem op een eiland willen zitten, ver van Arabieren en Europeanen.

Ons eiland

Op ons eiland van geluk was er niets aan de hand. Als we de wereld maar buitensloten. Overal was een oplossing voor. Naar Eindhoven gingen we gewoon niet meer. Of ik ging een dag alleen. De collega’s van Mo werden na werktijd ook gemeden. Hij ging regelmatig naar een café waar hij ze trof. Daarna kwam hij steevast timide naar huis en teveel aangeschoten. Na zo’n avond vertelde hij eens dat hij nog niet wist of hij de huur wel wilde opzeggen van zijn minihuisje in Terhagen.

Nou, dan niet! Alles was zo moeilijk. Was ik wel de juiste voor hem? Hij werd behoorlijk negatief beïnvloed. Als hij bij “zijn” mensen was geweest leek hij wel gehersenspoeld. Na een dag was hij dan wel weer de vertrouwde man die ik kende. Maar toch…..Wat ging er echt in hem om? Welke Mo was echt? Hij was zo wispelturig. Waren alle Tunesiërs zo? Hoorde dat bij hun cultuur?

Nu in 2024 weet ik dat hij als een kameleon de kleur aannam van de persoon waar hij mee omging.

Er waren ook periodes van grote blijheid. Lange wandelingen in de winterkoude. We liepen uren door het bos en langs het water van het Julianakanaal.

Decembermaand. Er werd een mega kerstboom gekocht die met veel gelach driehoog de trap werd opgesleept. Rode en gouden kerstballen kwamen erin. We deden bijna alles samen, maar kerstcadeautjes kopen wilde ik alleen. Als ik dan lange tijd wegbleef wilde hij steeds weten waar ik was geweest. Geen zin hoor om dat uit te leggen! Het werd onze eerste ruzie.

Hij moest me niet altijd zo op mijn huid zitten. Als ik niet steeds wilde vertellen waar ik was geweest, zou het volgens hem wel iets zijn dat niet door de beugel kon. Hij bleef van zijn gelijk overtuigd en na een tijdje vergaf hij me mijn zogenaamde “misstap” en werd ik in zijn ogen steeds een beetje slechter, terwijl ik geen misstap beging. Ik kon er laaiend over worden.

Ruzie is niet leuk. Ik betrapte mezelf erop dat ik steeds duidelijker aangaf waar ik naartoe ging. Duidelijkheid voorkwam ruzie.

Nu 2024 weet ik dat ik de “tango met hem danste” oftewel ruzie probeerde uit de weg te gaan en op een horige manier van hem hield. Ik onderwierp me… en hij nam.

Er was zoveel wat overwonnen moest worden. Soms trof ik ergens een kennis en dan werd bijgepraat. Een oude vriend van de cursus. Ergens iets drinken?..... Daar schrok ik voor terug. Als ik later thuis zou zijn was er weer argwaan en ruzie. In die tijd waren geen mobiele telefoons om even het thuisfront te bellen.

Liegen kan ik niet. Verzwijgen wel! Meer en meer verzweeg ik dergelijke ontmoetingen en ging ze zelfs uit de weg door weg te duiken als ik een bekende zag. Daar voelde ik me dan weer schuldig over, want ik was van nature niet achterbaks. Omdat ik toch nergens op inging vroegen mijn collega’s, vrienden en kennissen me niet meer. Op een gegeven moment was er nog maar een enkeling over.

Nu in 2024 weet ik dat loverboys ook zo met hun slachtoffers omgaan. Ze kappen alle banden af om het meisje helemaal van hen afhankelijk te maken. Het gedrag van Mo leek daar veel op... Ik was degene die zich aanpaste en inleverde, hij niet. Ik was zijn eigendom geworden als een afgericht dier.

Binnen de contouren van ons eiland was er groot geluk. Daar doe je toch alles voor. Cadeautjes onder de boom. Een mooi hemd en een apart soort leren broekriem voor hem.  Een aftershave die bij hem paste.

Nee, geen nachtmis in de kerk. Evenmin een bijeenkomst in de moskee. We gingen uit eten in een restaurant in Geleen en daarna? Was er de warmte van ons huis. Een glaasje wijn en de liefde, daar doe je toch ALLES voor. Een nooit gekend gevoel dat ik als ongewenst kind ontberen moest…

De pakjes werden uitgepakt. Er was crème de parfum van Fenjal met deodorant en bodylotion van hetzelfde merk. Alles dezelfde geur. Hij had smaak, mijn lief…nou ja, dat was niet zo moeilijk, het was mijn merk.

Voor het eerst voelde ik me meer dan honderd procent vrouw. Dat kwam door hem…en de roze bril die ik ophad. Het gevoel dat hij me aantrekkelijk vond wilde ik behouden.

Daar deed ik bijna alles voor. Een uitstapje met Nelleke sloeg ik af om Mo niet alleen te hoeven laten maar vooral om problemen uit de weg te gaan. De verjaardag van mijn vader werd afgedaan met een lang telefoongesprek en een kaart. Nooit meer vroeg ik om mee te gaan naar de Arabische winkel in Leenhout, waar hij zo zenuwachtig van werd. Ik werd niet geaccepteerd in zijn wereld en hij niet in de mijne. Dus hielden we onze werelden gescheiden.

We kozen voor elkaar in ons coconnetje en samen meden we steeds meer de buitenwereld.

Op een gegeven moment begon het te benauwen, hoe lief hij me ook was. Ik wilde ook eens wat alleen doen. Het brak me op, een verstikkend gevoel. Heimwee naar de tijd dat ik het zelf helemaal voor het zeggen had. Ik moest er eens eventjes uit. Daarna zou het wel weer gaan. Winkelen en ergens koffiedrinken met Nelleke. Dat moest toch kunnen? Eventjes weg van het eiland….. Kort en zakelijk deelde ik aan Mo mee: komende zaterdag zou ik met Nelleke gaan winkelen. Hoe laat ik thuis zou zijn? Ik zou wel zien!

Ik zag Nelleke te weinig. Een lange dag met haar leek me zo heel erg fijn. Oh, het was geweldig! Het was als vanouds, al wilde Nelleke niet over Mo praten. Dat was wel vreemd. We dronken uitgebreid koffie, gingen ergens lunchen en ik vertelde over de Arabische winkel aan het eind van de straat. Samen zijn we er nog naartoe gegaan. Nelleke wilde het winkeltje wel eens zien. De bijzondere groenten en fruit, de rekken vol verschillende soorten bonen en couscouskorrels. De meneer achter de toonbank kende me nog en vroeg of ik nog met Mo was. “Ja hoor!” Toen begon hij met Nelleke aan te pappen. Die was daar niet gelukkig mee.

We waren zo buiten en opeens besefte ik dat Mo met deze spontane actie niet blij zou zijn. Dat overkwam me wel meer, een spontane actie zonder over de gevolgen na te denken. Thuisgekomen vertelden we in geuren en kleuren hoe de dag was geweest, inclusief de Arabische winkel. Mo moest maar eens leren dat winkelen met een vriendin heel gewoon was. En de Arabische winkel bezoeken ook zonder bedoeling kan zijn.

Die avond nadat Nelleke vertrokken was barstte de bom. Hij verdacht me ervan dat ik met opzet naar die winkel was gegaan. Misschien wilde ik een ander. Of wilde ik hem belachelijk maken. Ik kreeg niet de kans om alles nog eens uit te leggen. Mo was niet voor rede vatbaar en vertrok laaiend naar Elsloo. Het grootste gedeelte van zijn kleren nam hij mee…..

De stilte en de kou.

Natte sneeuw en hagel. Het kerstspul opgeruimd. Het warme goud en rood. Een wit gezichtje in de spiegel en de stilte in huis. Winter! In mijn hart en in de straat. Natte kliederboel en dikke jassen. De lege plek in mijn bed en de krant die niet gelezen werd. De moeizame dagelijkse weg naar mijn werk en een leeg huis waar niemand op me wachtte.

Het werd heel stil in mij. Als na een druk verjaardagsfeest wanneer de gasten zijn verdwenen. Vuile ramen en de winterkou die erger leek dan ooit. Stof op de meubels. De fut was eruit! Een hele zondag in bed met een boek. De bel en de telefoon uitgetrokken. Ik wilde even niemand zien en met niemand praten. De wereld was voor mij even opgehouden met draaien. Van iemand houden maakt een mens heel kwetsbaar.

Het leven moest door. De was en de boodschappen. Soms, huilend als een klein kind, als ik bijvoorbeeld een pluk kroeshaar in de haarborstel vond. Of een Tunesische krant tussen het oud papier. In de brievenbus lag een briefje van Nelleke. Ze was aan de deur geweest, de bel stond uit terwijl het licht brandde in de slaapkamer. Misschien was ze Mo tegengekomen en de tamtam deed de rest.

Op een dag, onderweg van het winkelcentrum naar huis, zag ik hem opeens het trappenhuis binnengaan. Vanaf een afstand stond ik te kijken… roerloos… De sleutel was ingeleverd bij zijn vertrek, dus kon hij niet binnen. Heel stilletje heb ik daar gestaan, en zijn slanke gestalte nagekeken. Even later heb ik me weer omgedraaid het winkelcentrum in. Ik wilde hem niet meer zien en niet meer ontmoeten. Hoe kon het ooit goedkomen. Als hij al die slechte dingen van me dacht had onze relatie geen toekomst.

Ik werd zo beroerd van de slapeloze nachten. Al dat malen en het gemis. Mijn zus maar eens opzoeken. Ze begon er natuurlijk ook weer over….. Een allochtoon was volgens haar altijd zo minderwaardig. Daar haalde ik mezelf mee omlaag. Ik ben maar kort gebleven en heb wat rondgewandeld in de stad. De laatste trein naar huis.

Terwijl ik in mijn tas de huissleutel zocht, kwam uit een schaduwhoekje van het trappenhuis zijn bekende gestalte tevoorschijn. “Annemiek, kunnen we praten?” Wat zag hij er slecht uit. Donkere kringen onder zijn ogen en zijn gezicht leek smaller dan voorheen. “Jij praat, ik luister!” was mijn antwoord. En terwijl de koffie doorliep kwam er een verward verhaal. Over collega’s die hem negatief hadden beïnvloed met hun praatjes en roddels.

Omdat ik een gescheiden vrouw was deugde ik niet volgens hen. Ik was in die Arabische winkel geweest omdat ik ook wel eens een andere Arabier wilde, volgens hen….. Volgens hen! Volgens hen! ”En jij gelooft dat allemaal Mo?”

“Nee, nu niet meer.” Stilte! En terwijl ik bedacht hoe gemakkelijk hij te beïnvloeden was, zat hij daar maar in stilte. Voorovergebogen, zijn grote handen op zijn knieën. “Ik zal ze niet meer geloven Annemiek. Geef een chance.” Er liep een eenzame traan over zijn wang en er zat een vlek op zijn anders zo vlekkeloze broek. Mijn hart ging naar hem uit. Ik moest nadenken… Of er nog een nieuw begin kon zijn!

Ik werd zo moe en wanhopig van alle roddelverhalen die degene die “van me hield” zomaar geloofde….. Maar wat miste ik hem!

Een tweede kans.+++

Wanneer zou hij voor het laatst hebben gegeten? “Eet je Gops (broodje) mee?” vroeg ik aan hem. Ik hoefde eigenlijk niets maar deed het voor hem. De tafel werd gedekt met wat kaas en tomaten. Broodjes uit de diepvries gehaald en even in de oven gezet. Eieren werden gebakken en verstolen aftastende blikken gingen heen en weer. Ik wilde zijn moede hoofd zo wel tussen mijn handen nemen en die diepliggende ogen kussen. Een lach om die prachtige mond brengen. De rimpeltjes gladstrijken. Wat leek hij smal.

Eerst maar eens praten waarom alles zo gelopen was. Ik wilde weten waarom hij steeds weer zo wantrouwig werd.

Er was geen reden voor. Omdat “anderen” (overwegend Arabische collega’s) dachten dat ik een “vlinder” was?

Dat was ik niet en ook niet van plan te worden!

Mo wist dat toch? Ik was niet zoals de vriendin van Abdessalem, die de een na de andere Arabier wilde uitproberen. Mo moest tegenover zijn vrienden/collega’s  daar duidelijker over zijn.

Toen vertelde Mo eindelijk wat er allemaal in hem omging. Het bracht wat begrip.

Een moslim begint zelden of nooit een serieuze relatie met iemand van een andere godsdienst. Alleen als ze werd “bekeerd”. Dat wilde ik toch niet? Nee, dat wilde ik niet. Verder had ik alles tegen. Ik was gescheiden (tweedehands) en geen moslim. Iedereen van “zijn wereld” nam aan dat ik een “vlinder” was. Alles wees erop. Regelmatig werd hij aangesproken dat hij best een aardige “vlinder” op had gedaan.

Voor de rust liet hij dat maar zo. Hij ging gewoon de strijd niet aan. Best slap, maar ook begrijpelijk. Puur uit zelfbehoud en zette hij mij hiermee in een verkeerd daglicht! Er werd heel negatief gesproken over dergelijke vrouwen. Als hij daar lang genoeg naar luisterde, bleef er wel iets van hangen begreep ik.

Als hij serieus voor me koos moest hij voor me opkomen. Ik ging mezelf zeker niet langer meer opsluiten om ruzie te voorkomen en wilde ook samen met hem uit.

Mo moest me voor de Arabische vrienden duidelijk als partner naast zich plaatsen en aangeven dat ik geen vlinder was. Doordat Mo niet duidelijk was over de aard van onze relatie werd er jacht op me gemaakt. Jacht op “vlinders” staat vrij. Vlinders waren immers algemeen bezit. In hun cultuur was ik zeer geliefd: mollig en licht van huid. Regelmatig sprak een Arabier me aan met de vraag: ben je nog met Mo? Zo niet dan was er interesse wist ik om (tijdelijk) overgenomen te worden…..omdat hun vrouw in het thuisland zat en/of ze verloofd maar nog niet getrouwd waren. Soms bleef een huwelijk jarenlang geheim al heb ik dat ook bij Nederlanders gezien. Getrouwde mannen met kinderen die uitgingen en deden of ze vrijgezel waren.

Trouwen deed een Arabische man meestal met een veel jonger meisje van eigen volk. Maagdelijk en van goede familie. Hoe wist ik zeker of Mo serieuze bedoelingen had als hij niet openlijk voor me uitkwam? Ook iets om over te denken. Ik moest rekening houden met het feit dat het eens over zou zijn. Serieus of niet. Het bleef een moeilijke relatie. “Houden van” was niet eens genoeg. Toch gingen we het weer proberen. Geen mens krijgt een garantiebewijs voor levenslang samen gelukkig zijn.

Binnenkort was mijn moeder jarig. Ze moesten maar wennen aan mijn donkere vriend. Openheid. Maar toch waren we alweer aan het verzwijgen. Omdat we niet steeds problemen wilden bespreken. Ik verzweeg dat de buren over ons roddelden in het trappenhuis. “Zij die zich met buitenlanders ophoudt.” Dat was over mij. Er werd ook heel negatief over me gedaan door Nederlanders. Ik hield me niet  met buitenlanders “op”. Ik had een Noord-Afrikaanse vriend. Dat was iets heel anders. Dachten ze soms dat ze meer waard waren omdat ze blank waren? Was ik voor de buren ook al een “vlinder oftewel een snol?” Dit soort gebeurtenissen verzweeg ik voor Mo….. Waar lag de grens? Wat wel en wat niet verzwijgen? Ik wilde vooral de vuiligheid uit onze relatie houden en verder wilde ik ook wel eens op stap met een vriendin.

Eerst maar eens naar Eindhoven. De verjaardag van mijn moeder. Al mijn broers en zussen waren aanwezig. Oh, wat was het zwaar….. God wat was DAT zwaar! Mo, die niet van honden hield en die grote zenuwachtige Dobermann van mijn vader die hem steeds maar weer opzocht. De hond leek zijn angst te voelen. Een van mijn broers wilde grappig zijn. “Ken je die film van die slaven (kunta kinte) die door honden werden achterna gezeten? Honden ruiken of het een slaaf is of niet.” Er werd wat gegrinnikt. “Hed jullie Annemiek unne zwarte?” vroeg tante Mien iets te hard.

Mo zweeg met een verbeten gezicht. Hij verstond het woord “zwarte” wel. Niemand richtte het woord tot hem. Hartelijkheid was er niet. Wat een stress. Maar niet te lang blijven. Onderweg naar huis deden we of het wel meeviel. Maar dat was niet zo. Het viel helemaal niet mee!

We deden alsof, omdat we verder wilden met elkaar. Waar waren de afspraken nou? We wilden toch alles doorpraten? De uren die we bij thuiskomst samen doorbrachten waren zo vol liefde en troost dat we maar zwegen over de dag. Streep er weer onder. Twee verliefde mensenkinderen die schuilen bij elkaar…..

Nellekes verdriet...

Waarom kwam ze niet meer zo vaak? Nelleke, mijn hartsvriendin. Wat was er nu eigenlijk? Waarom wilde ze onlangs tijdens onze dag winkelen niet over Mo praten? Ik zag haar minder en minder. Wat was er nou…..?

Uiteindelijk ben ik maar eens naar haar toegegaan. Tijd voor een openhartig gesprek. Deed zij tegenwoordig ook aan discriminatie? Nee toch? Ze gaf nooit aanleiding zo te denken. Ze was een wereldmens. Haar gezellige flatje met de meubeltjes die ze van haar oma kreeg. De rode kater en de lapjeskat maakten het nog gezelliger. Overal lagen wel muziekinstrumenten. Een gitaar. Een mandoline. Muziekpapier.

Haar huis was helemaal Nelleke. Het lange haar gedragen in een vlecht. Een plectrum tussen haar tanden terwijl ze dromerig speelde op haar gitaar. De lange zigeunerrok en de blote voeten. Wat hield ik van haar. Ze kleurde mijn kinderjaren en strooide roze bloemen in de hardheid van mijn jeugd. Ik ben niet altijd goed met haar omgegaan en daarover was wel eens een spijtgevoel. Nam ze me misschien toch iets kwalijk? Ze sprak daar niet over.

Er volgde een moeilijk gesprek. Eindelijk hoorde ik wat haar bezighield. Ze hield van Mo. Ze kon het niet verdragen hem te zien in mijn huis. Hij had gekozen. Haar zus was ook al verliefd geweest. Het gaat altijd over. Haar zus had inmiddels een ander vriendje. Voor Nelleke zou er ook iemand komen. Veel later hoorde ik dat het ook zo was gegaan….. Ik zag haar nooit meer na die zomer van weleer. Ze koos voor afstand om Mo te vergeten…

De jeugdjaren met Nelleke werden kostbare herinneringen, waar geen nieuwe meer bijkwamen. Zij koos voor deze weg… die ik moest respecteren. Vanaf dat moment zijn onze wegen gescheiden. Het was een verschrikkelijk veel te zwaar offer. Dagen, maanden en jaren later kon ik nog huilen om dat grote verlies! En eens…..zal ik haar ergens tegenkomen en vertellen dat het me spijt als ik haar ongewild heb gekwetst en vertellen hoeveel ik van haar hield! Nu in 2024 weet ik dat die dag ook is gekomen, maar dat is een ander verhaal.

 Ik kleur je dagen met zonneschijn!

Als je echt van iemand houdt wil je niet dat hij lijden moet. Ik verzweeg weer meer en meer om de pijn weg te houden. Dat deed ik en hij misschien ook wel?  Ondanks eerdere afspraken. Hij en ik samen….. dan was alles goed! Zonder Arabische mensen van zijn werk en zonder mensen van mijn familie, collega’s en/of kennissen. Een enkele keer kwam nog een zus of broer uit Eindhoven. We hadden het echt wel geprobeerd en gaven het op. Alleen nog maar samen. Vredige wandelingen langs het kanaal. Hand in hand terwijl ik luisterde als hij vertelde over “mijn land” zoals hij gloedvol vertellen kon.

De zomer…..de zwaarste tijd in Tunesië, als alles verdroogde op het veld. Dat was de tijd van citroenen en sinaasappels, de pepers en de paprika’s. Ze rijpten en kleurden in de hitte. Het vele water geven.

Hij was zo mooi als hij vertellen kon. Over hitte en zandstormen. In geen enkel huis was er verwarming, dat hoefde niet. Je wist niet beter. Soms kwam er een dagdeel lang geen water uit de kraan. Ik zag het allemaal voor me. We spraken niet over de problemen die we dagelijks ondervonden. Zo gauw we samen buitenkwamen was het spitsroeden lopen. Door het verschil van huidskleur vielen we altijd op. Vooral vrouwen keken vaak naar hem en meteen daarna naar degene die ernaast liep.

We spraken niet over het feit dat er geen post of telefoontjes meer van mijn familie kwam. Alleen hij en ik. Dan waren er geen problemen. In het weekend ging Mo wel eens marathon lopen langs het kanaal, kilometers ver. Ik fietste er achteraan om de kilometers op te nemen. Zijn lange benen en zijn frêle bouw waren uitermate geschikt voor atletiek. Hij wilde conditie opbouwen. Steeds een snellere tijd. Als hij nu eens meedeed met wedstrijden? “Nee hoor!” Daar had hij helemaal geen zin in.

Nu in 2024 weet ik dat Mo altijd problemen kreeg met andere mensen. Als klein kind op school en thuis met zijn familie was hij al het zwarte schaap geweest. Met zijn kamergenoot in Elsloo en op zijn werk. Omdat hij niet de moeite nam om de Nederlandse taal te leren, werkte ook negatief en “hoorde “ hij altijd wel iets anders dan wat er werd gezegd. Hij had vaak zijn eigen negatieve invulling van wat “men” van hem dacht en zag dat als de waarheid. Onze relatie was daardoor extra moeilijk.

We werden op den duur mensenschuw volgens mij. Ook steeds weer botsen op discriminatie is niet leuk. De vragen van  mijn collega’s of “hij” me niet sloeg of opsloot. Al die kritiek. Bij een Arabier heb je immers niets te vertellen volgens hen.

Bij een vrouw zou hij het niet laten. Ze mochten er vier hebben volgens mijn collega’s. Hoe feller de discussie hoe meer ik het voor Mo opnam. Ze wisten alles veel beter leek het wel. Dan vertelde ik hoe gelukkig ik was bij Mo. Nee! Hij sloeg me zeker niet en hielp in huis. Zijn perfecte lichaamsverzorging en zijn uitstraling daar kon menige man niet aan tippen.

Bij hem voelde ik me de mooiste vrouw van de wereld terwijl ik dat echt niet was. Ik vertelde over de Islam en hoe in elk land de godsdienst anders geïnterpreteerd werd. Tunesië is het meest Europees gericht omdat het aan de kop van Afrika ligt onder Italië.

Een echtgenote was de norm en studerende vrouwen vooral in grote steden. Zijn zussen studeerden. Een man met vier vrouwen? Dat was in Saoedi-Arabië en soms in andere landen in Afrika. In Tunesië zeer zeker niet. Ja, ja, wie gelooft is zalig! Er werd meelijwekkend naar me gekeken. En stiekem werd ik uitgelachen. Mijn collega’s geloofden er niets van. Studeren? Waar moesten ze dat in die landen van betalen… Die Mo kon mooi vertellen volgens mijn collega’s.  Als hij naar Nederland kwam om te werken waren ze echt niet zo rijk. Alles was uit zijn duim gezogen volgens hen.

De gegoede familie? Wat naïef om dat te geloven….. En dan gastarbeider zijn? Zijn vader dood? Die kon dus niet bevestigen dat hij ambtenaar was geweest.

Ik kon net zo goed tegen de muren praten; niemand luisterde of geloofde me. Omdat ik het te rooskleurig voorstelde misschien? Mo legde het slimmer aan. Die vertelde gewoon zo weinig mogelijk. Mo verzweeg veel.

De weg van de minste weerstand, daar hield hij van. Niemand had iets met onze relatie te maken alleen hij en ik. Af en toe, als hij moe van zijn werk kwam en weer beïnvloed leek, stelde hij wel erg veel vragen. Dan leek hij weer gehersenspoeld. Waar ik was geweest na mijn werk? Bij de buurvrouw? Hoe lang en waarom? Daar kregen we dan ruzie over.

Hij moest me vertrouwen zoals ik hem. Door de buitenwereld kregen we altijd weer ruzie. Het lag dus aan de buitenwereld volgens Mo. Maar natuurlijk is dat niet zo. Als een relatie sterk en gezond is sta je stabiel tussen de mensen en kan je alle kritiek en discriminatie aan. Onzekerheid en jaloezie waren zijn mindere karaktertrekken. Het ging met hem op de loop en dan zag hij dingen die er niet waren.

Even later was het dan weer goed als we elkaar bewezen hoe fijn het samenzijn was. We kleurden onze dagen voor elkaar in zonneschijn….. ”Houden van” is geven en verdragen. Schaduw weghouden bij degene die je liefhebt.

Het ging ons steeds beter af. Of ging het MIJ steeds beter af…..?