zaterdag 20 juli 2024

Weekend verhaaltje...

 Beste mensen,

Geniet van het extra weekendverhaaltje

Annemiek.

Mijn werkweek.

Elke morgen om acht uur zat ik op de fiets naar mijn eerste werkgever, nou ja werkgever… Officieel zat ik nog op school, de VGLO die ik zo had verfoeid omdat ik niet naar de ULO of HBS mocht. Toch was ik graag nog een half jaartje op de VGLO gebleven.

Alles beter dan koelie bij de bakker, kinderarbeid, zwart werk, nou de bakker zou het weten hoor, dat had ik me voorgenomen.

Ik zat vol woede in die tijd, wat na verloop van tijd overging, en ik de voordelen zag van mijn baantje.

Voorlopig moesten ze allemaal wennen aan de zus van Gerrie, die zo anders was geweest. Tegenpolen qua uiterlijk en karakter meende mevrouw. “Niet zo vriendelijk als je zus,” meende de bakker. “Niet zo volgzaam”, volgens mij.

We wenden aan elkaar en ik ging houden van de bakkerij.

In de vroege morgen als het wit- en bruinbrood lagen af te koelen op de rekken, de geur en de warmte van de oven. Dan moest ik altijd even door de bakkerij lopen voor een of ander klusje achter de oven of zo.

Wat had ik graag als knecht in die bakkerij gewerkt, het wonder van rijzen en kneden. Die prachtige rijen peperkoekenmannen die tegen Sinterklaas uit een machientje rolden. Mooi plat deeg, dat op bakplaten de oven inging.  Daar gingen ze groeien en groeien, de geur ervan vergeet ik nooit meer. Het inpakken in cellofaan van die “peperkoekmannen”, zelfs dat mocht ik niet, ik was voor het huishouden.

Dat was mooi werk geweest voor mijn zus, ik hoorde liever bij de mannenwereld. Het fijne werk……daar was ik niet zo goed in. Ik was het ook niet gewend. Omdat mijn linkeroog vanaf mijn geboorte niet goed functioneert heb ik nogal problemen met afstanden inschatten.

Er zijn wat beeldjes van de kast gevlogen in die tijd. Wel was ik veel sterker dan mijn zus, en vooral niet bang voor de ratten en muizen op de meelzolder.

Brood sjouwen van de bakkerij naar de winkel, was ook een van mijn taken. Al dat werk was voor mijn zus gewoon te zwaar geweest, vooral die bakkerij schrobben op zaterdag, waar je met de platschop de ingetrapte zooi moest afsteken, nadat de vloer een half uur met sop had ingeweekt.

Elke dag had zo zijn eigen werkzaamheden, op maandag de was, net als thuis. Er was een betere wasmachine en zelfs een centrifuge, heel wat anders dan een wringer. De was op de lijn achterin de tuin, was een van de leukere klusjes, dan bleef ik treuzelen, blij even buiten te zijn.

Om twaalf uur werd er warm gegeten, dat zou ik moeten gaan klaar maken en was mijn zus zo goed in geweest. Mevrouw is daar nog aan te pas moeten komen, ik kon alleen maar stamppotten met te weinig groente maken, en spek en braadworst bakken. Wist ik veel hoelang een kotelet of stoofvlees moest! Ik kende dat soort vlees niet. Ik heb eens biefstukken een half uur op het fornuis gezet, je kon er je schoenen mee verzolen.

Elke dag was er een toetje, meestal yoghurt met gebroken koekjes erin, dat vond de bakker lekker. Nou ik toevallig ook!!

Er was koffie op z’n tijd en rond sinterklaas waren daar altijd gebroken speculaaspoppen bij, Aan dat “breken” deed ik driftig mee, dat koste me helemaal geen moeite. Het was de hemel op aarde; ik, die het thuis zo karig gewend was, voelde me in Luilekkerland.

Op dinsdag werd de strijk gedaan; ik herinner me de vredigheid van de warme keuken en de radio aan, Dave Berry die zong: “You’ve got this strange effect on me”, de geur van koffie en de stapeltjes was, de kinderen naar school.

Woensdag was een vreselijke dag, de slaapkamers een goede beurt, de rotzooi van de kinderen opruimen, onder de bedden met de zwabber, en me vergapen aan de studieboeken van de oudste zoon, die me regelmatig op zijn vrije woensdagmiddag kwam pesten. Waarom mocht hij wel studeren en ik niet?

Het huis was oud en bewerkelijk, met veel bij- en opkamertjes, vreemde gangetjes, een beetje muf. Ik zat boven wel eens een tijdje op een bed te dagdromen. Donderdag, dat was alweer wat beter, dan werden de woonkamer en de keuken gedaan, dan was het zo vrijdag, met de buitenboel.

De ramen wassen rondom het huis en de vaart vegen, soms bladeren harken onder de boom, dat hoorde meer bij mij.

De melkboer kwam tien liter melk brengen, daar kookte ik rijstepap van, op de kolenkachel in een grote edelstalen pan. Dat was precies werk hoor, steeds weer roeren, en opletten of het niet te hard ging, aanbranden was zo gebeurd. Ik leerde dat de rijst altijd nog wat dikker werd als hij afkoelde, dus op tijd van het vuur.

De roompudding voor de kruimelvlaaien koken was ook mijn werk, en de appels natuurlijk. Bergen appels heb ik er geschild voor de appeltaarten, dat voelde altijd wat feestelijk. Op mijn gemakje aan de keukentafel, terwijl de rijstepap sudderde, dan was ik echt belangrijk en al die rijkdom heb ik daar allemaal geleerd.

Soms kwam Frits, een student, om op vrijdagmiddag te helpen met vlaaien bakken. Dat waren feestdagen. De geur trok door het hele huis, daar moest ik soms wel naar gaan kijken, dat was sterker dan mezelf. “Let je op de rijst?” vroeg mevrouw dan wel eens in het voorbijgaan als ze me weer in de bakkerij trof.

 Dan lagen ook de prachtige lappen bladerdeeg af te koelen, dat werden de tompoezen op zaterdag. De uiteindjes mocht ik opeten als de tompoezen gesneden werden. Bijna zaterdag, de zwaarste dag van de week, dan moest de bakkerij geschrobd worden. Dan liep de werkdag wel eens uit tot 19.00 of 20.00 uur voor alles schoon was maar ook betaaldag, dan kreeg ik wel eens wat mee, van gebak dat over was gebleven.

 Mijn zus Petra kwam me soms afhalen van mijn werk, dan fietsten we via een landweggetje naar huis en aten een deel van het gebak lekker zelf op, in de zomer liggend in het gras, of gewoon naast de fiets. Als we thuis kwamen was voor de zusjes en broertjes wat minder waar ik me dan weer vreselijk schuldig over voelde. Van dat gevoel werd ik misselijk zodat ik niets meer hoefde…

 Annemiek.