Keer je naar de zon...
dan valt de schaduw altijd achter je...
Annemiek
Mijmering 65
2024.
Het is het weinige wat ik doe in de bijen/vlindertuin.
Het oude
looprek is onmisbaar in de rotstuin, ook als je alleen maar ouder bent en een
beetje stram.
Een grotere pan helpt nog beter… Vooral nu de opdrachten
van mijn hersenen naar mijn spieren steeds langzamer verloopt.
Tip 3… Een klein schimmelrandje is ontstaan in een voeg.
Daar stond een antiek bakje met dagelijks vocht erachter, en dan krijg je zoiets.
Het bakje hangt nu buiten aan een haakje… Lucht en droog houden voorkomt schimmel.
Tip 4… Nog steeds doe ik elke dag in de ochtend een klusje. Meestal een stukje van een grote beurt. De koelkast is weer aan de beurt en als de zon schijnt?
Laat ik alles uit mijn klau…eh handen vallen en fiets een eind weg… of werk in de tuin en vooral kijken…naar de grootheid van het kleine.
Tip 5… Wikken en wegen. Ik ben toe aan nieuwe alle dingen/ vaatdoekjes. De microvezeldoek?
De haakjes houden stof vast maar hebben ook een schurende werking op hoogglans oppervlakten,
glas en metaal maar ook aan je handen. Ik vind ze gewoon akelig aanvoelen. En
ja…ze bevatten microplastic net als de gele doekjes.
Katoenen
doekjes hebben dat niet en ze kosten 59 cent bij ACTION. Ze worden voorlopig
alleen bij het aanrecht gebruikt. Elke dag een schone en aan het eind van de
dag drogen op een lijntje (bij mij is dat aan de oude seringenboom.) Ik heb
tien stuks aangeschaft en worden ze in een pan met water en SUNSODA (of wat je
maar hebt) allemaal samen aan de kook gebracht. Het gaat om de temperatuur, want
op 60 graden of hoger sterft elke bacterie.
draaien.
Afstoffen
doe ik voorlopig nog met de gele doekjes en misschien later met de gewone
katoenen stofdoekjes van weleer. De commercie heeft ons door de jaren heen op
chaotische paden gestuurd…en of je daarin mee wil gaan maak je zelf wel uit.
De woensdagvriend noemt mijn vogelvoermand de supermarkt van de vogels.
Bij buren C. hangen vogelkastjes waar heftig in werd gebroed en leuk om te zien hoeveel vogeltjes daar in alle rust tot leven kwamen. De ouders hoefden maar naar mijn supermarkt te vliegen enkele meters verder… Ze hadden het al druk genoeg, al die snaveltjes te vullen.Ik ben de vakkenvuller en
neem die taak serieus…Gelukkig klimt Floor niet meer tegen het gaas omhoog om
een nest te plunderen… Ze is aan haar oude dag bezig, slaapt veel en leeft op luxe
hapjes…zolang ze kwaliteit van leven heeft blijft ze bij me heeft ze me vertelt.
En ik vond nog een paar klompjes onder de pottentafel... die werden tuindecoratie en wat zijn ze mooi...
Een verhaaltje over
gedeeld heimwee dat draagbaar werd… Hoe zwaar heb ik als kind heimwee
ervaren, de pijn van gemis van Heusden overheerste alles. De verhuizing was al
een tijd geleden. Ik wist dat we nooit meer terug zouden gaan. Het dorp Elsloo
in Zuid-Limburg was nu ons thuis. Vader had goed betaald werk bij de mijn.
Alles was nieuw… het huis, de wijk waar wij woonden en de straten. Een wereld van verschil met de oude vestingstad Heusden die me omarmde als een oude jas. Daar kon geen nieuw Elsloo tegenop.
Wat miste ik het Brabantse dialect, het voelde zoveel warmer
dan het Limburgse. In Limburg waren we vreemdelingen. We werden er niet
geaccepteerd.
Het gevoel van verlies is nooit echt overgegaan maar werd na
een speciale dag samen met vader draagbaar…
“Onze pap” vertelde op een dag dat hij op de brommer naar
Heusden zou gaan. Misschien heimwee, Ik weet het wel zeker. Het leek wel of hij
op bedevaart ging, en ik mocht mee! Waarom ik?
Als een dwaas zat ik achterop die brommer te lachen, met vlinders in mijn buik. Vader heeft aldoor gefloten en ik heb urenlang gezongen. Met soms een zucht tussendoor, van puur geluk.
Onderweg stopten we af en toe. Kramp en spierpijn, uren in
dezelfde houding op de brommer. Dat viel niet mee.
We liepen een stukje. Deden een plas, ergens in de struiken.
Aten een boterham uit het pakje brood voor onderweg en vader rookte een
caballero.
Eindelijk kwamen we aan in Heusden, bij tante Cor en ome Maarie. Het laatste stuk had vader zonder pauze doorgereden. Als een paard dat de stal ruikt.
Vader vertelde aan zijn broer en schoonzus in geuren en
kleuren hoe goed we het in Limburg hadden. Hoe mooi het huis en hoe goed het
werk was. Dat hij er beter verdiende dan ooit bij de scheepswerf in Heusden.
Hij klonk erg enthousiast, een beetje “te”.
We dronken koffie en tante Cor maakte wat eten. Ome Maarie
stelde voor een keer met de motor te komen kijken met tante Cor in het zijspan.
Corma het poedeltje moest dan ook mee… Ze reden het liefst s ’nachts dan was
het minder druk op de wegen…
Later werd vader wat stiller en hebben we rond gelopen door de oude straten, langs alle bekende plekjes. De Demer en de Wal, het oude stadhuis met het carillon en de botermarkt. Bij de haven, beschut door de eeuwenoude vestingmuren, hebben we lang gestaan…
Er was weer een schip in aanbouw bij Verolme Scheepswerf. Er lagen wat roeibootjes langs de Maas en vader keek heel lang naar al dat vertrouwde waar we zoveel van hielden.Toen heb ik nog zijn hand gezocht…
misschien voelde ik wat we verloren hadden? We hoorden er niet meer bij. Het
was niet meer “bij ons thuis in Heusden.” Hoe had hij het ooit kunnen verlaten!
Welke rol heeft moeder daarin gespeeld? Voor haar was geld
altijd belangrijk. Voor vader was moeders welbehagen belangrijk. Heeft hij zich
laten ompraten? Had hij spijt? Ik kan het niet meer vragen!
Voor “ons pa” is Heusden altijd thuis geweest. Tientallen jaren later had hij het er nog steeds over. Om naar huis te gaan als hij niet meer hoefde te werken. Het heeft niet zo mogen zijn. Ik had hem zo graag gezien aan de Maas. Met zijn vishengel, net als vroeger.
Opeens was er die hersenbloeding geweest, waar hij nooit
helemaal van herstelde. Toen had hij niets meer te willen. Toen maakte zijn
vrouw voorgoed de dienst uit en zij wilde niet meer terug.
Die dag daar aan het water van de Maas, mijn handje in de
zijne besefte ik, hoe jong ook, dat vader heimwee had. Ik voelde zijn verdriet
bij de oude stadsmuur.
We hebben stil afscheid genomen van het vertrouwde en
stapten weer op de brommer. Toen werd er niet meer gezongen of gefloten
onderweg. De weg terug leek veel langer. Toen het begon te regenen, waren we
toch blij dat we bijna in Elsloo waren. Een dak boven ons hoofd, de tafel
gedekt. Toen vertelde vader aan moeder dat “die armoedzaaiers” in Heusden het
lang niet zo goed hadden als wij, in Limburg. Hij vertelde wat ze wilde horen…
Annemiek